Essay | Thoreau teleurgesteld – Een geschiedenis van drie bergbeklimmingen

Ik ging naar de bossen omdat ik doelbewust wilde leven, slechts de essentiële feiten van het leven onder ogen wilde zien en om te zien of ik ervan kan leren; en dat ik niet, zodra ik zal komen te overlijden, erachter kom dat ik helemaal niet geleefd heb.

Henry David Thoreau, Walden (1854)

De natuur heeft altijd het decor van ons handelen gevormd, en omgekeerd heeft ons handelen invloed gehad op de natuur. Maar door de vaart die de technologisering van ons alledaagse leven neemt, lijkt de mens het natuurlijke toneel bijna ontgroeid te zijn. Dagelijks worden we geconfronteerd met beelden en verhalen van de schade die wij de natuur berokkenen, een impact zo groot dat we ons huidige geologische tijdvak zelfs het Antropoceen noemen: het geologische tijdvak waarin de negatieve invloed van de mens op de wereld onuitwisbaar is geworden. Tegelijkertijd houden we een Romantisch verlangen naar onze ‘ongerepte’ natuur in stand. Maar hierbij rijst vanzelf ook de vraag hoe onze verhouding tot de natuur is veranderd en hoe wij deze schijnbare hypocrisie kunnen verantwoorden.

Mount Everest – het heden

Vandaag de dag blijft de mens zijn grenzen opzoeken om zijn eigen overheersing over de natuur te vieren – een aangelegenheid die op steeds individueler basis en schijnbaar zonder ontzag ervaren dient te worden. Dat bleek wel uit een piek aan wereldwijde nieuwsberichten vanaf 24 mei 2019, toen de Mount Everest in het middelpunt van de media- en publieke sensatiezucht kwam te staan. Rijen van honderden, soms zelfs onervaren maar steevast verwende toeristen werden gefotografeerd op de top van de hoogste berg van de wereld, duwend en dringend om die unieke, maar dertien-in-een-dozijn-instagramfoto te maken met gevaar voor eigen, maar bovenal ook andermans, leven. Het fenomeen hield de gemoederen flink bezig.

Noordelijke col van de Mount Everest

Problematisch is vooral dat een sterk gecommercialiseerde klimindustrie is ontstaan in Tibet en Nepal. Het eeuwenoude beroep van sherpa is tot niet-erkende pakezel gedegradeerd, terwijl de klimmers in verwarmde tenten slapen en zelf geen materialen hoeven te sjouwen. De toeristen, om Edmund Hillary te parafraseren, de eerste die Mount Everest trotseerde, beklimmen de berg niet uit respect voor de natuur, maar voor de bragging rights die het oplevert. De Everest is geen werkelijke uitdaging meer, maar slechts het zoveelste recreatieve uitje. De alleruiterste ervaring, het relativeren van het eigen bestaan in het aangezicht van tijdloosheid, het doelbewuste en zelfredzame leven waar Thoreau naar op zoek ging, is ver te zoeken.

Mont Ventoux
– de veertiende eeuw

Anders was het toen Francesco Petrarca op 26 april 1336 de Mont Ventoux beklom. Hij noemde zichzelf de eerste die een bergtop bereikte puur om van het uitzicht te genieten. Zijn kijkgedrag is de drempel van de Middeleeuwen naar de Vroegmoderne Tijd: voor de renaissanceman die hij was, viel de wereld op zijn plaats toen hij voor het eerst de aloude woonstee der goden beklom en alles van bovenaf bekeek. De enige zaligmakende ontmoeting die hij er echter aan over hield, was met zichzelf: hij ondervond een geheel nieuw zelfbewustzijn. Bovenop de top, zo schrijft hij aan zijn biechtvader Dionigi, door de ongewone, ijle lucht en het effect van het enorme panorama voor zijn ogen, stond hij als versuft. Hij werd zich bewust van zijn autonomie als mens, van zijn nieuwe positie, letterlijk boven de natuur, in plaats van eraan onderworpen of er middenin gepositioneerd.

Francesco Petrarca

Het landschap was niet langer het bepalende decor van het vrome, menselijke handelen of bij gratie Gods de enscenering van de episodische Bijbelvertellingen in de middeleeuwse schone kunsten. Nee, overzien is overheersen en dat laatste vond hier zijn aanvang. Nog nooit heeft het onderwerpen van de natuur, al was het op dat moment nog maar metafysisch, zo goed gevoeld.

Rationele bevatting

De berg groeide van ontoegankelijke en ontzagwekkende, heilige majesteit aan de horizon tot een antropocentrisch toneel om de menselijke zelfverzekerdheid te bewijzen. Vanaf de bergtop had de mens het overzicht, begreep hij de wereld van bovenaf als een netwerk – en zichzelf als het middelpunt daarvan. Maar tijdens de Verlichting raakte het sentiment van de wereldaanschouwing ontkoppeld van de rationele bevatting ervan. De berg werd gedemoniseerd, de grilligheid ervan en de onbereikbaarheid van zijn top benadrukt. De onbevattelijkheid van de uitgestrekte bergketen, de beperkingen van het rationele begrip, de pietluttigheid van de menselijke positie tegenover de berg en dus ten opzichte van de gehele wereld, boezemden gelijke delen bevlieging, doodsangst, machteloosheid, natuurontzag en zelfbewustwording in: een overweldigende mix aan emoties en zelfbesef, ook wel Das Erhabene ofwel het Sublieme genoemd.

Caspar David Friedrich, Das Eismeer (1824)

Deze laat achttiende-eeuwse landschapservaring baarde niet alleen de Sturm und Drang-beweging in Duitsland, maar bovenal ook een Romantische natuurbeleving die fraai getypeerd wordt door het oeuvre van bijvoorbeeld Caspar David Friedrich en die sindsdien nog maar half prevaleert. Want al gauw liet een nieuwe tendens zich kennen: er ontstonden wetenschappelijke disciplines en de natuur werd gedeconstrueerd, in een poging haar beter te begrijpen en daarmee te bezitten.

De Chimborazo
– de negentiende eeuw

Zodra de westerling anders gaat nadenken over de indeling van de natuur, denkt hij ook anders over zijn eigen rol daarin. Romantische begrippen als Weltschmerz, Sehnsucht, Fernweh en Wanderlust reageren allemaal op het krimpende landschappelijke en het groeiende industriële en stedelijke, geuit in de deemoed van de stadspopulatie. Die deemoed uit zich in een verlangen om een hernieuwde natuurlijke schoonheid te vinden en die, om deze ten volste te waarderen, ook geheel te begrijpen. Op 23 juni 1802 begon ontdekkingsreiziger en amateurwetenschapper Alexander von Humboldt, avonturier extraordinaire, aan zijn beklimming van de destijds hoogste berg ter wereld, de ijzige vulkaan Chimborazo in het huidige Ecuador – pas in 1856 werd bewezen dat de toen anders geheten Mount Everest toch hoger was. Humboldt bereikte de top net niet, maar met een hoogte van 5.900 meter klom hij hoger dan enig mens ooit deed.

Julius Schrader, Baron Alexander von Humboldt (1859)

Humboldt kan bovendien de eerste genoemd worden die aandacht vroeg voor de door de mens veroorzaakte klimaatverstoring.  Ook was hij een pionier in de synthese kunst/wetenschap om de natuur beter te begrijpen – waarmee hij een trend zette onder negentiende-eeuwse wetenschappers zoals Ernst Haeckel en Karl Blossfeldt. Humboldt zag de natuur als een web van ondergrondse wortels, een levend organisme waarin alles met elkaar verbonden is. Dat blijkt in zijn schematische tekening van Chimborazo, de bekende Naturgemälde (1807), een infographic avant la lettre: de sterk beplantte en besneeuwde berg wordt geflankeerd door in de kantlijn genoteerde plantennamen, hoogteaanduidingen, luchtdruknotaties, grondsoorten, temperaturen, waterkookpunten, luchtblauwheid.

Complexe informatie eenvoudig en aantrekkelijk gepresenteerd om aan te tonen dat de berg niet slechts een verre entiteit aan de horizon is, maar een verticale realiteit, een opeenstapeling van informatielagen. De schoonheid van de natuur lag niet langer verscholen in de symbolische betekenis die een landschap voor ons heeft, maar ook in de daadwerkelijke componenten, soms zelfs onzichtbare, waaruit zij bestond.

Mount Everest
– de twintigste eeuw

Ruim anderhalve eeuw later, op 2 juni 1953, op de ochtend van de kroning van koningin Elizabeth II, prijkten trotse koppen in de Engelse kranten: “Everest is conquered!” De Nieuw-Zeelandse imker Edmund Hillary had met sherpa Tenzing Norgay de top van de hoogste berg ter wereld bereikt. Daarmee was de natuur, zo geloofde men in het nog imperiale Engeland, voorgoed overmeesterd. De koningin liet er geen gras over groeien en ridderde Hillary al nog vóór hij was afgedaald tot Katmandoe. Het was niet de eerste poging: sinds 1921 waren er al tien grote expedities en een aantal solopogingen geweest.

Edmund Hillary en Tenzing Norgay (1953)

In 1952 poogde een Zwitsers team, onder leiding van de befaamde Raymond Lambert (ook hij werd bijgestaan door sherpa Norgay) de klim te voltooien, om uiteindelijk 700 meter van de top te stranden. Lambert was ontroostbaar. Het was nog maar een kwestie van tijd, een heuse bergbeklimmingsrace, vóór de top bereikt zou worden en het Engelse imperium en haar onderdanen voelden derhalve een grote prestatiedrang, niet in de laatste plaats om zo, vlak na de onafhankelijkheid van India erkend te moeten hebben, toch nog het Britse belang in Azië te onderstrepen.

De expeditie, die geleid werd door de Britse officier en zelfverklaarde yeti-ooggetuige John Hunt, was dan ook een enorme onderneming die in twee kampen werd opgesplitst. Zelfs tussen deze kampen, die de top langs verschillende routes benaderden, was er strijd. De ambitie van de Britten lag ver verwijderd van die van de Italiaanse renaissance-man, zes eeuwen eerder. Maar in eenzelfde vlaag van kolonisatie als de Amerikanen zestien jaar later tentoonstelden met het planten van de Amerikaanse vlag tijdens hun eerste maanwandeling, stond bij de beklimming van Mount Everest ook de fiere, eerste stap van een Brits onderdaan en daarmee de onmiddellijke imperiale overmeestering van alles dat in het gezichtsveld lag op het spel.

Een moderne Sisyfusarbeid

Waar we enerzijds de drang van die vroegere bergbeklimmers naar de top kunnen begrijpen, omdat ze (1) God wilden eren; (2) leden aan een Verlichte grootheidswaanzin; (3) of juist aan een Romantisch minderwaardigheidscomplex; (4) of zich inzetten voor de kunst en voor de wetenschap; (5) dan wel voor het Vader- of Moederland, stelt de moderne alpinist ons anderzijds voor een raadsel. De besluiteloze moderne mens koorddanst op een intrigerend gespannen touw, met rechts de afgrond van schaamteloze exploitatie van de natuur voor onze eigen noden en genoegens en links de schuldbewuste, romantische idealisering van de natuur. Vandaag echter kennen wij het oude ontzag voor een gebergte niet echt meer. Wat we weten over verre bergketens of hoge toppen komt in veel instanties slechts van ons tv-gezap of online zoekgedrag – dat door gebruik van zelflerende algoritmes bovendien maar een beperkt beeld kan schetsen.

Het doelbewust opzoeken van de sensatie ter plekke à la Petrarca is van betekenis veranderd: we doen dat meer uit een zelfvoldaanheid een ander de loef af te hebben gestoken door schijnbaar betere clichéfoto’s te posten op onze social-mediakanalen om onze fake, virtuele identiteit te spekken en op die manier bij te dragen aan de druk die mensen voelen wanneer zij niet in staat zijn zelf de reis naar dit cliché te ondernemen, dan uit de oprechte wilde natuur te ervaren zoals de vroegere mens die ervoer, toen deze nog oog in oog stond met de perikelen van natuurlijk geweld.

We lijken het ons niet meer te (willen) realiseren, maar de mens heeft nooit buiten de natuur geleefd, noch erboven gestaan – en kan dat ook niet. Laat stormen met namen als Ciara en Dennis het bewijs zijn dat we ook anno 2020, zelfs in Nederland – waar de ontregeling van de infrastructuur bij schijnbaar zelfs het kleinste zuchtje wind ons tegen beter weten in blijft verbazen – nog steeds onderworpen zijn aan de grillen van de natuur. We hebben onszelf gezien als vrome onderdanen of juist als imperiale overheersers; als economische rentmeesters of als romantische liefhebbers van de natuur, maar onze echte rol, onze echte plaats op het toneel, heeft door ons toedoen en onze eigen veranderende blikken altijd ter discussie gestaan.

Thoreau teleurgesteld

Het is waarschijnlijk symptomatisch te noemen dat het bekende werk van Henry David Thoreau, zijn roman Walden (1854), die een lange tijd verplichte lectuur is geweest op veel Amerikaanse scholen, steeds minder bekend is; dat we onze geïdealiseerde natuur steeds vaker nog maar terugzien in de establishing shots in toch al fantasievolle films en videogames; dat we de ongemakkelijkheid die we ervaren als we met een Greta Thunberg-boosheid op ons gedrag en onze eigenlijke verantwoordelijkheid gewezen worden, omzetten in woede, onbegrip, ongeloof of andere vormen van verongelijktheid.

We zijn bang onze natuur te verliezen (maar hebben we dat niet al?) en kunnen er niets aan doen; we zoeken iemand om de schuld te geven en gaan liever ellenlang in discussie dan dat we concrete actie ondernemen – maar het besef dringt niet door dat de natuur zoals die was niet meer zal zijn. Door klimaatverandering zijn we bang een sleutelpositie te verliezen die we nooit daadwerkelijk hebben gehad – maar als we die dan toch ooit krijgen, en laat het dan rentmeesterschap in plaats van totale overheersing zijn!, moeten we er samen voor zorgen dat het een positieve, in plaats van een desastreuze sleutelrol wordt. We kunnen van het verleden leren. Zo redden we de natuur en daarmee onszelf. 

Door Remco Beckers.


Remco Beckers (1991) is afgestudeerd als cultuurwetenschapper en -historicus aan de Universiteit Maastricht. Interdisciplinair geschoold contextualiseert hij uiteenlopende socioculturele en -politieke problematiek door verbanden te leggen tussen historische, culturele en filosofische perspectieven. Zijn voornaamste interesses liggen in achttiende- en negentiende-eeuwse maatschappij, muziek en literatuur. Voor Bureau Europa is hij projectleider en curator van onder meer de tentoonstellingen Unvollendete. Nooit gebouwd Maastricht (2017) over de twintigste-eeuwse Zeitgeist en stedenbouw, Stucco Storico: het verhaal achter een ambacht (2018) over achttiende-eeuws Zwitsers sierstucwerken thans Landschap als Cult. Een andere kijk op onze natuur (2019) over hypocrisie en Romantiek in het Antropoceen.

Foto door Philip Driessen
Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven