Longread: Scott Kannekens, “Solving an American problem.” President Johnson en de Civil Rights Movement

De laatste jaren is er in de filmindustrie meer aandacht gekomen voor de geschiedenis van de Afro-Amerikanen. Films als Twelve Years a Slave, The Help en The Butler tonen de levens van Afro-Amerikanen en hun confrontatie met racisme en discriminatie gedurende verschillende periodes in de Amerikaanse geschiedenis. Hoewel de strijd om gelijke rechten vaak wel een rol in deze films speelde, was er nog geen film verschenen waarin de Civil Rights Movement centraal stond. Maar ook dit aspect van de Amerikaanse geschiedenis kreeg een plaats op het witte doek in de onlangs verschenen film Selma, waarin de protestmarsen die de Civil Rights Movement zou lopen van Selma naar Montgomery centraal staan. De film toont hoe de vastberaden Martin Luther King ondanks de weifelende houding van President Johnson en de felle tegenstand van de gouverneur van Alabama, een succesvolle protestmars weet te organiseren. De rauwe weergave van het geweld rondom de protestmarsen en de prominente rol voor Martin Luther King in de film konden rekenen op lovende recensies in de Chicago Sun-Times en The Wall Street Journal.[1] Maar al snel verscheen in The Washington Post een opiniestuk van Joseph Califano, een voormalig assistent van President Johnson, waarin hij verklaarde dat de film niet alleen een verkeerd beeld gaf van de voormalige president, maar ook historisch gezien de plank compleet missloeg. [2] Terwijl President Johnson in de film Selma wordt afgeschilderd als een obstakel voor Martin Luther King, was hij volgens Califano dé man die de protestmarsen had bedacht.

Deze tegenstelling roept de vraag op hoe het kan dat zijn optreden zo verschillend is geïnterpreteerd. Dit is deels te verklaren door het weglaten van de rol van het Amerikaanse Congres in de film. De strijd om gelijke rechten werd immers niet alleen in de straten van Selma uitgevochten, maar ook tussen de politici van het Amerikaanse Congres. Het stemrecht van Afro-Amerikanen werd onder politici niet breed gedragen en Johnson had in zijn periode als senator zelf ook tegen burgerrechten gestemd.[3] Als President zou hij echter zijn stempel drukken door het tekenen van de Civil Rights Act, de Votings Rights Act en de Fair Housing Act. In deze longread staat de politieke omslag van Johnson centraal. Wat waren zijn motieven om de Civil Rights Movement te steunen en wat was zijn rol in de strijd om gelijke rechten?

De erfenis van Kennedy

Op 22 november 1963 werd President Kennedy in Dallas vermoord; het was de dag waarop Lyndon Johnson President van de Verenigde Staten werd. Dit was een buitengewoon bittere ervaring aangezien hij zichzelf een aantal keer zonder succes kandidaat had gesteld voor het Witte Huis. Bij zijn laatste poging in 1960 werd hij bovendien door John Kennedy verslagen en gevraagd om vicepresident te worden.[4] Hij was er niet in geslaagd om op eigen kracht President te worden, maar kreeg het mandaat met de dood van zijn voormalige concurrent. Al snel was er behalve een gevoel van verslagenheid, een golf van cynische reacties op het aantreden van Johnson. Hij werd gezien als een ‘wheeler-dealer’ uit Texas, die de vooruitgang die Kennedy had geboekt met een wetsvoorstel voor civil rights zou stopzetten. Met name de liberalen in het Congres waren sceptisch over Johnsons aanpak van civil rights wetgeving en herinnerden zich de Civil Rights Acts uit 1957 en 1960 die door Johnson waren gesteund, maar inhoudelijk weinig om het lijf hadden. [5]

Lyndon B. Johnson taking the oath of office aboard Air Force One at Love Field Airport two hours and eight minutes after the assassination of John F. Kennedy, Dallas, Texas. Jackie Kennedy (right), still in her blood-soaked clothes, looks on. Lyndon Baines Johnson Library and Museum
Lyndon B. Johnson taking the oath of office aboard Air Force One at Love Field Airport two hours and eight minutes after the assassination of John F. Kennedy, Dallas, Texas. Jackie Kennedy (right), still in her blood-soaked clothes, looks on. Lyndon Baines Johnson Library and Museum

Maar naast alle scepsis, had Johnson een aantal redenen om vast te houden aan het programma van Kennedy en niet zijn eigen agenda te volgen. Ten eerste wilde hij zorgen voor stabiliteit na de schok van Kennedys dood. Een subtiele overgang tussen de twee presidenten en continuïteit in het beleid leken hiervoor de beste opties. Om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, hield hij een deel van Kennedys staf in dienst en sprak hij de natie toe in een speciale vergadering van het Congres. Na de terreurdaad was het tijd om als natie eensgezind op te treden en af te rekenen met angst.[6] In de speech gaf hij het politieke programma een hoge symbolische waarde door te benadrukken dat dit het gedachtegoed van Kennedy was. De droom van gelijkheid voor alle Amerikanen mocht niet door terreur ten onder gaan, maar moest juist in stand worden gehouden. Door deze retoriek behandelde hij de Civil Rights wetgeving niet langer als een juridisch probleem, maar juist als een moreel probleem. Door ongelijkheid niet langer het probleem van de zwarte Amerikanen, maar van alle Amerikanen te noemen, wilde hij de kloof tussen de bevolkingsgroepen en partijdigheid overbruggen. Het zou voor de oppositie lastiger zijn om fel uit te halen naar Civil Rights wetgeving. Zij zouden zich immers niet langer tegen een wet uitspreken, maar tegen het gedachtegoed van Kennedy. [7]


Samenwerking met de Civil Rights Movement

Het realiseren van Kennedys gedachtegoed zou nog veel voeten in de aarde hebben en daarom had Johnson steun nodig. Er was een medestander uit het Zuiden die net als hij de positie van de Zuidelijke staten wilde verbeteren. Martin Luther King zag dat het Zuiden van de VS in alle opzichten achterbleef bij het Noorden en zich bovendien bleef verzetten tegen verandering. De senatoren uit de Zuidelijke staten hadden zich verenigd in een Southern Bloc dat zich tot ver in de jaren ’60 zou verzetten tegen alle wetsvoorstellen die met civil rights te maken hadden. Zij verzetten zich naar eigen zeggen tegen de wetsvoorstellen omdat de federale overheid hierdoor teveel invloed zou krijgen in het Zuiden.[8] Als de zwarte bevolking effectief stemrecht zou verwerven betekende dat het einde van hun carrière. Johnson hamerde daarom op het politieke belang van het stemmen zelf. Als er genoeg Afro-Amerikanen zouden stemmen, dan zou de politiek rekening moeten houden met hun belangen.[9] Het zou de taak van de Civil Rights Movement zijn om genoeg mensen naar de stembus te leiden.

De relatie tussen Johnson en de leiders van de Civil Rights Movement was bijzonder. Tijdens het bewind van Kennedy waren er veel beloftes gemaakt over een Civil Rights Bill maar met weinig resultaat en onder Johnson zouden de zaken er anders voor staan. Het bespreken van civil rights wetgeving was na de dood van Kennedy niet langer politiek ongunstig. Bovendien zag de Civil Rights Movement in Johnson een president die wel resultaten zou boeken en die de zaak echt aan het hart ging. Maar hij had ook praktische redenen om de leiders bevriend te houden: door de groeiende protesten tegen de oorlog in Vietnam werd de anti-war movement een serieuze organisatie. Als zij hun krachten zouden bundelen met de Civil Rights Movement, zou dat het beleid van Johnson onder grote druk kunnen zetten. De link tussen de beide organisaties is snel gemaakt: waarom zou een Afro-Amerikaan in Vietnam moeten vechten voor vrijheden die hij thuis zelf niet heeft?[10]

Kannekens afb1
President Lyndon B. Johnson, Martin Luther King Jr., and Rosa Parks at the signing of the Voting Rights Act on August 6, 1965. Lyndon Baines Johnson Library and Museum. Image Serial Number: A1030-17a

Ook de onderlinge prioriteiten lagen anders. Voor de Civil Rights Movement had de Civil Rights Act de hoogste prioriteit, maar voor Johnson lag dit moeilijker. Hij had meerdere wetsvoorstellen van Kennedy die het Congres in behandeling moest nemen en vooral de volgorde was volgens hem van strategisch belang. Wanneer het Civil Rights voorstel als eerste ingestuurd zou worden, dan zou het Southern Bloc dit voorstel zo lang ophouden dat de andere voorstellen in het geding zouden komen.[11] Uiteindelijk bleek Johnsons inschatting juist en zouden zowel de voorstellen van de Civil Rights Act, de Votings Right act als de Fair Housing act op zware tegenstand van het Southern Bloc stuitten.[12]


Persoonlijke motieven

Hoewel Johnson in speeches duidelijk te kennen gaf dat de ongelijkheid van Afro-Amerikanen onaanvaardbaar was, was zijn persoonlijke houding ten opzichte van Afro-Amerikanen moeilijk in te schatten wat deels te wijten is aan zijn zuidelijke achtergrond.

In 1949 was Johnson senator geworden en had zich aangesloten bij het Southern Bloc en tot 1957 had hij tegen elk civil rights wetsvoorstel gestemd. Zijn instelling veranderde toen hij zich kandidaat wilde stellen voor het Witte Huis en hiervoor een bredere achterban nodig zou hebben. Om ook in het Noorden als een geschikte kandidaat te worden gezien, moest hij breken met het Southern Bloc. Toen hij President werd, kon hij het programma van Kennedy niet laten varen als hij geloofwaardig wilde overkomen, zeker ten opzichte van de liberalen in zijn partij. Als hij op de Civil Rights Act zou inleveren, zouden ze hem zien als de ‘slicker’ uit Texas’.[13]

Toch liet hij in persoonlijke kringen merken dat hij om gelijkheid gaf. Hij kwam uit een arm gezin en had zelf ook zwaar lichamelijk werk moeten doen om zijn familie te steunen. Ook vertelde hij vaak vol ongenoegen hoe leden van zijn huishoudelijke staf onderweg geen gebruik mochten maken van dezelfde faciliteiten als hijzelf.[14] Johnson had ook het gevoel dat hij de rol van President niet verdiend had. Hij was immers niet verkozen tot President, maar door een ongelukkige loop van omstandigheden in het Witte Huis terecht gekomen. De stemmers hadden gekozen voor Kennedy en niet voor hem, dus wilde hij het Kennedy- programma blijven handhaven en zelfs toen hij een jaar later herkozen was tot President twijfelde hij of hij het hem echt gegund was.[15]


Conclusie

Het verkeerde beeld dat volgens Califano van Johnson wordt geschetst is vanuit de geschiedenis te verklaren. Johnson was immers lange tijd geen voorstander geweest van civil rights wetgeving. Ondanks dat zijn houding veranderde gedurende zijn carrière, leek hij zelfs tijdens zijn tijd in het Witte Huis, civil rights wetgeving als laatste te behandelen. Terwijl Califano dit uitlegt als tactische politieke keuzes, lijkt het in de film meer gedaan vanuit twijfel waardoor de nadruk op Martin Luther King komt te liggen. Nadat de protestmars in Selma succesvol verloopt, lijkt de Voting Rights Act zonder enig verder probleem aangenomen te zijn en het politieke proces blijft compleet buiten beeld. In werkelijkheid zat er nog een grote kloof tussen de gunstige publieke opinie en het politieke draagvlak in het Congres. Het conservatieve Zuiden had nog een stevige vinger in de pap en zou zich niet makkelijk gewonnen geven. Het was de samenwerking tussen President Johnson en de Civil Rights movement die deze kloof heeft weten te overbruggen en er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat in vier jaar tijd de rechten van Afro-Amerikanen bij wet werden veiliggesteld.

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!

 

NOTEN:

[1] R. Roeper, ‘’Selma’: history lesson moves gracefully from brutality to tenderness’. Chicago Sun-Times, 01 january 2015 en J. Morgenstern, ‘’Selma’ review: Honoring the legacy of Martin Luther King jr.’, The Wall Street Journal, 24 december 2014.

[2] J.A. Califano, ‘The movie ‘Selma’ has a glaring flaw’, The Washington Post, 26 december 2014.

[3] Caro, R.A., The Years of Lyndon Johnson. Master of the Senate (New York 2002) 212-215.

[4] Caro, R.A., The Years of Lyndon Johnson. The Passage of Power ( New York, 2012) x-xi.

[5] Caro, R.A., The Passage of Power 348 en Dallek, R., Flawed Giant, Lyndon Johnson and his time 1965-1973 (New York 1998) 59.

[6] Caro, R.A., The Passage of Power 351, 426-431.

Johnson, L.B., The Vantage Point. Perspectives of the Presidency, 1963-1969 (New York 1971) 34-39.

[7] Johnson, L.B., The Vantage Point 154-155.

[8] Kotz, N., Judgement Days. Lyndon Baines Johnson, Martin Luther King Jr., and the Laws That Changed America (Boston, 2005) 41-43.

[9] Califano, J.A., The Triumph and Tragedy of Lyndon Johnson, the White House years (New York, 1991) 57.

[10] Hall, S., ‘The Response of the Moderate Wing of the Civil Rights Movement to the War in Vietnam’ Historical Journal 3 (2003) 669-701.

[11] Caro, R.A.; The Passage of Power 258-260.

[12] Bernstein, I., Guns or Butter. (New York, 1996) 214-230 en Dallek, R., Flawed Giant 533-534.

[13] Dallek, R., Flawed Giant 114.

[14] Califano, J.A., The Triumph and Tragedy of Lyndon Johnson 49.

Dallek, R., Flawed Giant 113.

[15]Caro, R.A.; The Passage of Power 352-354, Dallek, R., Flawed Giant 161, Johnson, L.B., The Vantage Point. Perspectives of the Presidency, 1963-1969 (New York 1971) 34-39.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven