Niké Wentholt: Den Uyl en het oproer van Nieuw Links

Niké Wentholt

Samenvatting

Niké Wentholt beschrijft het schisma in de PvdA eind jaren zestig tussen Joop den Uyl en Nieuw Links. Na de Nacht van Schmelzer besloot Nieuw Links dat de PvdA moest veranderen en bovendien iedere samenwerking met de KVP moest afwijzen. Den Uyl was mikpunt van kritiek vanuit zijn eigen partij en probeerde zijn politieke bestuur te handhaven: de anti-KVP-motie wist hij op succesvolle wijze tegen te houden. Aan de hand van literatuur en interviews analyseert Niké Wentholt hoe een breuk in de partij werd afgewend. Uiteindelijk was het Den Uyl die als overwinnaar uit de strijd kwam.

Download de PDF

Niké Wentholt (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

Het is 1966, de nacht van 13 op 14 oktober, het Binnenhof is in rep en roer. ‘Moord met voorbedachten rade’, zo noemde Anne Vondeling, destijds vooraanstaand politicus in de Partij van de Arbeid (PvdA), het optreden van zijn katholieke collega Norbert Schmelzer. Tijdens deze Nacht van Schmelzer werd het rooms-rode kabinet van sociaaldemocraten en katholieken ten val gebracht. Schmelzer, fractieleider van de Katholieke Volks Partij (KVP), had de coalitie opzettelijk laten struikelen over een onzinnige financiële kwestie, zo oordeelden veel PvdA’ers.
Vooral Nieuw Links, een nieuwe, idealistische en jonge beweging binnen de PvdA, reageerde verontwaardigd en boos op dit ‘verraad’ van de KVP. Sinds de publicatie van hun boekje Tien over Rood een maand daarvoor, in september 1966, hadden deze ‘vernieuwers’ flink van zich laten horen in de partij. De beweging wilde de vloer aanvegen met de in hun ogen achterhaalde, gesloten en regenteske partijcultuur van de PvdA. Nieuw Links wilde een democratischer en opener partij die de confrontatie met politieke tegenstanders opzocht. De beweging zag de Nacht van Schmelzer als een bevestiging van deze overtuiging. Haar idealen maakte Nieuw Links drie jaar later, in 1969, concreet door te stellen dat de PvdA niet meer mocht regeren met die huichelachtige katholieken: de ‘anti-KVP-motie’ was geboren. Deze motie werd op het partijcongres van 6 tot 9 maart 1969 in Den Haag door een aanzienlijke meerderheid van de aanwezige PvdA-leden aangenomen. Een van de belangrijkste tegenstanders van deze motie was de toenmalige partijvoorzitter en fractieleider Joop den Uyl. Hij wilde onder geen beding samenwerking met de KVP in de toekomst uitsluiten. Niet alleen bij de anti-KVP-motie, maar ook bij veel andere politieke kwesties stonden Den Uyl en Nieuw Links eind jaren zestig lijnrecht tegenover elkaar. Maar in de jaren zeventig zou Den Uyl juist de personificatie worden van veel zaken die men voorheen aan Nieuw Links toeschreef. Hij werd toen het gezicht van de polarisatiestrategie, van ‘aktie’ en het geloof in de maakbare samenleving.
De spanningen tussen de PvdA-leider en de aanhangers van Nieuw Links hebben om die reden de aandacht en nieuwsgierigheid van vele historici en andere (al dan niet zelfbenoemde) deskundigen getrokken. Zij dragen verscheidene oorzaken aan voor het wantrouwen tussen Den Uyl en Nieuw Links. Ondanks, of misschien wel dankzij, deze verscheidenheid aan verklaringen ontbreekt het in de literatuur aan een consistent en evenwichtig beeld van de precieze oorzaken van de spanningen tussen beide partijen omtrent de anti-KVP-motie. Veel secundaire literatuur is afkomstig van ervaringsdeskundigen, PvdA-sympathisanten en andere direct of indirect betrokkenen. Dit essay probeert een grotere afstand tot de materie te nemen en vanuit dat gezichtspunt een helder overzicht te geven van de verschillende verklaringen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van interviews met Den Uyl uit die tijd, publicaties van Nieuw Links en verklaringen van partijgenoten. De anti-KVP-motie vervult dus in dit essay de rol van een interessante casestudy, die ons bij uitstek meer inzicht kan geven in de spanningen tussen Den Uyl en Nieuw Links.
Als eerste zal dit essay kort de context van deze geschiedenis bespreken, om daarna aandacht te besteden aan de verschillende partijpolitieke visies van Den Uyl en Nieuw Links. De toekomstdromen van Den Uyl voor de PvdA verschilden sterk van de lange termijn visie van Nieuw Links. In het tweede hoofdstuk zal vervolgens een nadere blik geworden op de strategieën die zij hierbij hanteerden en wordt getracht – met inachtneming van alle voorzichtigheid –dit te duiden in termen van uitstraling op het electoraat. Vervolgens zal de relatie tussen Den Uyl en Nieuw Links worden geanalyseerd aan de hand van de politieke context van de anti-KVP-motie. Hoe Den Uyl uiteindelijk verrassend genoeg het gedachtegoed en de methodes van Nieuw Links gedeeltelijk incorporeerde in zijn eigen stijl van politiek leiderschap, komt daar eveneens aan bod. Met deze kennis in het achterhoofd, concentreert het laatste hoofdstuk zich op de wijze waarop de betrokkenen terugblikken op het gebeurde. Uit interviews komt naar voren hoe er achteraf is geoordeeld over de houding van Nieuw Links en Den Uyl ten opzichte van de anti-KVP-motie. Deze uitspraken zullen worden getoetst aan de conclusies van de hoofdstukken een, twee en drie. Dit essay zal een dieper inzicht geven in de vraag die al zo velen bezig heeft gehouden: wat waren de grondslagen voor en karakteristieken van de gespannen verhouding tussen Joop den Uyl en Nieuw Links omtrent de anti-KVP-motie, zoals die naar voren komen uit analyse van de secundaire literatuur en getuigenissen van direct betrokkenen?

1 Bestuurders, opstandelingen en de partij

Hoewel het daarna nog drie jaar duurde voordat de anti-KVP-motie concreet vorm kreeg, was de Nacht van Schmelzer in 1966 essentieel voor de totstandkoming van de motie. Veel PvdA’ers voelden zich na die bewuste nacht verraden door de KVP en hadden het vertrouwen in de rooms-rode samenwerking verloren.
De uitgebreide media-aandacht leidde ertoe dat heel Nederland getuige was van het tafereel en velen waren geschokt. Zelfs de eveneens katholieke KRO, zo benadrukken journalist Willem Breedveld en politicoloog Peter Bootsma in hun gezamenlijk werk, was ontzet over het gedrag van Schmelzer.
De Nacht van Schmelzer liet de PvdA verward achter. ‘We waren door de KVP in de steek gelaten, maar het leek erop alsof we niets anders zouden kunnen doen dan met hangende pootjes bij de KVP terugkeren’ blikt André van der Louw, Nieuw Linkser van het eerste uur, terug. In zijn ogen en ook volgens veel andere Nieuw Linksers, was de PvdA te statisch geworden. Onder andere de samenwerking met de katholieken had ertoe geleid dat de sociaaldemocraten hun eigen ideologische grondvesten hadden verwaarloosd. ‘Er waren geen ideeën. Kraak noch smaak’, zo omschrijft Van der Louw de toestand in de PvdA na de Nacht.
Nieuw Links meende dat om een eind te maken aan deze situatie, de partij de oplossing eindelijk bij zichzelf moest zoeken met behulp van een ‘grondige inhoudelijke heroriëntatie’. De partij zat in een ‘identiteitscrisis.’ Voordat de interne situatie op orde was, was regeringsdeelname volgens deze jonge partijleden verre van wenselijk. In 1969 besloot de beweging dat de PvdA nog steeds niet had getoond op eigen benen te kunnen staan: de partij moest zich nu maar eens zich ondubbelzinnig distantiëren van de KVP. Pas als de PvdA haar fundamentele sociaaldemocratische doelstellingen kon vertalen in de bestuursdeelname moest regeren een optie zijn – en dat zou zeker niet het geval zijn in een kabinet met de katholieken. De vernieuwers dienden daarom de anti-KVP-motie in, waarover op het Haags partijcongres gestemd zou worden, die deelname van de PvdA aan een eventuele coalitie met deze partij bij voorbaat verwierp. De vernieuwers verwoordden zo het sentiment dat binnen de gehele breedte van de partij speelde, constateert journaliste en Den Uyl-biografe Anet Bleich. Dat bij het Haags Congres tweederde van de aanwezigen deze anti-KVP-motie steunde, hoewel slechts een derde daadwerkelijk met Nieuw Links sympathiseerde, kan daar als bewijs voor worden gezien. Het overige derdedeel van de leden had zo haar eigen redenen om tegen de motie te stemmen. Een belangrijke overweging moet daarin de wens om te regeren zijn geweest; zij zagen de PvdA bij uitstek als een bestuurspartij. Den Uyl vertegenwoordigde deze laatste groep. Na zijn ministerschap in het kabinet-Cals wilde Den Uyl blijven besturen. Zijn ‘altijd vurig gekoesterde wens om te regeren’ zou hem tot in de late jaren zeventig blijven typeren.
Deze verschillende visies op regeringsdeelname hingen sterk samen met tegenovergestelde partijpolitieke overtuigingen. Nieuw Links stond een heel andere organisatiewijze voor ogen: vrolijker, losser, en minder hiërarchisch. Hiermee waren deze jonge ‘opstandelingen’ het tegenovergestelde van de politicus Den Uyl in de jaren zestig. Hij was ‘professioneel politicus’ en boven alles een bestuurder. ‘Een wetenschapper’, in de woorden van Bleich, die analytisch erg sterk was en lange betogen kon opzetten, maar er minder goed in slaagde in eenvoudige taal de mensen aan te spreken. Het gebrek aan een formele structuur binnen Nieuw Links kwam hem daarom vreemd voor. Nieuw Links was dan in wezen wel geen anarchistisch geheel, maar dat wilden de leden wel zo doen voorkomen, beschrijft Elizabeth Willeboordse. Hierdoor ontwikkelde zich een gevoel van vrees onder Den Uyl en veel andere PvdA’ers van de oude garde. Zij waren bang dat de beweging de vorm aan zou nemen van een ‘partij in de partij’. Want ook al schilderde Nieuw Links zichzelf graag af als een gezellige groep, verscheidene onderzoekers stellen toch vraagtekens bij deze onschuldige uitstraling. PvdA-politicus Anne Vondeling beschreef het indertijd als volgt: ‘Nieuw Links heeft geen structuur, maar toch wordt er door een handjevol goeie agitoren ergens bekwaam aan de touwtjes getrokken’. Dat deden ze niet zonder succes, zo stellen historicus Jan Wilbers en politicoloog Philip van Praag. Deze laatste, daarin gesteund door Willeboordse, beschrijft zelfs hoe Nieuw Links ‘vooral bezig was met het vergroten van de eigen invloed ten koste van anderen’ in haar streven tot het vergroten van de openheid en ‘participatiedemocratie’ in de PvdA. De ‘grote bezwaren’ van Den Uyl en zijn medestanders, zo concludeert ook Wilbers, waren dus zeker wel gegrond.
Niets illustreerde de dreiging beter dan de voorliefde van Nieuw Links voor buitenparlementaire acties. Dit zorgde dikwijls, zo merkt Willeboordse op, voor botsingen tussen de ‘bestuurder’ Den Uyl en de ‘opstandelingen’ van Nieuw Links. Den Uyl stond sceptisch tegenover buitenparlementaire acties en dat had alles te maken met zijn strikte opvatting van parlementaire democratie en rechtstaat. Hij ‘bewaakte als een Cerberus de democratische grondslagen van de partij’ en was verontwaardigd dat Nieuw Links continu tegen de wet aan liep te schoppen. De wet, zo geloofde hij, was juist ontworpen om de zwakkeren in de maatschappij te beschermen. De directe werkwijze van Nieuw Links vond Den Uyl daarom ‘bijna fascistisch’ en in strijd met de grondbeginselen van de sociaaldemocratie, zoals hij in 1970 in zijn beroemde werk ‘De smalle marges van de democratische politiek’ betoogde. Hij was er sterk van overtuigd dat regeren nog altijd het belangrijkste middel was om de zwakkeren te kunnen helpen. Dit was ook de reden waarom hij groot bezwaar had jegens de politieke tactiek van Nieuw Links, die ook nu nog grote beroemdheid geniet onder de naam ‘polarisatiestrategie’. Zelf voelde hij meer voor een ‘consensusmodel’ dat correspondeerde met zijn grote ambitie om te regeren. Deze verschillen in politieke strategie, die in sterk verband staan met de partijpolitieke opvattingen die zojuist geanalyseerd zijn, vormen een andere belangrijke factor in de spanning tussen Den Uyl en Nieuw Links.
2 Consensus, polarisatie en het electoraat

De anti-KVP-motie kan in zekere zin worden gezien als een geesteskind van deze polarisatiestrategie van Nieuw Links. Door de strijd op te zoeken met politieke tegenstanders en zich duidelijker op haar ideologische gronden te profileren, zou de PvdA de kiezer weer echt een keuze kunnen bieden. Het afzweren van de KVP was onderdeel van haar opstelling, en had tot doel af te rekenen met de ‘inconsequente compromishouding’ van de partij in de Tweede Kamer en moest een einde brengen aan de ‘geheimzinnigheid’ rond de kabinetsformaties. De motie zou de daarmee de PvdA steunen als grote partij uit de verkiezingen te komen.
Den Uyl zag de polarisatiestrategie niet als het geschikte middel om het electoraat aan te spreken. Hoewel Bootsma en Breedveld stellen dat ‘de Nacht’ voor Den Uyl al de omslag inluidde om de ‘polarisatiestrategie te gaan omarmen’, zou hij zich deze tactiek in werkelijkheid pas veel later eigen maken. In 1969 zag hij de strategie nog als een verwerpelijk politiek spel dat niet in zijn opvatting van democratie paste. Zoals Willeboordse benadrukt, diende de polarisatiestrategie vooral ook als ‘een machtsstrategie waarbij de uitschakeling van de confessionelen centraal stond’. Den Uyl meende daarentegen dat de PvdA de blik open moest houden. Hij zag de KVP als een mogelijke en zeer belangrijke kabinetspartner. Bovendien wilde hij zich ook niet vervreemden van het piepjonge D’66, een potentiële coalitiepartner voor de sociaaldemocraten die geen definitief nee wilde uitspreken tegen de KVP. Nieuw Links keerde zich juist af van de mogelijkheid tot samenwerking met D’66.
Deze tegenovergestelde strategieën vallen deels te begrijpen door de politieke achtergronden van Den Uyl en Nieuw Links nader te beschouwen. De polarisatiestrategie – en daarmee de anti-KVP-motie – kan worden beschouwd als onderdeel van de bredere roep om verandering die de roerige jaren zestig kenmerkte. Het paste in de sfeer van radicaliteit en idealisme die zo typisch was voor de jonge generatie. Den Uyl was zijn politieke carrière gestart ten tijde van de Verzuiling. Hij was als politicus groot geworden toen de politieke verhoudingen duidelijk waren en consensus de norm was. Twee opvattingen van politiek, het consensusmodel en de polarisatiestrategie, stonden hier dus lijnrecht tegenover elkaar. We moeten de discussie omtrent de anti-KVP-motie daarom niet alleen zien als een debat tussen voor- en tegenstanders van regeringsdeelname, maar ook beschouwen in termen van een generatieconflict, al lijkt het gebruik van een dergelijke term hier wellicht wat onhandig. Den Uyl, zo probeert deze term te duiden, stond nog met een voet in een voorbij politiek tijdperk en koesterde een andere opvatting van hoe men politiek diende te bedrijven. De jonge Nieuw Linksers werden politiek grootgebracht toen al grotendeels was afgerekend met de Verzuiling en streefden een andere politieke mentaliteit na.
Het verschil in strategie is eveneens te vatten in termen van ‘ideologie’ en ‘pragmatisme’. Nieuw Links draaide om ideaal en utopie, zo stelt bijvoorbeeld Wilbers. De PvdA-leiding was daarentegen bezig met politieke haalbaarheid. Ook Bleich concludeert dat Den Uyl zich meer liet leiden door tactische overwegingen, waar Nieuw Links principiële drijfveren koesterde. Of dit onderscheid tussen de ideologische vernieuwers enerzijds en pragmatische PvdA-leiding anderzijds zo zwart-wit was, valt te betwijfelen. De beide tactieken kunnen worden beschouwd als pragmatische middelen om tegenovergestelde politieke idealen te bereiken – voor Nieuw Links ideologische heroriëntering en stevige oppositie, voor Den Uyl regeringsdeelname.
Nu we het verband tussen politieke overtuiging en strategie hebben geanalyseerd, kunnen we het onderscheid tussen Den Uyl en Nieuw Links doortrekken naar een meer persoonlijk niveau. Hoewel hierbij de grootst mogelijke voorzichtigheid moet worden betracht, is het interessant de wisselwerking tussen strategie en politieke stijl te onderzoeken. De ouderwetse consensuspolitiek correspondeerde met de ‘koele’ politicus Den Uyl, zo beschrijft Te Velde. Hij had een ‘technische, bijna wetenschappelijke aandacht voor de politiek’, een calvinistische karaktertrek. Inderdaad wordt zijn gereformeerde opvoeding vaak aangehaald om zijn karakteristieke politieke stijl te duiden. Nieuw Links daarentegen vertaalde haar idealistische en losse politieke stijl van polarisatie en ideologische positionering in een aantrekkelijke en jonge uitstraling. Zij slaagde er vanaf het begin in haar boodschap aan de man te brengen.
Den Uyl ontbeerde in de jaren zestig nog zulk charisma. In een interview uit 1967 formuleert Den Uyl het zelf als volgt:
Image kan mij niet schelen. Mensen moeten mij aanvaarden zoals ik ben. Als dat niet goed genoeg is, dan maar niet. Of mijn pak nou slordig zit, of ik sigarenas mors of mijn haar in de war zit, daarover kan ik me niet druk maken. (…) Daarvoor heb ik te veel zelfironie, ik zou me een grote aansteller vinden wanneer ik mij voor de televisie of zo ter wille van het effect tot forse uitspraken zou laten verleiden’

Deze nonchalance (en onhandigheid) werden later een handelsmerk van Den Uyl. In de jaren zeventig droeg het beeld van een verstrooide Den Uyl in smoezelig jasje juist positief bij aan zijn charisma, politieke uitstraling en populariteit. Maar ten tijde van de anti-KVP-motie had Den Uyl nog weinig aantrekkingskracht op het electoraat, zo stelt ook voormalig Nieuw Linkser Arie van der Zwan. Het succes van de anti-KVP-motie, die in het verlengde lag van de polarisatiestrategie, was daarom deels te danken aan het vermogen van Nieuw Links om haar politieke ideeën succesvol aan de man te brengen. Dit talent om aan te voelen wat er speelde onder de eigen achterban bezat Den Uyl toen nog niet in die mate. Pas later, in de loop van de jaren zeventig, werd hij de ‘volkstribuun en warm politicus’ zoals hij vaak wordt herinnerd. Toen wist hij succesvol de felheid van Nieuw Links had gekarakteriseerd, eigen te maken. Den Uyl wist sowieso goed om te gaan met de verdiensten van de vernieuwers, zo blijkt ook uit zijn reactie op het uiteindelijke resultaat van de stemming betreft de motie. Om die uitkomst in het goede licht te kunnen zien, moeten we nog een korte blik werpen op de politieke achtergrond van de motie.

3 Overwinnaars, verliezers en de macht

Er speelde op het Haags Congres meer dan de anti-KVP-motie alleen. Vooral de houding van Nieuw Links jegens het leiderschap van de PvdA was van grote invloed op de algemene spanningen tussen de vernieuwers en Den Uyl.
In de Nieuw Links brochure Tien over Rood was het een van de belangrijkste punten: ‘Iedere gekozen volksvertegenwoordiger wordt de plicht opgelegd tot openbare verantwoording, die kan worden afgedwongen’. Deze eis had tot doel de invloed van de partijleden op de Kamerleden te vergroten en daarmee de gesloten partijcultuur binnen de PvdA, die vooral in stand werd gehouden door de oude garde, te doorbreken. Congressen waren volgens Nieuw Links gedegradeerd tot ‘applausmachines’, waarbij de jonge generatie werd geacht te klappen bij elke uitspraak van gevestigde PvdA-leiders. ‘Ouwe zakken, wat doen jullie daar nog?’, riep een gefrustreerde Van der Zwan tijdens een dergelijk congres.
Deze reactie paste in het bredere kader van het streven van Nieuw Links naar meer democratie en openheid in de partij. De beweging struikelde over de manier waarop de macht in de partij verdeeld was. Of liever gezegd: die macht was volgens haar gecentreerd in één persoon. Die persoon was Joop den Uyl, in die tijd zowel partijbestuurder als fractievoorzitter.
De concentratie van macht veroorzaakte niet alleen wrevel bij Nieuw Links, maar ook een breed gedragen weerstand bij veel andere leden van de partij. Den Uyl genoot in die tijd weliswaar respect, maar was binnen de partij ‘niet onomstreden’, benadrukt Van der Zwan. Nieuw Links tilde zwaar aan ‘het neutraliseren van de macht van Den Uyl’, zoals Van der Zwan omschrijft. De strijd van Nieuw Links voor het ‘meervoudig leiderschap’, waarbij de functie van partijleider en fractievoorzitter niet langer verenigd zou zijn in één persoon, nam daarmee het karakter aan van een persoonlijke strijd tegen Den Uyl. Van Praag stelt zelfs dat het leek of het uitschakelen van Den Uyl een grotere prioriteit had voor Nieuw Links dan het daadwerkelijke democratiseren van de partij. Deze felheid wordt begrijpelijk, als we ons realiseren dat Den Uyl in zijn persoon ook de bestuursambitie van de partij vertegenwoordigde. In 1967, twee jaar voor de anti-KVP-motie, dacht men erover kabinet-Den Uyl inzet te maken van de verkiezingen. De leus “Een man om mee te werken, Den Uyl minister-president” haalde het uiteindelijk niet, maar duidelijk is wel dat de strijd van Nieuw Links tegen de machtspositie van Den Uyl ook een strijd was tegen, in hun ogen, onverantwoorde regeringsdeelname. Den Uyl was echter niet bereid zijn uitzonderlijke positie op te geven. Hij bleef verdedigen dat zijn leiderschap de stabiliteit van de partij ten goede kwam. Deze starre houding schrijven deskundigen wel eens toe aan Den Uyls zendingsdrang, aan zijn overtuiging dat ‘alles van hem afhing en dat het zonder hem niet zou gaan’, zoals Bosmans het omschrijft. Tegelijkertijd is het goed mogelijk dat Den Uyl ook pragmatische redenen had om de touwtjes in handen te willen houden: als hij de macht zou moeten delen, was de kans op een volgende regeringsdeelname zeer waarschijnlijk kleiner.
Uitgerekend op het congres waarin de anti-KVP-motie werd besproken, vond hij een manier om zowel de schade aan zijn imago te beperken als de opties op besturen open te houden. Op het laatste moment, toen hij al uit het eerdere luide juichen en applaus had opgemaakt dat de meerderheid van de aanwezigen waarschijnlijk voor de motie zou stemmen, slaagde hij erin het woordje ‘huidige’ in de resolutietekst te krijgen. De motie stelde nu dat de PvdA voortaan niet meer zou samenwerken met de ‘huidige KVP’, waardoor de mogelijkheid bleef bestaan om dan in ieder geval in een eventuele toekomst met een veranderde KVP samen te werken. Toen de motie werd aangenomen, bleek Den Uyl in staat zijn rug recht te houden. Terwijl de zaal juichte en applaudisseerde, liep Den Uyl het podium op om zijn reactie op het gebeuren te geven. In plaats van zijn nederlaag te erkennen, slaagde hij erin de motie te presenteren als zijn eigen verdienste. De motie, zo sprak Den Uyl, was een ‘steun in de rug voor de partij’ bij het ‘hervinden van de socialistische inslag’ van de PvdA. In zijn dagboekaantekeningen beschreef Van der Louw hoe Den Uyl sprak over een ‘nieuw politiek bestel’, dat de confessionele partijen zou dwingen tot hervormingen. Den Uyl kreeg een staande ovatie. Op die manier slaagde hij erin de eigenlijke verdienste van Nieuw Links tot zijn eigen persoonlijke succes te maken. Deze tactiek zette Den Uyl vaker in. Vanaf de verkiezingen in 1972, zo constateert onder meer Bleich, omarmde Den Uyl de zo vurig door hem bestreden polarisatiestrategie. De reden voor deze ommekeer was het electoraal succes dat de methode opleverde. Den Uyl werd vanaf dat moment de verpersoonlijking van de polarisatie, al bleef hij, zo geven Bleich en Te Velde toe, altijd wel lichte twijfels houden over de werkelijke waarde van de strategie.
Op deze manier boog Den Uyl niet alleen zijn nederlaag op het Haags Congres om tot een glansrijke overwinning, maar incorporeerde hij ook de kwaliteiten van Nieuw Links in zijn eigen politieke stijl. Zijn leiderschap dat was betwist door Nieuw Links, wist hij om die reden en ondanks alle kritiek juist te versterken. Op een abstracter niveau had hij onder andere door zijn omgang met de anti-KVP-motie, zo valt achteraf te concluderen, nog een groot succes geboekt. Hij was erin geslaagd, zo benadrukt Bleich, een scheuring binnen de partij te voorkomen en Nieuw Links in de partij te laten versmelten. Den Uyl wilde de vernieuwers er simpelweg bijhoudenHij achtte hun bijdrage, hoewel hij die inhoudelijk niet altijd inhoudelijk even sterk vond, wel waardevol voor de partij. Van Praag komt tevens tot de conclusie dat Den Uyl, samen met Tans en Vondeling, er op een bewonderenswaardige manier in geslaagd was Nieuw Links in de partij te laten integreren: enerzijds werd Nieuw Links zowel de ruimte gegund die zij nodig had om als ‘een beweging in de partij’ te opereren en anderzijds werden duidelijke grenzen gesteld aan de vernieuwers. Ook later in zijn politieke carrière zou dit vermogen ‘de uitersten bij elkaar te brengen’ hem eigen blijven.

4 Excuses en oordelen

PvdA-corryfee Max van der Stoel sluit zich aan bij de eerder getrokken conclusie door Bleich en Van Praag. Den Uyl ging ‘met eindeloos geduld en ogenschijnlijk onvermoeibaar’, telkens opnieuw het gesprek met Nieuw Links aan. Het is dus de verdienste van Den Uyl, zo stelt Van der Stoel, dat de partij onbeschadigd en intact bleef. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Van der Stoel ook een van de grootste opponenten van Nieuw Links was geweest en dat deze uitspraken zijn opgetekend in een feestboek voor de vijfenzestigste verjaardag van Den Uyl.
Lovende woorden zijn ook terug te vinden bij Den Uyls vroegere tegenstanders. Voormalig Nieuw Linkser Wim Meijer omschrijft hoe Den Uyl het niet altijd met hen eens was, maar toch een brug met de vernieuwers wilde slaan. (.) Marcel van Dam, tevens Nieuw Linkser van het eerste uur, formuleerde fraai: ‘Als Den Uyl tijdens Luther paus was geweest, was er nooit een scheuring gekomen, maar was de katholieke kerk langzamerhand een protestantse kerk geworden’.
Den Uyl benoemde dit in het interview uit 1975 eveneens als zijn verdienste. Op de vraag hoe hij zichzelf ziet in de geschiedenis van de Nederlandse sociaaldemocratie, benadrukte hij dat hij erin geslaagd was ‘een brug te slaan van laten we zeggen het socialisme van de jaren vijftig naar dat van de zeventiger jaren’. Dat de ‘geweldige’ krachten van verjonging en vernieuwing ‘op vruchtbare wijze gekanaliseerd zijn’ achtte hij zelf zeer van belang.
Sommige Nieuw Linksers namen later afstand van enkele van hun destijds radicale standpunten. Zo is de wenselijkheid van de anti-KVP-motie achteraf door enkele Nieuw Linksers genuanceerd. Nieuw-Linkser Hans van der Doel stelt reflecterend zelfs vast dat de anti-KVP-motie en het vasthouden aan de polarisatie,

‘een ramp was waarmee wij honderdduizenden arbeiders, die hun hoop op onze regeerlust hadden gevestigd, van ons dreigden te vervreemden. De arbeiders vroegen ons een ei, en wij gaven hun een schorpioen.’

Historica Lidie Koeneman, die Van der Doel citeert, komt tot dezelfde conclusie. In haar ogen had Den Uyl gelijk met zijn felle bezwaren tegen de motie. Toch moet hier opnieuw worden gerefereerd aan de specifieke context en Den Uyls onvermogen de sterk heersende anti-KVP-sentimenten onder zijn achterban te herkennen. Den Uyl zag simpelweg de onvrede niet die er speelde bij veel PvdA-leden. Han Lammers, zelf in die tijd een vooraanstaande Nieuw Linkser en in discussies regelmatig directe opponent van Den Uyl, memoreert dat de PvdA ten tijde van de anti-KVP-motie ‘in haar basis veel radicaler was dan de top snapte’. Dat Den Uyl dit niet zag of niet wilde zien, was niet in de laatste plaats een gevolg van zijn grote ambitie om te regeren. Enerzijds was dit ingegeven door zijn rotsvaste geloof dat dit de ideale manier was om de sociaaldemocratische doelstellingen te verwezenlijken, anderzijds omdat ‘besturen’ hem lag. ‘Eh, ik ben er niet vies van, niet afkerig moet ik zeggen in het nette’ antwoordde hij in 1975 op een vraag over zijn relatie tot macht. ‘Maar daar is iedereen bij. En ik houd vol dat wat mij drijft niet de behoefte is om te heersen’ voegde hij daar aan toe.
In 1977 leek Den Uyl, opnieuw in een interview, zijn drammerige en bazige kant wel degelijk te erkennen. Hoewel hij probeert beleefd en voorzichtig met mensen om te gaan, verontschuldigde Den Uyl zich bij de interviewer, merkt hij toch soms dat hij hun onbedoeld kwetst en de indruk geeft ‘over ze heen te walsen’. Als gevolg daarvan, constateerde Den Uyl, komen er in dergelijke gevallen frustraties los en hebben mensen het idee dat er aan ze voorbijgegaan wordt. Deze woorden geven ons meer inzicht in zijn starre houding ten opzichte van zijn dubbelfunctie in de PvdA, toen Nieuw Links met haar strijd om het meervoudig leiderschap de persoonlijke aanval op hem openende.
Den Uyl zag Nieuw Links op zijn beurt ook als een gevaar voor de toekomst van de partij. Han Lammers beschrijft hoe Den Uyl vreesde dat Nieuw Links slechts de ‘partijmachine wilde gebruiken om er zelf beter van te worden en de machine daarna weer de machine te laten’. Den Uyl zelf beaamt dit in een interview uit 1976. Op de vraag of hij ‘eigenlijk niet altijd’ vernieuwers en hun ideeën blokkeerden, doorziet Den Uyl dat de interviewster impliciet naar de situatie met Nieuw Links verwijst. Hij antwoordt dat hij zich inderdaad heeft verzet tegen de beweging maar ‘niet tegen verandering, verjonging, vernieuwing, maar tegen onderstromen in en rond Nieuw Links die ik als een gevaar zag voor het democratisch socialisme’.
Dat Den Uyl zich regelmatig beledigd en bedreigd voelde door Nieuw Links, beaamt ook zijn oudste dochter Saskia. Zij herinnert zich hoe hij het ‘onheus’ vond dat Nieuw Links zich zo tegen hem afzette, hij voelde zich daardoor ‘gekwetst’. Zelfs jaren later dacht hij nog met ‘gemengde gevoelens’ terug aan Nieuw Links, blijkt uit een interview uit 1987.
Hoe dan ook, Den Uyl bleek uiteindelijk, zo luiden ook uit de getuigenissen van betrokkenen, flexibel genoeg om de ideeën van Nieuw Links te gebruiken en juist ten goede te laten komen aan zijn eigen positie. Dat bleek al toen hij zijn feitelijke nederlaag bij het aannemen van de anti-KVP-motie handig wist om te buigen in eigen succes. Over dat opmerkelijke optreden op het Haags Congres, merkt Han Lammers op: ‘Joop is iemand die verdraaid snel taxeert dat hij verloren heeft en dan het vermogen bezig om zijn verlies zo snel mogelijk in winst om te zetten’. Dit lukte hem ook bij Nieuw Links. Onderdelen uit haar gedachtegoed en werkwijze die hem bevielen nam hij in de jaren zeventig op in zijn eigen politieke stijl. ‘Hij zag beide kanten [van Nieuw Links]. Hij zag het waardevolle ervan en de bedreiging’, formuleert Meijer. Achteraf valt zelfs te constateren dat Den Uyl altijd al wel iets ‘Nieuw Linkserigs’ in zich had. Al in een interview uit 1967 sprak hij over hoe de PvdA toe was aan ‘nieuwe mensen’, aan ‘herijking’, over hoe de partij het ‘anders moest willen spelen’, hoe openheid de progressieven moet sieren waar achterkamertjespolitiek de conservatieven typeert, hoe ‘Provo’s en dat soort conflicten een symptoom zijn van een heilzame ziekte’. Enkele jaren later zou Den Uyl daadwerkelijk ook de aantrekkingskracht van Nieuw Links eigen maken, om daarna zelfs de polarisatiestrategie te omarmen. Zijn geloof in het belang van besturen bleef hem echter bij. Sterker nog, uiteindelijk lagen juist deze door Nieuw Links geïnspireerde aantrekkingskracht en strategie aan de basis van wellicht de meest roemrijke regeringsdeelname uit het bestaan van de PvdA. Als premier van het ‘meest linkse kabinet dat Nederland ooit gekend heeft’ verenigde Den Uyl zijn bestuursambitie met de polarisatie en het charisma van de vroegere ‘opstandelingen’.

Conclusie

De getuigenissen van direct betrokkenen illustreren het uitgebreide verhaal van de spanningen tussen Nieuw Links en Den Uyl dat uit de literatuur naar boven is gekomen. Het antwoord op de vraag wat de grondslagen voor en karakteristieken van deze gespannen verhouding waren, behelst meer dan politieke factoren alleen. Wederzijds onbegrip, angst en onvermogen speelden een grote rol. Na de onthutsende Nacht van Schmelzer kwamen Nieuw Links en Den Uyl, beiden door zowel principiële als tactische overwegingen, uit op twee tegengestelde oplossingen om de PvdA er weer bovenop te helpen. Nieuw Links preekte polarisatie en dwong de partij zich op de interne problemen te richten alvorens mee te willen regeren. Den Uyl echter wilde de opties tot samenwerken en meeregeren openhouden en weigerde de KVP af te zweren. Dit had alles te maken met de verschillende politieke overtuigingen tussen de ‘verzuilde’ Den Uyl en de jonge generatie vernieuwers. Waar de eerste regeren als hoogste doel beschouwde, zagen de laatsten hier geen heil in zolang de partij niet genoeg ‘vernieuwd’ was.
Den Uyl koesterde oprecht wantrouwen jegens de organisatiestructuur en werkwijze van Nieuw Links. Hij was bang dat de beweging de partij zou misbruiken voor haar eigen doeleinden. Dat zijn positie als zowel fractieleider als partijvoorzitter door Nieuw Links werd aangevallen in haar strijd voor meervoudig leiderschap, beschouwde hij bovendien als een persoonlijke bedreiging voor zijn machtsfunctie. Hij weigerde om aan hun eisen tegemoet te komen, omdat hij vreesde dat een volgende regeringsdeelname dan te lang op zich zou laten wachten. Daarbij verafschuwde Den Uyl de buitenparlementaire acties van de vernieuwers, die indruisten tegen zijn politieke opvatting van democratie, sociaaldemocratie, partijcultuur en rechtstaat.
De anti-KVP-motie beschouwde hij als een inbreuk op de ‘spelregels van de democratie’. Maar hij miste, zo moet gezegd, het vermogen om aan te voelen wat er onder zijn achterban speelde: Den Uyl realiseerde zich simpelweg niet genoeg hoe groot de weerstand onder de PvdA-leden was tegen de KVP. De aanname van de motie was onvermijdelijk, maar Den Uyl had de schade succesvol weten te beperken (eerst door het voor elkaar te krijgen het woordje ‘huidig’ in te voegen, daarna door de motie zelf op te eisen). Zo werd regeren met de KVP in de toekomst toch niet onmogelijk en redde hij zijn imago. Deze was echter ten tijde van de motie nog niet volledig tot bloei gekomen. Pas in de jaren zeventig ontwikkelde Den Uyl zich tot de leider die men zich nu nog zo graag herinnert om zijn befaamde charisma en warme uitstraling. Den Uyl was er op die manier in geslaagd Nieuw Links binnen de partijboot te houden én ende polarisatiestrategie eigen te maken. Het charisma en het vermogen om de ‘gewone man’ aan het spreken, zouden zijn grootste kwaliteiten worden. De anti-KVP-motie werd – ondanks alles en tot verrassing van velen – in wezen de eerste grote overwinning van Den Uyl. Nieuw Links heeft de latere ‘volkstribuun’ Den Uyl in verregaande mate geschapen. De twee polen van de ‘bestuurder’ Den Uyl enerzijds en de ‘opstandelingen’ van Nieuw Links anderzijds versmolten in de politicus Den Uyl van de jaren zeventig, die het gezicht zou worden van de PvdA. Een, toegeven, oud gezicht – maar met jonge gelaatstrekken. Onderdelen van het gedachtegoed en de werkwijze van Nieuw Links pasten bij uitstek bij Den Uyl. Zo werd Den Uylin de jaren zeventig toch ‘een Nieuw Linkser van het allerlaatste uur’.

Literatuurlijst

_____, ‘Politiek is een spel en ik probeer het goed te spelen’, Het Parool 12 januari 1967 in: Max de Bok ed., Joop den Uyl. Een leven in interviews (Amsterdam 1988) 29-36.

Bastianen, Kees, ‘Minister-president Den Uyl ziet genoeg leuke dingen voor links’, de Volkskrant 20 september 1975 in: Max de Bok, ed., Joop den Uyl. Een leven in interviews (Amsterdam 1988) 50-59.

Bleich, Anet, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (Amsterdam 1986).

Bleich, Anet, Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer (Amsterdam 2008).

Bootsma, Pieter en Willem Breedveld, De verbeelding aan de macht. Het kabinet- Den Uyl 1973-1977 (3e druk; Den Haag 1999).

Boivin, Bertus e.a. ed., Een verjongingskuur voor de Partij van de Arbeid. Opkomst, ontwikkeling en betekenis van Nieuw Links (Deventer 1978).

Broek, Ilja van den, Heimwee naar de politiek. De herinnering aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam 2002).
Damsma, Dirk, ‘De Nacht van Schmelzer (1966)’, in: Els Kloek ed., Verzameld verleden. Veertig gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 2004) 149-151.
Doel, Hans van den, ed., Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA (Amsterdam 1966).

Koeneman, Lidie, Nieuw Links in de Partij van de Arbeid (Groningen 1979).

Lammers, Han, ‘Den Uyl en Nieuw Links’ in: John Jansen van Galen en Bert Vuijsje ed., Joop den Uyl. Politiek als hartstocht (2e druk; Weesp 1985) 116-133.

Leemhuis, Lideke, De PvdA als aktiepartij 1971-1979. Een onderzoek naar de inhoud en de ontwikkeling van een door Nieuw Links gepropageerde vernieuwing (Groningen 1985).

Louw, André van der, De razendsnelle opmars van Nieuw Links (Den Haag 2005).

Louw, André van der, De Rode Hoed en andere verhalen (Den Haag 1992).

Louw, André van der, Op de huid van de tijd. Herinneringen (Amsterdam/Antwerpen 2001)

Oppenheim, Alice ‘Ik hou van de macht’, Elsevier Magazine 9 april 1977 in: Max de Bok, ed., Joop den Uyl. Een leven in interviews (Amsterdam 1988) 60-69.

Praag Jr., Philip van, Strategie en illusie Elf jaar intern debat in de PvdA (1966-1977) (Amsterdam 1990).
Reichwein, Onno, ‘J.M. Den Uyl. Gereformeerd af, socialist geworden, Calvinist gebleven’, Utrechtse historische cahiers 19 (1998) nr. 4.

Stoel, Max van der, ‘Niet uit het veld te slaan’ in: Casteleijn, Leo e.a. ed., Tekens in de tijd. 65 jaar Joop den Uyl (Amsterdam 1984) 122-126.

Velde, Henk te, Stijlen van Leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Amsterdam 2002).

Velde, Henk te, ‘De stijl van Den Uyl en de opkomst van Van Agt’, in: Jan Ramakers, Gerrit Voerman en Rutger Zwart, Illusies van Den Uyl? De spreiding van kennis, macht en inkomen (Amsterdam 1998) 8-24.

Voerman, Gerrit, ‘Illusies van Den Uyl?’, in: Jan Ramakers, Gerrit Voerman en Rutger Zwart, Illusies van Den Uyl? De spreiding van kennis, macht en inkomen (Amsterdam 1998) 1-7.

Wagenaar, Marja, ed., Herinneringen aan Joop den Uyl. Artikelen en interviews (Amsterdam 1988).

Wilbers, Jan, Een partij in de partij (Groningen 1986).

Willeboordse, Elisabeth B., De doorbraak van Nieuw Links in de Partij van de Arbeid. Op zoek naar de sleutel tot succes (Rotterdam 1996).

Witteman, Paul, ‘Waag het met discussies, gooi de luiken open’, VARA-Radio, In de rooie haan 9 mei 1987 in: Max de Bok, ed., Joop den Uyl. Een leven in interviews (Amsterdam 1988) 198-203.

Zwan, Arie van der, Van Drees tot Bos. Zestig jaar succes en mislukking. Geschiedenis van de PvdA (Amsterdam 2008).

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven