Longread: Amanda Jansen, Syfilis: van vrouwelijk kwaad naar mannelijke zwakte.

Geslachtsziekten zoals syfilis zijn tot op de dag van vandaag moeilijke onderwerpen om over te praten. Het is namelijk direct verbonden met moraliteit. Als je vermoedt dat je een geslachtsziekte hebt, dan kun je naar de GGD gaan en een test laten uitvoeren. Met medicijnen zijn de meeste ziekten snel weer te genezen. In de negentiende- en begin twintigste eeuw was dit niet zo gemakkelijk. Syfilis was in deze periode een geheime ziekte. Vrouwen werden onwetend gehouden over deze – soms dodelijke – ziekte die zowel seksueel als congenitaal (via zwangerschap) overdraagbaar is. Maar niet alleen de vrouwen zelf liepen een groot risico door de onwetendheid, ook eventuele ongeboren kindjes liepen een groot risico op overlijden voor de geboorte. Waarom werden vrouwen lange tijd onwetend gehouden? En veranderde dit in de loop van de periode 1850-1940? Dit zijn vragen die direct opkomen als je over dit onderwerp leest. Want, als vrouwen alleen ontwetend werden gehouden, en mannen dus niet, betekent dit automatisch dat de schuld ook gender (vrouw-man) bepaald was. Maar hoe zat het dan met de verhouding tussen (vaak mannelijke) artsen en hun vrouwelijke patienten? Welke rol speelden deze in de schuld kwestie en veranderde deze verhouding in de loop van de twintigste eeuw?


Van religieuze straf naar medisch probleem

Eeuwenlang was het niet bekend wat syfilis nu werkelijk was. Eind vijftiende eeuw manifesteerde de ziekte zich voor het eerst in Europa. Niemand begreep de oorzaak, maar er waren twee theorieën. Oorzaak één had een astrologische basis, het zou de schuld zijn van de planeten Mars, Jupiter en Saturnus. Oorzaak twee had een religieuze basis: een geslachtsziekte als syfilis was de straf van god voor seksuele uitwisselingen tussen mensen. Deze laatste bleef tot in de twintigste eeuw overheersen en zorgde voor de sterkte morele veroordeling van mensen die deze ziekte (onbewust) opliepen. In 1885 werd de bacterie die syfilis veroorzaakt ontdekt: Treponema Pallidum. In de periode die volgde werden er methoden uitgevonden om diagnosen te stellen en volgden medische behandelingen elkaar op. Deze worden ook wel de ‘bacteriologische ontwikkelingen’ genoemd. Deze opheldering van de oorzaak van de ziekte en de snelle medische ontwikkelingen die volgden droegen bij aan de mentaliteitsverandering die plaatsvond op het gebied van geslachtsziekten. Men liet de religieuze theorie achter zich en zag de werkelijke medische oorzaak. Die was vaak behandelbaar.

 

Vrouwen: slachtoffer en schuldige

Vrouwen werden in midden van de negentiende eeuw standaard als de schuldige van een ziekte als syfilis gezien. De mannen gingen altijd vrijuit. En dit terwijl vrouwen zo veel mogelijk onwetend werden gehouden over seksualiteit en geslachtsziekten. Zelfs als het eventueel dodelijk kon zijn, zoals met syfilis. Jonge getrouwde vrouwen hadden desondanks wel vaak moeders die een vermoeden hadden over het probleem, maar deze zwegen door de opgelegde maatschappelijke druk. In de periode die volgde kwamen er echter steeds meer behandelingen beschikbaar, het medische probleem kon worden verholpen. Mits je naar de dokter ging. Naar aanleiding van een artikel van de Franse historica Jill Harsin, ‘Syphilis, Wives, and Physicians: Medical Ethics and the Familiy in Late Nineteenth-Century France’ (1989), werd ik erg nieuwsgierig naar de verhouding tussen Nederlandse artsen en vrouwelijke patiënten die (eventueel) aan syfilis leden. In Nederland was hier echter nooit onderzoek naar gedaan. Met bronnenonderzoek heb ik veel nieuwe, interessante informatie naar boven weten te halen. Allereerst volgt wat algemene informatie over aangeboren syfilis. Hierna vertel ik kort over de verhouding tussen artsen en vrouwelijke patiënten in Frankrijk naar aanleiding van het artikel van Harsin en dan volgen de belangrijkste resultaten van mijn bronnenonderzoek over de situatie in Nederland.

 

Aangeboren syfilis: een gevaar voor de volksgezondheid

Hoewel de medische ontwikkelingen dus snel verliepen, veranderde de mentaliteit rondom de ziekte maar langzaam. Rond 1900 nog waren zedelijkheid en zedenleer uitsluitend een aangelegenheid voor de hogere standen. Syfilis was echter een zwaar moreel beladen ziekte die in direct verband werd gebracht met de prostitutie. Een tegenstelling die de oplossing van de ziekte niet vergemakkelijkte. Maar dit betekent geenszins dat alleen prostituees deze ziekte bij zich droegen. Een veel voorkomend probleem in deze periode was dat getrouwde mannen regelmatig prostituees bezochten, een geaccepteerd fenomeen in deze tijd door het dubbele moraal in het huwelijk. Deze dubbele moraal hield in dat mannen geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk mochten hebben, maar vrouwen niet. Bij vrouwen van lichte zede liepen mannen niet zelden syfilis op en gaven dit thuis door aan hun echtgenoten, die vrijwel niets wisten over deze ziekte, en de ernst ervan dus niet konden begrijpen. Ook eventueel ongeboren kinderen waren het slachtoffer, wat vaak resulteerde in een miskraam. Als het kindje wel geboren werd, dan droeg deze ‘aangeboren syfilis’ bij zich en was vaak misvormt. Deze kindjes werden in de negentiende eeuw als een groot gevaar voor de volksgezondheid gezien: “Kinderen met aangeboren syphilis zijn minderwaardige wezens.”[1]

 

Frankrijk

Aan het eind van de negentiende eeuw begon men zich steeds meer zorgen te maken over geslachtsziekten. Prostituees werden in Frankrijk regelmatig aan medische controles onderworpen om zo veel mogelijk te voorkomen dat zij ziekten als syfilis overbrachten aan respectabele vrouwen uit de middenklasse, via hun echtgenoten. Een grote paradox was dat deze (onwetende) respectabele vrouwen helemaal niet, of niet goed, werden behandeld als zij toch syfilis bleken te hebben, terwijl prostituees een grondige kwikbehandeling kregen om de ziekte weg te halen. Omdat het niet fatsoenslijk werd geacht dat vrouwen uit de middenklasse spraken over geslachtsziekten, konden artsen alleen door middel van een tussenpersoon communiceren met vrouwelijke patiënten. Vaak was dit de echtgenoot van de vrouw. Er was in Frankrijk dus nooit sprake van direct contact tussen artsen en vrouwelijke patiënten. Als de echtgenoot te horen kreeg dat zijn vrouw syfilis had, was het aan hem om te besluiten of zij dat te horen kreeg of niet. De arts was verplicht in dit besluit mee te gaan en kon persoonlijk niets tegen de vrouw zeggen – ook niet als de echtgenoot besloot om het geheim te houden dat zijn vrouw ziek was. Eventuele medicijnen werden onder een andere naam meegegeven, bijvoorbeeld als gezondheidspillen. Zelfs als de syfilis zo vergevorderd was dat de vrouw in levensgevaar was, was de beslissing aan de man. Hij mocht kiezen of zij medisch behandeld werd, of niet. Ook kon hij middenin de behandeling besluiten dat zij moest stoppen. Bij zwangere vrouwen was de situatie helemaal schrijnend. De ongeboren baby zou de kwikbehandeling niet overleven. De medische behandeling werd gegeven voor de toekomstige kinderen van het paar.

 

Nederland: zwijgplicht voor artsen

In ieder Europees land was de (wettelijke) situatie weer anders. Zo was er in Duitsland een conflicterende wetsregeling die de artsen in een benarde situatie bracht. Zij hadden namelijk zowel zwijgplicht als de plicht om te waarschuwen. In Nederland was dit niet het geval, hier gold enkel de zwijgplicht. Vrouwen hadden als gevolg geen wettelijke voet om op te staan als het ging om het verzwijgen van (ernstige) ziekten. In Nederland bestond wel het geneeskundig onderzoek voor het huwelijk. Dit was een medisch onderzoek waar onder andere uit bleek of men geslachtsziekten bij zich droeg. Artsen konden dan eventueel besmette mannen afraden om te trouwen en daarmee voorkomen dat een onwetende, gezonde, vrouw besmet zou worden. Dit onderzoek was echter niet verplicht en het advies van de dokter ook niet. Vrouwen waren regelmatig slachtoffer van dit wettelijke gat. Negatief advies op trouwplannen werd namelijk vaak niet opgevolgd, vrouwen kregen dit advies aan hun toekomstige echtgenoten niet eens te horen.

Een interessante en belangrijke bron die ik heb gebruikt voor mijn onderzoek is een brochure van doktersvrouw M. Schoemaker-Frentzen, “Mogen wij zwijgen?” geschreven in 1913. Zij had via haar echtgenoot, die arts was, ervaring met dit medisch onderzoek voor het huwelijk. Zij had gezien dat als artsen een huwelijk verboden omdat de aanstaande echtgenoot besmet was met syfilis, “lacht hij om het verbod, en herinnert tevens den medicus aan diens ambtsgeheim, waardoor de a.s. vrouw niet gewaarschuwd mag worden. Het huwelijk gaat door.”[2] Zij was geschokt door deze constatering en schreef een brochure met als kernboodschap dat vrouwen niet langer onwetend mochten blijven over deze ziekten en dat vrouwen elkaar moesten informeren. De zwijgzaamheid en de morele lading moesten worden doorbroken. Ook liet zij zien dat ook artsen regelmatig moeite hadden met de zwijgplicht. Zo gaf zij een voorbeeld van Nederlandse vrouwelijke arts: “En je mag in zoo’n geval nog niet eens inlichten, wat de ware oorzaak is, – die na onderzoek bijna altijd bij den man schuilt – want als ze die oorzaak begrepen, zou ’t huwelijk misschien ongelukkig worden. Ik wou, dat ze het wel begrepen.”[3]

 

Onwetendheid met de dood als gevolg

Al snel werd mij dus duidelijk dat vrouwen, evenals in Frankrijk, ook in Nederland niet zelf naar de dokter mochten. Wat nu als een arts naar aanleiding van een omschrijving van klachten door de echtgenoot, vermoedde dat de desbetreffende vrouw wel eens syfilis kon hebben? In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde blijkt uit artikelen, onder andere uit 1885, dat de echtgenoot eveneens bepaalde of zijn vrouw in zo’n situatie naar de dokter mocht voor een uitgebreid onderzoek. Zo schreef een arts: “Daar patiënt 4 dagen, voordat hij bij mij kwam, nog coïtus had uitgeoefend, verzocht ik zijne vrouw te onderzoeken, hetgeen echter geweigerd werd en eerst 3 weken later geschiedde.”[4] De vrouw bleek zwanger. Het jongetje werd (tegen alle verwachtingen in) geboren en deze vertoonde zelfs geen uitwendige verschijnselen van erfelijke syfilis. Helaas kreeg hij na vijf dagen toch de verwachte verschijnselen en werd medisch behandeld met joodkali. Op de achttiende dag overleed hij.[5] Schoemaker-Frentzen streed tegen deze onwetendheid. Tegen deze schrijnende situaties waarbij moeders hun kinderen niet konden beschermen omdat ze simpelweg niet doorhadden wat er aan de hand was.

 

Medische strijd

Maar de doktersvrouw was niet de eerste persoon die een discussie op gang zette, wel had zij de meest duidelijke doelen. Al aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden er discussies onder medici en in de politiek. Belangrijk om hierbij te vermelden is wel dat deze discussies tussen medici vaak gender gerelateerd waren (mannen tegenover de vrouwen). Een goed voorbeeld is de discussie tussen de Nederlandse arts en feministe Catharine van Tussenbroek (1852-1925) en de mannelijke tegenstanders. In het eerdergenoemde NTVG valt te leze dat van Tussenbroek zich erg boos maakte om de zwijgplicht van de artsen:

Daarvoor moet de medicus maanden lang liegen en bedriegen in complot met een man, die zijn huwelijk op een leugen heeft gebouwd, en die laf genoeg is om zijn kind slechts beschermd te willen zien, mits hij zelf wordt gespaard.[6]

Een mannelijke medicus reageerde:

‘Welk humaan denkend geneesheer zal den moed hebben het huiselijk geluk misschien voor altijd te verwoesten, door den man tegenover zijn vrouw tot een bekentenis te dwingen, die den echtgenoot alleen kan vernederen en in geenen deele der vrouw kan ten goede komen.’[7]
Het argument van huiselijk geluk en dat deze verpest zou worden door het ‘verraden’ van de ziekte van de man, werd vaker gebruikt in discussies als deze. Het is de vraag of het bewust geheim houden van een ernstige ziekte als syfilis – die mogelijk dodelijke gevolgen had voor de vrouw en kinderen – dan wel tot huiselijk geluk kon leiden.

 

Politieke discussie

Niet alleen onder medici ontstonden discussies, maar ook binnen de Staten Generaal (de Eerste en de Tweede Kamer). Aan het begin van de twintigste eeuw kwam er in Nederland een mentaliteitsverandering op gang. De politiek begon zich in deze periode ook langzaamaan meer achter de vrouwen te scharen. De rol van (besmette) mannen in het ziektebeeld werd eindelijk erkend en de ‘medische noodzaak’ van de geslachtsdrift van mannen was van de baan. Hiermee veranderde het perspectief op besmette vrouwen. De politiek had vanaf het begin al een (falende) rol in het bestrijden van geslachtsziekten. Zij hadden namelijk de medische keuring van prostituees onder haar hoede maar had deze verantwoordelijkheid al snel naar de gemeenten zelf overgebracht. De gemeenten legden een verbod op aan besmette prostituees om hun vak uit te oefenen in de desbetreffende stad tot zij weer genezen waren. Het gevolg van deze decentrale uitoefening was dat besmette prostituees met gemak in een andere stad weer aan het werk konden, en dus doorgingen met het besmetten van klanten en hun gezinnen.

De discussie die rond 1920 begon, was binnen de politiek minder gendergerelateerd dan onder de medici. Mannen schaarden zich hier langzaamaan ook achter de vrouwen. Een voorbeeld is politicus Henri Hubert van Kol (SDAP) (1852-1925). Van Kol trok het bestaan van de huisvrede door middel van het in stand houden van een leugen in twijfel. Zo zei hij:

Men voert daarvoor (het verzwijgen tegenover de vrouw) aan, dat men den huisvrede wil bewaren. Maar zou de huisvrede niet reeds lang en voorgoed verstoord zijn, zodra de vrouw voelt en weet, dat zij willens en wetens door haar echtgenoot is besmet en geen levenskrachtige kinderen meer kan voortbrengen? Ware dit niet eer een reden om het recht te hebben echtscheiding te vragen?.[8]

Van Kol stond duidelijk aan de zijde van de vrouwen wat betreft de besmettingskwestie, zo stelde hij: “De man wordt meestal besmet buiten huwelijk, de vrouw in het huwelijk door haar eigen man.”[9] Het begin van een overduidelijke mentaliteitsverandering.

 

Conclusie

De verhouding tussen arts en vrouwen die aan syfilis leden in Nederland tussen 1850 en 1940 was een verhouding die grotendeels hetzelfde bleef in de loop van tijd. Maar dit kwam niet vanuit de artsen, het werd geforceerd door de wet. Artsen waren nu eenmaal verplicht te zwijgen tegenover vrouwen waarvan zij wisten dat de echtgenoot aan syfilis leed. Vrouwen konden niet uit zichzelf naar de dokter gaan, maar hadden toestemming van hun echtgenoot nodig. Dit leed regelmatig tot nare situaties waarbij vrouwen hun kinderen niet zelden verloren. Begin twintigste eeuw kwam er een nieuw geluid naar voren, deze kwam onder andere vanuit de medici. Er ontstond een roep naar meer openheid, naar het doorbreken van de muur van zwijgen. Een roep om de vrouwen in te lichten. Na aanleiding van alleen al dit onderdeel van mijn scriptie kan mijn hoofdvraag “Vond er een mentaliteitsverandering plaats ten opzichte van vrouwen met syfilis in Nederland tussen 1850 en 1940?, positief beantwoord worden. Maar ook de andere deelonderwerpen die aan het begin van deze longread genoemd werden, leiden tot een positief antwoord op deze vraag. Ben je benieuwd geworden naar de rest van mijn scriptie? Bijvoorbeeld naar de verschillende medische behandelingen die er waren tegen syfilis, die vaak nog schadelijker bleken dan de ziekte zelf? Naar meer informatie over het dubbele moraal binnen huwelijken in deze periode, waardoor mannen buiten het huwelijk geslachtsgemeenschap mochten hebben maar vrouwen absoluut niet? Naar rechtszaken die leidden tot veroordelingen echtgenoten met als grondslag dat bewuste besmetting van de echtgenote gewoon mishandeling was? Dit en nog veel meer is uiteengezet aan de hand van verschillend bronmateriaal.

 

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!

 

NOTEN:

[1] De Sumatra post 10 januari 1914, 5 via http://delpher.kranten.nl, voor het laatst geraadpleegd op 16 april 2015.

[2] Schoemaker-Frentzen, M., Mogen wij zwijgen? (Leiden 1913), 9.

[3] Schoemaker-Frentzen, Mogen wij zwijgen?, 16-17.

[4] A. Mijnlieff, ‘Een geval van syphilis-infectie in de utero’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (26 maart 1885) 442-446, aldaar 443.

[5] Mijnlieff, ‘Een geval van syphilis-infectie in de utero’ 444.

[6] Van Tussenbroek, ‘Preventieve behandeling der van den vader afkomstige heriditaire syphilis tijdens de zwangerschap’, 1031.

[7] B.S. de Smitt, ‘Preventieve behandeling van syphilis’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (11 maart 1898) 1121-1122, aldaar 1122.

[8] Staten Generaal 22e vergadering (11 februari 1920) 388.

[9] Staten Generaal 22e vergadering (11 februari 1920) 388.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven