Onze man in Berlijn: Waar ik woon

Hoe tackel je een metropool? Schrijver Tommy Wieringa voorziet ons in zijn verhaal ‘Een huis in Berlijn’ van advies: ‘De enige manier om een wereldstad eronder te krijgen, is door er een dorp van te maken.’ Gelukkig is dat in Berlijn niet zo moeilijk. Een echt ‘centrum’ ontbreekt; in plaats daarvan heb je verschillende centraal gelegen wijken die allemaal een eigen, bijna dorps, karakter hebben. Na de zomer in Friedrichshain te hebben doorgebracht, woon ik sinds kort in Schöneberg: ik ben van het ene dorp naar het andere verhuisd. Van Neubau naar Altbau, van de eerste naar de derde verdieping en van nul planten naar maar liefst eenentwintig groene vrienden, die volgens het onderhuurcontract in leven moeten blijven (zu spät: de hibiscus heeft verleden week al de geest gegeven. En het is nog niet eens écht winter). De boeken uit de dozen en in de kasten; wat rest is het ontdekken van de buurt. Naast de gebruikelijke routine van de supermarkt, de kroeg en de Spätkauf (waar haal ik anders op onchristelijke tijden koud bier?) is het vrijwel in iedere hoek van Berlijn de moeite waard om de lokale geschiedenis in te duiken. Deze is niet alleen doorgaans goed gedocumenteerd, maar ook interessant en veelzijdig: kijk maar naar de vele bijdragen over Berlijn op deze website (hier moet een linkje). Het Rathaus van Schöneberg is de plek waar Kennedy zijn beroemde ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak gaf, en op een steenworp afstand vind je het voormalige vliegveld Tempelhof, tussen 1948 en 1949 eindbestemming van de luchtbrug naar West-Berlijn.

Straatnamen
Dat zijn de grote verhalen, maar laten we bij het begin beginnen: waar ik woon. Ik woon op de Leberstraße. In de afgelopen honderdvijftig jaar heeft de straat echter niet altijd zo geheten. Iedere naamsverandering vertelt een nieuw verhaal. Toen de straat in 1871 werd aangelegd, werd deze Sedanstraße gedoopt. Deze verwijzing naar de overwinning op de Fransen in 1870-1871 is geen toeval. Naast het feit dat Berlijn in deze jaren haar positie verwierf als hoofdstad van het Duitse Keizerrijk, werd de door Bismarck geëiste schadevergoeding van vijf miljard francs grotendeels besteed aan de uitbreiding van de stad. Zo ook dit gedeelte van Schöneberg. Het buurtje (das Kiez) waar de Sedanstraße deel van uitmaakte werd aan het einde van de negentiende eeuw het ‘Rote Insel’ genoemd. Aan de naamgeving gaat een apocrief verhaal vooraf: het wijkje, dat ingesloten lag tussen verschillende treinsporen (vandaar Insel), werd vrijwel uitsluitend bevolkt door arbeiders. Met de groei van de stad was ook de industrialisering ingezet en vlakbij S-Bahnhof Schöneberg bevond zich een fabriek. In 1910 werd de Gasometer gebouwd, die nu nog boven de herfstkleuren de lucht domineert.

Foto 1
Uitzicht van de Julius-Leber-Brücke aan de Kolonnenstraße, die haaks op de Leberstraße loopt. In de verte prijkt de Gasometer, onder ons loopt het spoor dat het ‘eiland’ vanaf de westelijke zijde afsluit. Links ligt dus het ‘Rote Insel’.

De arbeidersbeweging was er sterk, maar tussen 1878 en 1890 was hun partij, de SPD, verboden door Bismarck’s socialistenwet. Toen in 1878 Wilhelm I na een rondtocht door het land, gedurende waarbij hij aan twee moordaanslagen ontkwam, terugkeerde in Berlijn was de gehele stad gehuld in de zwart-wit-rode kleuren van de keizerlijke vlag. Een drankhandelaar genaamd Bäcker op de Sedanstraße, hees echter de rode vlag van de socialisten. Hij werd als straf verbannen uit de stad, maar in de volksmond werd het Sedanviertel voortaan het Rote Insel genoemd, een naam die tot de dag van vandaag wordt gebezigd.

Ook niet onbelangrijk: Marlene Diettrich zag een paar huizen verderop (nr. 65) het levenslicht, op 27 december 1901. Een plaquette en een muurschildering herinneren ons aan de Duitse steractrice, die trots bleef op haar ‘volkse’ afkomst. De arbeidersbeweging bleef sterk aanwezig in de buurt, met name gedurende de Weimarrepubliek. De bevolking van de wijk heeft een belangrijke rol gespeeld bij het neerslaan van de rechtse Kapp-Putsch in 1920, die op het Kaiser-Wilhelm-Platz aan het eind van de wijk in bloed gesmoord werd. Tot de machtsovername van de nazi’s in 1933 durfde de SA de wijk ook niet in, tenzij zwaarbewapend of in grote getale.

Foto 3
Detail uit de Leberstraße: een muurschildering van Marlene Diettrich aan het begin van de straat. De actrice werd een aantal huizen verderop geboren.

Straatstenen
Met de komst van het Derde Rijk veranderde na een paar jaar ook de naam van de straat: het werd de Franz-Kopp-Straße. Franz Kopp was een lid van de Sturmabteilung (SA, de knokploeg van Hitler die in 1921 is opgericht)   In 1933 werd hij door een onbekende schutter neergeschoten in de wijk. De straat zou tot 1947 zijn naam dragen: daarna werd deze omgedoopt tot Leberstraße, naar de verzetsstrijder Julius Leber, die in 1945 door de Gestapo werd vermoord. Er zijn meer elementen in het straatbeeld die herinneren aan de tijd van het nationaalsocialisme, waaronder de zogenoemde Stolpersteine, letterlijk ‘struikelsteentjes’. Deze steentjes maken onderdeel uit van een grootschalig kunstproject van de Duitse kunstenaar Gunter Demni, die deze messing steentjes voor bepaalde huizen aanlegt ter herinnering aan de inwoners: mensen en families die door de nazi’s zijn verdreven. Demni begon in 1996 met een aantal steentjes in de Berlijnse wijk Kreuzberg, inmiddels vind je ze door heel Europa (ook in Amsterdam, Utrecht en Leiden). Berlijn telt er zo’n 5000, waarvan een in de Leberstraße. Vrijwel dagelijks loop ik langs de steen van Eduard Urmann (zie foto), geboren in 1883 in Czernowitz. Tegenwoordig ligt dat in Oekraïne, maar destijds maakte het deel uit van Oostenrijk-Hongarije. Hij werkte in de wijk als elektricien. In 1942 is hij gedeporteerd naar Riga en enkele dagen na aankomst door Einsatzgruppen vermoord. Dat is alles wat we weten over Eduard Urmann.

Foto 2
De Stolperstein van Eduard Urmann

De aanleg van de Stolpersteine is niet geheel zonder controverse. In Beieren tref je ze bijvoorbeeld niet aan, omdat de het joodse comité in deze bondsstaat ertegen is. Ze beschouwen het project als aanstootgevend: mensen zouden letterlijk op de slachtoffers stappen. Demni zegt dat de stenen juist bedoeld zijn om aandacht te trekken; het dwingt mensen om zich voorover te buigen om te kunnen lezen wat er op de stenen staat en daardoor staan mensen bij de gebeurtenissen stil. Huisbezitters zijn er overigens ook niet altijd even blij dat ze dagelijks herinnert worden aan hun vermoorde voorgangers; de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust blijft in Duitsland nu eenmaal een hevig onderwerp van debat. Tot de straatstenen aan toe.

De Leberstraße laat niet alleen zien dat je over vrijwel iedere straat in Berlijn een verhaal kunt schrijven, maar dat een dergelijk verhaal op geheel eigen wijze de stadsgeschiedenis vertelt. Tot zover het Rote Insel, volgende maand bladeren we verder in het stratenregister van Großstadt Berlin.

Foto ArnoutArnout le Clercq (1991) is masterstudent geschiedenis in Leiden. Op het moment woont hij in Berlijn en studeert hij aan de Humboldt-Universität. Hij doet daar onderzoek voor zijn masterscriptie, die zal gaan over de gebruikerscultuur van cocaïne en drugspolitiek in Berlijn gedurende de Weimarrepubliek. Verder houdt hij zich bezig met de moderne geschiedenis van het Iberisch schiereiland en Centraal-Europa. Naast geschiedenis liggen zijn interesses bij journalistiek, literatuur en muziek. Hij liep eerder dit jaar stage bij de boekenredactie van NRC Handelsblad. Arnout is daarnaast oud-secretaris van de Jonge Historici. Nu schrijft hij recensies en buitenlandcolumns voor onze website.

 

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven