Ralph van Hertum: Geweld en intimidatie in de Reconstructie van Louisiana

Ralph van Hertum

Samenvatting

In het zuiden van de Verenigde Staten gingen de jaren na de Amerikaanse Burgeroorlog met veel geweld en onrust gepaard, zowel op politiek als op raciaal gebied. Geweld en intimidatie kwamen veel voor, meestal met politieke redenen en grote politieke consequenties. Democraten en Republikeinen deden er alles aan elkaar uit het politieke zadel te houden. Het door de Democraten gebruikte geweld zorgde uiteindelijk in de staat Louisiana voor een Republikeinse nederlaag. In deze publicatie onderzoekt Ralph van Hertum hoe, waarom en tegen wie racistisch en politiek geweld gepleegd werd in de zuidelijke staat Louisiana, ten tijde van de Amerikaanse Reconstructie.

Download de PDF

Ralph van Hertum (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

Geweld in Shady Grove

Op 30 september 1868 scheen de zon fel op het hoofd van een handelaar uit Arkansas. De koopman stapte na een warme rit bij de Shady Grove-plantage van zijn paard. De zuiderling vroeg met luide stem of er ‘radicale negers’ in de buurt waren. Nadat een jonge man wees naar een bejaarde Afro-Amerikaan, trok de vreemdeling zijn pistool. Twee schoten misten de verraste ex-slaaf. Diezelfde dag verzamelde zich een menigte Afro-Amerikanen om de acties van de bezoeker uit Arkansas te bestraffen. De ex-slaven bonden de blanke man aan een boom vast, en beraadden zich over zijn lot. Twee blanke mannen grepen in en na een kort vuurgevecht, waarbij enkele slachtoffers werden gemaakt, kon de gevangene ontsnappen. Op 1 oktober keerde de handelaar met een 75-tal cowboys terug, die gerechtigheid eisten. In hun ogen was de genoegdoening alleen mogelijk door middel van het verwonden en doden van de Afro-Amerikanen die de handelaar aan de boom hadden gebonden. Zij openden het vuur op alle vindbare ex-slaven. Dertien kilometer zuidelijker in Shreveport had zich een blanke menigte verzameld. De blanke mannen waren gealarmeerd door de geruchten van een negeropstand. De massa doodde in haar opmars naar Shady Grove negen Afro-Amerikaanse passanten. Bij de plantage hadden ondertussen twintig tot dertig ex-slaven het leven gelaten. De andere donkere bewoners waren gevlucht. In de weken na het incident was het onrustig in Bossier Parish. De blanken jaagden in de bossen op de Afro-Amerikanen die het overleefd hadden. Naar verluidt zagen de inwoners van Shreveport minimaal dertig lichamen in het onstuimige water van de Red River voorbij drijven.
Op het eerste gezicht lijkt hier sprake te zijn van racistische moorden. De Afro-Amerikanen verzamelden een menigte tegen de blanke handelaar uit Arkansas, die één van hun rasgenoten had bedreigd. Vervolgens formeerden zich twee blanke groepen (in Oost-Arkansas en Shreveport) die optrokken naar Shady Grove om wraak te nemen voor de gevangenneming van de koopman. Dit incident roept talloze vragen op. De eerste vraag is waarom de man uit Arkansas begon te schieten op een medemens die hij niet kende. Daarnaast vraagt men zich af waarom de Afro-Amerikanen zich snel mobiliseerden om een incident tussen twee individuen als groep tegen één blanke man op te lossen. Bovendien is het opvallend dat twee afzonderlijke menigtes binnen één dag naar Shady Grove trokken om een spoor van lijken achter zich te laten. Ook is er de vraag of hier sprake is van meer dan racistische gevoelens. Om al die vragen te kunnen beantwoorden is een onderzoek naar de Reconstructieperiode in de Amerikaanse staat Louisiana nodig. In dit werkstuk zal centraal staan of het geweld en de intimidatie, zoals dat voorkwam op 30 september en 1 oktober 1868, regelmatig voorkwamen of slechts incidenteel de kop opstaken. Om te ontdekken of er een patroon in het Reconstructiegeweld zat, zal onderzocht worden wat de oorzaken en de doelen van het geweld waren.
De hoofdvraag van dit werkstuk luidt: Wat was de rol van het geweld en de intimidatie na de Amerikaanse Burgeroorlog en tijdens de Reconstructieperiode in de Amerikaanse staat Louisiana in de jaren 1865-1877?
Dit werkstuk zal hopelijk een bijdrage leveren aan de discussie onder historici met betrekking tot de Reconstructie van de zuidelijke staat Louisiana. Het is het doel van dit werkstuk te onderzoeken hoeveel geweld er werd gepleegd in de Pelican State (de bijnaam van Louisiana) in de periode tussen 1865 en 1877, en waarom dit geweld werd gepleegd. Bovendien is het van belang te weten waar de wet werd overtreden, en hoe de plaatselijke bevolking hierop reageerde. Ook is het van belang te onderzoeken tegen wie dit geweld gericht was; individuen, politieke partijen of rassen? Met dit werkstuk hoop ik op al deze vragen een passend antwoord te geven.
De opzet van het werkstuk zal voornamelijk de chronologische lijn der gebeurtenissen volgen. In hoofdstuk één zal aan bod komen wat de ambitieuze plannen van Abraham Lincoln met het (deels) door de Unie veroverde Louisiana waren. Daarnaast zullen de deelnemers aan het politieke spel in de Pelican State worden voorgesteld. Belangrijk in dit hoofdstuk zal de vraag zijn wat de oorzaken waren van de New Orleans Riot van 1866. In hoofdstuk twee zal het verkiezingsjaar 1868 worden belicht. Ondanks dat de eerste verkiezingen (voor het gouverneurschap en de nieuwe staatsgrondwet) zonder grote incidenten verliepen, vielen er in het tweede deel van 1868 veel doden door geweld. Hoe kwam dit? Het Amerikaanse Congres hoorde tientallen getuigen en een deel van de sprekers schetste een angstaanjagend beeld. In hoofdstuk drie zal met behulp van de analyses van Gilles Vandal worden uitgelegd wat de motieven waren voor het plegen van het geweld. Ook het hoe, wie, wat, waar en wanneer zullen worden onderzocht. Hoofdstuk vier richt zich op de verkiezingen van 1872 en de bloedige nasleep van de strijd om het gouverneurschap. De Colfax-moorden en de Coushatta-moorden zullen worden uitgelicht om op lokaal niveau te kijken wat de oorzaken waren van de geweldsuitbraken. Vervolgens zal in hoofdstuk vijf de verkiezingsstrijd van 1876 worden belicht. Werd daar geweld en intimidatie gebruikt? Tot slot zal in hoofdstuk zes kort de nasleep van de Reconstructie worden behandeld. Veranderden de geweldspatronen en waarom?
De Engelse begrippen zullen in het Nederlands worden vertaald, maar waar de Engelse naam bekender is, zal aan het Engels worden vastgehouden. Zo zullen Colfax Massacre, Coushatta Affair, Enforcement Acts, Freedmans Bureau, Gilded Age, Mississippi Delta, Red River Parish en Sugar Bowl allen met hoofdletter en in het Engels worden geschreven.
‘As events turned out, 1845 was a very important year for the United States and for Texas. The story of expansionism was only beginning, however much excitement and trauma lay ahead.’ Paul H. Bergeron keek in zijn biografie over het leven van president James Knox Polk vooruit naar de evenementen die de tweede helft van de negentiende eeuw haar aanzien zouden geven. Veel historici hebben zich geconcentreerd op de strijd tussen de Unie en de Confederatie in de Burgeroorlog. Wellicht vonden de meeste trauma’s van de tweede helft van de negentiende eeuw wel plaats tijdens de Reconstructie? We beginnen net voor het begin van de Reconstructie. Hoe was de situatie in Zuid-Louisiana onder de noordelijke bezetting van New Orleans en haar omgeving?

1: De Unionisten aan de Golf van Mexico

Op 14 april 1865 klonk in het Fords Theater in Washington een knal. John Wilkes Booth joeg Abraham Lincoln een kogel door het hoofd. De acteur riep tegen de geschokte omstanders uit dat ‘tirannen altijd de dood wacht’. Historisch gezien is de moord op de Amerikaanse president een interessant onderzoeksobject. Zou de Reconstructie van het zuidelijk deel van de Verenigde Staten anders zijn gelopen als Lincoln en niet Andrew Johnson de president was geweest? Op die interessante vraag gaan we hier niet in. In hoofdstuk een zal worden gekeken wat de plannen van Old Abe waren met Louisiana. Lincoln wilde na de verovering van New Orleans (1862) een gematigd beleid voeren in de Pelican State. Louisiana gold als een experiment voor wanneer de andere staten terug onder de controle van de Unie vielen. In 1865 betrad gouverneur James Madison Wells plotseling het podium. De geslepen ex-Whig gaf de leiders van de verslagen rebellen de belangrijke politieke functies. De New Orleans-rellen van 1866 riepen daarna een tegenreactie op van het Amerikaanse Congres, dat de leiding van de Reconstructie tussen 1867 en 1877 op zich nam (Radicale Reconstructie). Naast het beleid van Lincoln, Wells en het Congres is het eveneens van belang wie de politieke spelers in Louisiana waren. De Unionisten, Republikeinen, Afro-Amerikanen, Democraten en ex-Whigs speelden hun rol in de Reconstructie van Louisiana. In deze groepen waren tevens verschillende facties.

De Reconstructie van Louisiana tijdens de Burgeroorlog

Abraham Lincoln wilde in Louisiana het Reconstructiebeleid testen. Generaal Nathaniel P. Banks en waarnemend militair gouverneur George F. Shepley kregen de taak om de Reconstructie hier te leiden. Banks deed een vooruitziende voorspelling: ‘If the policy proposed in Louisiana is too radical it will bring a Counter Revolution.’ Lincoln was het eens met de generaal en dacht vanaf 1864 aan een gematigd vierpuntenbeleid. Als eerste moest het lot van de slavernij worden bepaald. Afschaffing werd algemeen gezien als de enige optie. Als tweede diende de rol van de Afro-Amerikanen in de Reconstructie te worden vastgesteld. Lincoln en Banks waren in 1864 voor een beperkte vorm van Afro-Amerikaans kiesrecht. Enerzijds wilden ze de blanke inwoners van Louisiana niet tegen de Republikeinen in het harnas drijven, anderzijds erkende de president de moed van sommige Afro-Amerikanen, die met de Unie meevochten. De strijders en de goed onderwezen ex-slaven zouden, als het aan Lincoln lag, mogen stemmen. Hij gaf echter slechts advies. Het derde punt hield de definitie van trouw aan de Unie in. Wat moest er gebeuren met de verslagen rebellen? De Republikeinen dachten aan het zweren van trouw aan de Unie en het ontnemen van stemrecht van de Confederatie-leiders. Tot slot was er veel discussie over de status van de Afro-Amerikanen. Zij zouden land, geld, werk en onderwijs nodig hebben. Maar hoe zou dit geregeld worden?
Over deze vier onderwerpen, het lot van de slavernij, de politieke rol van de Afro-Amerikanen, de definitie van trouw aan de Unie en de status van ex-slaven, mochten de Unionisten in New Orleans zich nu buigen. In de conferentie van 1864 stelden de afgevaardigden de nieuwe grondwet van Louisiana op. Op deze vergadering waren drie stromingen Unionisten aanwezig. De reactionairen wilden terug naar het ‘oude Louisiana’. Zij wensten geen afschaffing van de slavernij en de handhaving van de dominante positie van de blanken in de maatschappij. De reactionairen bestonden vooral uit plantagehouders die slaven op hun plantage lieten werken. De conservatieven wilden gematigde vernieuwingen. Onder druk van gouverneur Michael Hahn (1864-1865) en generaal Banks stemden zij in met het beperkte kiesrecht voor de Afro-Amerikaanse bevolking. De conservatieven waren de grootste groep binnen de afvaardiging. Een kleine groep streefde naar ingrijpende veranderingen. De Radicalen eisten volledig Afro-Amerikaans kiesrecht, onderwijs voor alle kinderen en het ontzeggen van stemrecht aan de Confederatie-leiders. Zij vroegen niet om het afschaffen van het stemrecht van alle rebellen, omdat ze het idee hadden dat een kleine groep rebellen de meerderheid mee had gesleept in het verraad aan de Unie. Bovendien wilden zij burgerlijke gelijkheid voor de Afro-Amerikanen ten opzichte van de blanken. De conservatieven steunden delen van de plannen van de Radicalen, en evenwel werd een revolutionaire grondwet niet gevormd. Met 6836 tegen 1566 stemmen werd de grondwet aangenomen. Echter, de precieze invulling van de ontneming en de toekenning van het stemrecht bleef, net als de onderwijskwestie en de Afro-Amerikaanse burgerrechten, onbeslist toen de Burgeroorlog in 1865 eindigde.

‘Slang’ Wells en de New Orleans-rellen

Michael Hahn nam in 1865 ontslag als gouverneur van Louisiana. De Duitse immigrant verkoos een loopbaan als senator boven het gouverneurschap. Doordat het Congres ontevreden was met de voortgang van de grondwet van Louisiana, onthield zij Hahn en andere leiders uit het zuiden de toegang tot Capitol Hill. De teleurgestelde bestuurder keerde terug naar New Orleans en ging werken aan de planning voor een vergadering over de grondwetswijziging. Ondertussen was James Madison Wells gouverneur van de staat geworden. De plantage-eigenaar uit de Red River had tot dan toe zijn kaarten tegen de borst gehouden, en toen hij de macht in de Amerikaanse staat kreeg, voerde hij snel zijn plannen uit.
Generaal Philip H. Sheridan zou Wells later vergelijken met een slang: ‘His conduct has been as sinuous as a snake.’ De generaal doelde hiermee op de veranderende houding van de gouverneur. De plantagehouder was een uitgesproken Unionist en koos in 1865 de kant van de Reactionairen. Zo benoemde Wells ex-rebellen en reactionairen op de posities van Radicalen. Toen generaal Banks hem een halt wilde toeroepen, werd de militaire bevelhebber door president Johnson vervangen. Het doel van de gouverneur was om Louisiana volgens de Reactionaire visie in te richten. De oude werkrelaties tussen de Afro-Amerikanen en de plantagehouders dienden te worden behouden. Voor scholen werd geen geld vrijgemaakt en de rechtspraak kwam in de handen van reactionairen, zoals Edmund Abell. De reactionaire machthebbers traden niet op tegen het geweld van de plantagehouders tegen de ex-slaven. De ex-rebellen kwamen ongestraft weg met hun misdaden en zagen de mogelijkheden voor het opnieuw onderwerpen van de donkere bevolking. Avondklokken, ‘black codes’ en geweld gaven de reactionairen de controle over de staat.
De reactionairen sloten zich aan bij de overblijfselen van de Democratische Partij en nomineerden Wells voor de verkiezingen van 1865. De gouverneur behaalde een ruime zege. Toch verloor de ex-Whig geleidelijk de steun van zijn bondgenoten. Als Unionist kon de gouverneur de provocerende acties van de ex-rebellen niet tolereren. Zo richtten de Democraten geheime clubs op en gebruikte de gouverneur zijn vetorecht voor enkele belastingverlagingen voor de rijke plantagehouders. In 1866 wonnen de Democraten de burgemeestersverkiezing in New Orleans. John T. Monroe (burgemeester) en Lucien Adams (politiechef) voerden hier een schrikbewind. Wells raakte geïsoleerd en zocht steun bij de Radicale Republikeinen, die hun invloed en baan in de stad waren verloren. Op 30 juli 1866 werd in New Orleans een vergadering over de grondwet gehouden.
De conservatieven en reactionairen vreesden een greep naar de macht van de Radicalen. De blanke publieke opinie keerde zich tegen de vergadering, mede door racistische gedachten en angst voor meer rechten voor de Afro-Amerikanen. Democratische groeperingen verzamelden zich rond het vergadergebouw. Op het moment dat er opschudding ontstond en er schoten volgden was de chaos compleet. De politieagenten sloten zich aan bij de blanke relschoppers en begonnen Afro-Amerikanen te achtervolgen, die zich snel terugtrokken in de vergaderzaal. Onder andere Hahn zag de politieagenten vuren op ongewapende Afro-Amerikanen. De blanken schopten en sloegen weerloze ex-slaven en werden pas gestopt door de te laat aangekomen federale troepen. Historicus George C. Rable wees op het politieke karakter van de rellen. Bij de rellen vielen vierendertig Afro-Amerikaanse doden, er sneuvelden drie blanke Republikeinen en een van de aanvallers kwam om het leven. Aan de kant van de deelnemers van de vergadering vielen bovendien honderd zesendertig zwaargewonden, terwijl bij de politie slechts tweeëntwintig politiemannen licht gewond raakten. Rable maakte het punt dat de Democraten/conservatieven vanwege politieke redenen overgingen tot acties. De Democraten wilden koste wat kost de blanke hegemonie overeind houden, en kiesrecht of burgerrechten voor de Afro-Amerikanen waren een angstbeeld voor de Democraten. Het politieke motief overheerste het raciale motief, want de politieke rechten voor Afro-Amerikanen (stemrecht, burgerschap) gingen ten koste van de politieke positie van de Democraten/conservatieven.

De reactie van het Amerikaanse Congres

Volgens de Radicale Republikeinen in Washington was President Johnson medeschuldig aan het bloedvergieten in het zuiden. De president had met een beleid van conservatisme de Democraten in het zuiden terug in het zadel gehesen. Na de Memphis-rellen en de New Orleans-rellen van 1866 en de herhaaldelijke veto’s van de president, greep het Congres in. Senator Charles Sumner leidde nieuwe wetten door de Senaat. Afgevaardigde Thadeus Stevens zorgde voor een tweederde meerderheid in het Huis van Afgevaardigden om de veto’s van de koppige president ongedaan te maken. De belangrijkste punten in het beleid van het Congres waren om de Afro-Amerikanen burgerrecht en stemrecht te geven, zodat de Republikeinse Partij kon rekenen op hun steun bij de wederopbouw van het zuiden. Ook het ontnemen van het stemrecht van de leiders van de ex-rebellen, die van president Johnson in grote aantallen een pardon hadden ontvangen, stond hoog op de agenda van de Radicale Republikeinen. Generaal Sheridan ontsloeg, naar aanleiding van de New Orleans-rellen, politiechef Adams en burgemeester Monroe. Ook gouverneur Wells werd in 1867 vervangen door de Radicale Republikein Benjamin Flanders. Het was aan de eenentwintigste gouverneur van Louisiana om een gepaste grondwet te maken, waardoor Louisiana door het Congres in 1868 terug tot de Unie kon worden toegelaten. Met een gepaste grondwet doelden de partijgenoten van Sumner en Stevens op het afschaffen van de slavernij en het geven van het burgerrecht en het stemrecht aan de Afro-Amerikaan. Bovendien zou het onderwijs voor alle kinderen toegankelijk moeten worden. Daarnaast moesten de ex-rebellenleiders hun stemrecht verliezen, als zij niet trouw zwoeren aan de Unie. Ook moest een meerderheid van de inwoners van Louisiana de nieuwe grondwet in een referendum goedkeuren.
De Afro-Amerikanen vormden een kleine meerderheid van de bevolking van Louisiana. Wanneer zij het stemrecht kregen, zouden ze de Republikeinse Partij een meerderheid in het Congres en het gouverneurschap van Louisiana bezorgen. De donkere mensen stemden immers altijd op de Republikeinse Partij, omdat het de partij was van president Lincoln, die de slaven hun vrijheid had gegeven. Bovendien verdedigden de Republikeinen de rechten van de ex-slaven. De Afro-Amerikanen waren geen uniforme groep. De meeste Afro-Amerikanen waren tot 1865 slaaf geweest op de plantage van een blanke plantage-eigenaar. Zij konden niet lezen of schrijven en hadden geen bezit. Voor hen was het Freedmans Bureau in het leven geroepen. Het Freedmans Bureau bemiddelde tussen de plantagehouders en de ex-slaven over de werktijden en het loon. Doorgaans werd voor het gemeenschappelijk bewerken van de plantage gekozen. Dit hield in dat de Afro-Amerikanen het land van de plantage-eigenaar bewerkten en dat zij een portie aan hem afstonden en het andere deel van de opbrengsten voor zichzelf mochten houden. De economische situatie van de Afro-Amerikanen was slecht en daar kon de Homestead Act, die onder andere ex-slaven een stuk land kon opleveren, weinig aan veranderen. De tweede groep Afro-Amerikanen werd door Tunnell beschreven als de gens de couleur. Deze Afro-Amerikanen hadden zichzelf vrijgekocht voor de Burgeroorlog of waren vrij geboren. Zij waren de natuurlijke leiders van de ongeletterde ex-slaven, omdat ze konden lezen en schrijven en in de Republikeinse gemeenschap enig aanzien genoten.
De reactionairen en de conservatieven moesten in de jaren 1866-1868 kiezen aan welke politieke kant zij stonden. Zo koos gouverneur Wells voor de Republikeinse Partij. Anderen stapten over naar de andere politieke partij van Louisiana, de Democraten. Vooral de plantagehouders zagen hun belangen het beste verdedigd worden door de Democraten. De tegenstanders van de Republikeinen hadden een zware periode meegemaakt in de Burgeroorlog, maar na een korte afwezigheid op het politieke strijdtoneel kon de Democratische Partij zich herorganiseren. Een van de belangrijkste standpunten van de Democraten was de blanke overheersing. Door middel van wetgeving wilden ze de oude rassenverhoudingen herstellen. Het probleem lag echter in het winnen van de verkiezingen. De Republikeinen behaalden met de hulp van de Afro-Amerikanen immers altijd een meerderheid aan stemmen/zetels.
De Whigs waren voor de oorlog felle tegenstanders van de Democraten. Onder anderen Wells besloot naar de Republikeinse Partij over te stappen en Republikein te blijven. De meerderheid van de Whigs zag haar belangen echter het beste behartigd door de Democraten. Net als de Democraten, hadden de Whigs voordeel bij de rassenscheiding. De voortdurende Democratische propaganda overtuigde in de loop der tijd steeds meer Whigs om Democratisch te stemmen.

Tussenconclusie

Lincoln, Wells en het Congres hebben geprobeerd in de periode 1862-1877 hun beleid in Louisiana door te voeren. Zij deden dit met behulp van de politieke pionnen in de staat. Lincoln kon rekenen op de steun van de Unionisten, Wells benoemde reactionairen, en het Congres hielp de Radicale Republikeinen in het zadel. Alle drie de partijen vergaten dat Louisiana niet alleen uit Republikeinen/Unionisten bestond. De Democraten/Whigs wilden de politieke macht ook in handen krijgen. Het burgerrecht en het stemrecht voor de Afro-Amerikanen maakten woede en angst los bij de blanke bevolking. Het eeuwenoude systeem van blanke superioriteit wankelde. Om de rassenverhouding te herstellen was de politieke controle nodig. De uiting van woede en geweld in de New Orleans-rellen was gericht op de politieke rechten van de Afro-Amerikanen.

2: Het slagveld in Louisiana bij de verkiezingen van 1868

William Baker, voorzitter van de stemregistratie-commissie in Louisiana, schetste de situatie naar aanleiding van de verkiezingen van 3 november 1868:

About one week after the work of registration had commenced in New Orleans, that is to say, from about the 1st of October up to the time of election, there was any amount of excitement, personal assaults, bloodshed, and violence growing out of political causes. So that in several of the wards the registers, from threats and violence, from fear of their own personal safety, closed their offices of registration. This fact was well known. In the final week for the vote the police force was utterly unable to perform its duties, and was withdrawn from the public streets. Bands of armed men, (…), paraded the streets for three or four days.

In dit hoofdstuk zal centraal staan waar het geweld in het jaar 1868 vandaan kwam en wat het doel was van de Democraten om geweld en intimidatie in te zetten in de aanloop naar de tweede verkiezingen van 1868.
1868 is een belangrijk jaar in de geschiedenis van de Reconstructie. Voor het eerst in hun leven mochten de Afro-Amerikanen in Louisiana de regering van de staat (in april) en de president van de Verenigde Staten (in november) kiezen. Bij de eerste verkiezingen mocht men tevens beslissen over een nieuwe grondwet voor de staat. Na de oorlog waren de termen ‘reactionairen’ en ‘conservatieven’ naar de achtergrond verdwenen. De strijd in de verkiezingen van 1868 ging tussen de Democraten en de Republikeinen. Om de verkiezingen te winnen, moesten de Democraten Afro-Amerikanen overtuigen om niet op de Republikeinen te stemmen. De donkere stemmers, die altijd Republikeins stemden, hadden immers een meerderheid aan stemmen op het platteland. In de verkiezingen voor het gouverneurschap en de grondwet verloren de Democraten. De verkiezingstactiek werkte niet. De nederlaag was echter onacceptabel. De blanke overheersing kwam door de nieuwe grondwet en de Republikeinse regering in gevaar. In dit hoofdstuk zullen we de verkiezingen van 1868 bekijken. Daarbij zal de economische positie van de Afro-Amerikanen worden belicht. Werden zij door de Democraten economisch en op andere manieren geïntimideerd bij hun stemkeuze? Bovendien zal de oorsprong van het geweld in het zuiden aan bod komen. Historicus Rable verklaarde de blanke reactie op de Radicale Reconstructie met termen als ‘angst’, ‘conservatief’ en ‘wanhoop’. Andere historici wezen op de rol van de blanke suprematieorganisaties. Historici A.A. Taylor, Herbert Shapiro en Francis B. Simkins gaven hun visie op het bekendste symbool voor de blanke overheersing, de Ku Klux Klan. Vervolgens zal de verkiezing voor de Amerikaanse president op 3 november 1868 aan bod komen. Tot slot zullen we kijken naar de reactie van het Amerikaanse Congres en gouverneur Warmoth op de verkiezingen van 1868.

De nieuwe grondwet van 1868

In 1867 schreef tijdelijk gouverneur Flanders verkiezingen uit voor april 1868. De Radicale Republikein zag toe hoe de vergadering van afgevaardigden in New Orleans de nieuwe grondwet voor de Pelican State ontwierp. In november 1867 kwamen de Republikeinen bijeen om drieënhalve maand te overleggen over de nieuwe constitutie. De vergadering bestond uit achtenveertig blanken en vijftig Afro-Amerikanen. De belangrijkste vergaderpunten lagen op de vlakken van de publieke scholen, de staatsmilitie, het ophalen van belastingen, het bepalen van stemkwalificaties, de mogelijkheid tot het verwijderen van bepaalde bestuurders uit hun ambt, de benodigde meerderheid voor wijziging van de grondwet, het erkennen van de Amerikaanse grondwet en het toevoegen van de Bill of Rights aan de Louisiana-grondwet. De erkenning van de nationale grondwet zorgde voor de doorbreking van de ‘black codes’, waardoor de Afro-Amerikanen volwaardig burger van Louisiana werden en het recht kregen om te stemmen. Bovendien kon de schuld van het rebelse Louisiana worden kwijtgescholden. De stemkwalificaties hielden de gemoederen lang bezig. Uiteindelijk werd besloten om de voormalige rebellen het stemrecht af te nemen, tenzij zij een eed van trouw aan de Unie aflegden. Bovendien kregen alle mannen het stemrecht, inclusief de Afro-Amerikanen. Dat de constitutie van 1864 ingrijpend werd veranderd, kwam mede door de aanwezigheid van de Afro-Amerikanen. Zij waren namelijk gedreven om voor hun rechten op te komen. Bovendien waren ze afhankelijk van het salaris dat zij kregen voor hun aanwezigheid. Van de blanke Republikeinen hadden sommigen een afgelegen plantage, waar ze nodig waren om het bedrijf te leiden. Hierdoor verkozen ze de aanwezigheid op de plantage boven het stemmen in New Orleans. De doorslaggevende factor was de meerderheid aan donkere stemmers. Voorstellen van conservatieve blanken werden weggestemd. De nieuwe grondwet werd op 17 en 18 april 1868 voorgelegd aan de bevolking van Louisiana. Indien een meerderheid voor de constitutie zou stemmen, werd de staat weer toegelaten tot de Unie. De Democraten hoopten echter op een afwijzing van de nieuwe grondwet. Hoe probeerden de Democraten een ‘nee’ van de bevolking af te dwingen?
Als eerste is het belangrijk om te beseffen dat de Democraten in april 1868 nog niet hadden beslist welke koers zij wilden varen om de Republikeinen te verslaan. De Democratische Partij bestond uit oud-Whigs, ex-rebellen en ontevreden plantagehouders. Sommige Democraten wilden met de Republikeinse Partij samenwerken om invloed te houden op het Reconstructie-beleid. Een andere groep verzette zich sterk tegen het Afro-Amerikaanse element in de Republikeinse Partij. Volgens de tweede factie waren politieke moorden niet uitgesloten als de politieke controle over Louisiana niet door middel van vredig stemmen terug verkregen kon worden. Achterliggende gedachte was namelijk dat de gelijkheid tussen de Afro-Amerikanen en de blanken alleen werd bereikt door de statusdegradatie van de blanken. De blanken hadden zich altijd als superieur gezien aan hun ex-slaven en weigerden hen als gelijken te accepteren. De eer van elke blanke man stond volgens de conservatieve Democraten op het spel. De verdeelde Democraten raakten het niet eens over de tactiek voor de verkiezingen van april 1868 en probeerden verscheidene onsuccesvolle zetten om de kiezers te overtuigen. Omkopingen en propaganda voor de Democratische Partij hadden weinig effect. Ook het houden van barbecues en het rekenen op de steun van de ex-slaven bracht geen succes. Omdat in Louisiana de meerderheid van de stemmers Afro-Amerikaans was en de Republikeinen konden rekenen op beperkte blanke steun, haalde de nieuwe grondwet de meerderheid van de stemmen. De 66152 stemmen voor wogen zwaarder dan de 48397 stemmen tegen. In New Orleans verloor de grondwet nipt en op het platteland was de verdeeldheid tussen blank en donker duidelijk zichtbaar. In april werd tevens een nieuwe gouverneur gekozen. Republikein Henry Clay Warmoth versloeg met een ruime marge zijn Democratische opponent James G. Taliaferro. De Democraten beseften zich dat zij op een andere manier de Republikeinen moesten verslaan. Was het misschien mogelijk om de Afro-Amerikanen op economisch vlak te raken?

De economische positie van de Afro-Amerikanen

De Afro-Amerikanen kregen in de constitutie van 1868 nieuwe rechten. Alleen landhervormingen bleven uit. Volgens historica Julie Saville waren de landhervormingen noodzakelijk, want zonder eigen grond waren de ex-slaven overgeleverd aan de grillen van de blanke grondbezitters. De plantage-eigenaren waren vertrouwd met de blanke overheersing en verhuurden aan de Afro-Amerikanen slechts een deel van hun land. In ruil voor het pachten dienden de voormalige slaven een portie van de opbrengst af te staan: het ‘sharecropping-system’. Bovendien kon de plantagehouder van de huurder verlangen op de Democratische Partij te stemmen. Congreslid Thadeus Stevens besefte de noodzakelijkheid van de landhervormingen, maar de leider van de Radicale Republikeinen kreeg niet genoeg steun voor de veranderingen in het eigendom van de grond. De Homestead Act van 1862 bood bijvoorbeeld weinig steun voor de veranderingen in het eigendom van de grond. Het Freedmans Bureau probeerde wel grond te regelen voor de Afro-Amerikanen, maar op de lange termijn wisten de blanke boeren het grondeigendom over te nemen. De regering van Louisiana wilde bovendien niet de blanke grootgrondbezitters onteigenen, vanwege gebrek aan rechterlijke steun (de Amerikaanse grondwet beschermt landeigendom), de reacties van de onteigenden en de eigen belangen.
Ira Berlin, een van de invloedrijkste historici op het gebied van slavengeschiedenis, benoemde de Afro-Amerikaanse verlangens na hun vrijlating. Ze wilden hun vrijheid gebruiken om zelfvoorzienend te worden. Ze wilden zelf geld verdienen om hun gezin te onderhouden. Berlin verwoordde treffend: ‘The freed people had no desire to deny their history only to transform it in the spirit of the revolutionary possibilities presented by emancipation.’
De bouw van scholen voor de Afro-Amerikanen was een belangrijke ontwikkeling. Het analfabetisme onder de ex-slaven werd tussen 1870 en 1890 van 85,3 procent tot 54,1 procent teruggebracht. De verandering van een ongeletterd volk naar een lezend en schrijvend volk verliep langzaam. Het huren en bewerken van de plantages ging in de twintigste eeuw door. De Afro-Amerikanen verwachtten veel van hun vrijheid, maar kwamen bedrogen uit. Peter Kolchin noteerde over de Reconstructie: ‘The myth of Reconstruction as a tragic era was born in the pervasive disillusionment with the aftermath of emancipation.’
De Afro-Amerikanen waren trots op hun nieuwe rechten en wilden opkomen voor de partij die hen de vrijheid had gegeven, de Republikeinse Partij. De trouw aan de Republikeinen bleef gedurende de Reconstructie groot. De Democraten probeerden af en toe economische dwang te gebruiken om de ex-slaven Democratisch te laten stemmen. Twee problemen doken hierbij op. Als eerste waren de plantage-eigenaren niet in de positie om hun dreigementen, zoals ontslag, waar te maken. Vooral in het zuiden van Louisiana was het gebrek aan arbeidskrachten een belangrijke motivatie om de Afro-Amerikanen bij het stemmen op de Republikeinen niet te ontslaan. Plantagehouders, zoals Thomas Ong, konden zelf eveneens Republikeins stemmen. Als tweede waren en bleven de Afro-Amerikanen vastberaden om op de Republikeinse Partij te stemmen. Later in de Reconstructie zou de Republikeinse controle op de lokale stembussen verslappen, en bracht de economische crisis van 1873 de nodige veranderingen op de arbeidsmarkt. Het belangrijkste punt was dat Democraten niet met economische dreigementen voldoende Afro-Amerikaanse steun konden genereren om de verkiezingen te winnen. Het oprichten van paramilitaire organisaties leek voor de Democraten de enige manier om de blanke overheersing op politiek gebied te herstellen. Organisaties zoals de Ku Klux Klan en de Knights of the White Camelia konden via geweld en intimidatie Afro-Amerikaanse stemmers afschrikken, waardoor de Democraten de politieke controle over de staat konden herwinnen.

De oorsprong van het zuidelijk geweld en de Ku Klux Klan

De Democraten waren zeer ontevreden over de ontstane situatie in de zomer van 1868. Ze hadden de politieke controle over de staat moeten afstaan aan de Republikeinen en de voormalige slaven. Woede, angst en frustratie heersten. De blanke bevolking voelde zich onrechtvaardig behandeld. De veranderingen in de grondwet van 1868 waren voor veel blanken te progressief. Tel daarbij de cultuur van eer, wapenbezit en geweld in de zuidelijke staten op, en één vonk kon een brand laten uitbreken. Onwaarschijnlijke geruchten van een negeropstand waren meermaals de aanleiding voor een massale jacht op alle Afro-Amerikanen in de omgeving. Bovendien wees Rable op de zwakte van de regering van de staten, het onvermogen van de federale regering om de wet te handhaven, en de interne ruzies van de Republikeinen, die onderling amok maakten over de te volgen partijkoers. Tijdens de Congres-onderzoeken van 1869 werd duidelijk dat de Ku Klux Klan wortel had geschoten in Louisiana. Echter, wat was de Ku Klux Klan precies?
De lokaal opererende Ku Klux Klan had als belangrijkste doel het terugbrengen van de blanke suprematie. De paramilitaire organisatie werd niet centraal georganiseerd en had vooral lokale motieven, zoals het dwingen van de Afro-Amerikanen om op de plantages van de blanken te werken. Door vroeg-twintigste-eeuwse historici, zoals Taylor en Simkins, werd de rol van deze organisatie onderschat. Zo stelde Simkims dat de Ku Klux Klan niet belangrijk was voor de Radicale Reconstructie. Hij noemde argumenten zoals de lage effecten van de Klan. Bovendien zagen de Afro-Amerikanen uiteindelijk zelf in dat ze door de ‘corrupte’ Republikeinen om de tuin werden geleid. Zoals later zal blijken in dit werkstuk, had hij op deze punten geen gelijk. Uiteindelijk hadden de bedreigingen en de moorden van de Ku Klux Klan wel degelijk invloed op het stemgedrag van de voormalige slaven en de Republikeinen.
Taylor droeg wel een belangrijk punt aan in de discussie over de oorzaken van de stijging van het geweld. Hij wees nadrukkelijk op de krantenartikelen, waarin duidelijk partij werd getrokken voor de clanleden en weinig positieve dingen werden gepubliceerd over de ex-slaven. Wel werd vrijwel elke mogelijkheid aangegrepen om de zwarte bevolking in een kwaad daglicht te stellen, hoewel vele beschuldigingen achteraf niet waar bleken te zijn.
Simkins noemde een aantal motieven waarom de Ku Klux Klan overging tot haar daden. Het beeld dat deze historicus had van de clan is precies het beeld dat de clanleden wilden creëren, en door de blanken in het zuiden van de Verenigde Staten werd geloofd. Simkins legde bij zijn motieven de nadruk op de corruptie van de Republikeinse regering en de onbetrouwbaarheid van de donkere bevolking van de staat. Hij beweerde dat de Ku Klux Klan haar gang kon gaan, vanwege de corrupte gouverneur in South Carolina. Tevens droeg hij aan dat de clan vocht om rassenmenging tegen te gaan. Een zwarte man of vrouw mocht niet met een blanke man of vrouw omgaan. Daarnaast richtten de acties zich tegen de vorming van de gevreesde zwarte militie, een groep zwarte mannen, die voor veiligheid moesten zorgen op het platteland. Al deze redenen waren echter dekmantels voor het hoofddoel: de blanke overmacht op sociaal, politiek en economisch gebied herstellen. De mythevorming rond de clan zorgde voor de publieke tolerantie, goedkeuring of toejuiching van de acties.
Shapiro verdiepte zich dertig jaar na Taylor en Simkins in de Radicale Reconstructie in South Carolina. Hij legde de vinger op de zere plek. De historicus noemde de politiek als hoofddoel van de Ku Klux Klan. Namelijk dat zij moest voorkomen dat de Republikeinse Partij de verkiezingen in de staat won. Hij legde een duidelijk verband met de activiteiten van de clan en de belangen van de Democraten. Volgens hem hadden de Democraten de kans gezien om via het gebruik van geweld hun politieke macht terug te winnen. Immers, als de zwarte bevolking niet zou gaan stemmen, dan kregen de Democraten de meerderheid van de stemmen. De voormalige slaven zouden niet gaan stemmen als ze bedreigd werden en te bang waren om naar de stembus te gaan. Het is daarom ook logisch dat de Ku Klux Klan uitsluitend Democratische leden had. Zij zagen via geweld de mogelijkheid om hun politieke macht terug te veroveren. Voor Louisiana golden geen andere regels dan voor South Carolina.

De verkiezingen van november 1868

Voorafgaand aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen liet gouverneur Warmoth weten dat het beter zou zijn voor de veiligheid van de Republikeinen om niet te stemmen. Sommige Republikeinen luisterden naar de oproep van de gouverneur. Zij gingen niet stemmen, vanwege het geweld en de intimidatie van de Democraten. Getuigen beschreven aan de afgevaardigden van het Congres de verschrikkelijke gebeurtenissen voorafgaand aan de verkiezingen van 1868. In New Orleans hielden de Democraten dagelijks optochten om de Republikeinen te intimideren. Angst heerste onder de Republikeinen, waardoor de Democraten de verkiezingen in New Orleans gemakkelijk wonnen. Getuige Baker herinnerde zich:

The general feeling in New Orleans was one of alarm and terror. (…) I think that the violence, outrages and murders that were committed during the period before the elections were mainly, if not entirely, against Republicans. (…) I think no less than fifty Republican lives were sacrificed. It was not safe for the Republicans to have turned out and voted. The danger came from the Democratic Party.

Slechts 276 Republikeinse stemmen werden in New Orleans uitgebracht. Bovendien vernielden de Democraten een aantal Republikeinse clubhuizen, waar de stemkaarten werden bewaard. Het achterliggende doel was simpel. Indien de Afro-Amerikanen geen stemkaart hadden, konden zij geen geldige stem uitbrengen, waardoor de Democraten de overwinning zouden behalen. Baker, die in een Republikeins clubhuis werkte, verwoordde treffend: ‘Everything was ready for the election, but the registration was destroyed or carried away.’ Ook de verkoop van wapens aan de Democraten, en de weigering om wapens aan de Republikeinen te verkopen, werd als intimiderend beschouwd. De Republikeinen waren nauwelijks bewapend, terwijl hun tegenstanders vrijwel allemaal de beschikking hadden over een of meerdere pistolen.
J.A. Raynal, een Afro-Amerikaan, die werkte bij de politie van New Orleans, beschreef waarom de politie de Democraten geen halt toeriep. De politieagenten waren in de minderheid en waren hun leven niet meer zeker tijdens de verkiezingscampagne: ‘There was a police force in the city, but we were outnumbered. (…) Some of the policeman were killed. Some friends advised me to leave the city, for they wanted me dead.’
In gebieden als Saint Bernard, Saint Landry, Caddo, Bossier, Bienville, Saint Helena en Washington Parish gingen de Democraten tot meer maatregelen over dan slechts intimidatie. Zo beschreef Marshall Harvey Twitchell, inwoner van Bienville Parish, hoe gevaarlijk stemmen was. Indien iemand het waagde om Republikeins te stemmen kon hij worden vermoord. ‘I was compelled to advise the freedman (..) not to vote. I knew from warnings which I had received and they had received that any black man who voted the Republican ticket would do so at the risk of his life.’ Twitchell, die de enige stem uitbracht voor presidentskandidaat Ulysses Simpson Grant in Bienville Parish, zag na zijn stem een cowboy op hem afkomen. De man had een pistool in zijn hand en leek op weg om Twitchell te vermoorden. De Vermonter besteeg snel zijn paard en vertrok van de stembus.
W.A. Moulton, toezichthouder op de verkiezingen in Morehouse Parish, wees op de intimidatie voor de stembusgang: ‘My information shows that it would not have been safe to vote the Republican ticket on the day of election. The Republicans knew that before November 3rd.’ Jasper W. Blackburn, Republikein uit Clayborn Parish, vulde zijn partijgenoot aan: ‘The Afro-Americans were intimidated. So they voted the Democratic ticket (…) in order to save their lives.’ Verder getuigde George E. Bovee, die de geldigheid van de verkiezingsuitslagen beoordeelde, dat in twaalf Parishes de uitslag ongeldig werd verklaard. De uitslagen van de stemming moesten door het aangestelde verkiezingscomité worden bepaald en niet door de lokale sheriff, wat in Saint Bernard Parish gebeurde. De oorzaak van de afwijzing van de stemmen kan in de vlucht van de Republikeinse toezichthouders worden gevonden. De Republikeinen voelden zich geïntimideerd en vluchtten, waarna een sheriff of een andere Democraat voor de uitslag zorgde. Volgens Congres-rapporten bleef het aantal doden tussen april en november 1868 steken rond de elfhonderd slachtoffers.
De Democraten verschenen ook voor het Congrescomité. Zij ontkenden het geweld en de intimidatie met klem. Sommige Democraten beschuldigden de Republikeinen van het organiseren van Afro-Amerikaanse marsen om de Democraten te pesten en in hun eer aan te tasten. De Democratische koopman J.R. Wood wist niks van de ongeregeldheden in Washington Parish. Hij verklaarde dat de Republikeinen zich baseerden op geruchten en dat de werkelijkheid een stuk anders lag. Thomas J. Edwards, een Democratische plantagehouder, ontkende alle vormen van intimidatie. Volgens hem was het niet opvallend dat de Afro-Amerikaanse meerderheid plotseling massaal had gestemd op de Democratische Partij. Echter, zelfs de meest sympathieke Democratische historici, zoals Ella Lonn, moesten de massale uitbarsting van geweld in 1868 erkennen. Volgens haar waren in Washington en Avoyelles Parish wel degelijk misdaden begaan door de Democraten, om de verkiezingen te winnen. Alleen in Noord-Louisiana, West-Louisiana en in de helft van de gebieden rond New Orleans zouden de verkiezingen enigszins eerlijk zijn verlopen. Doorgaans hadden de Democraten een ruime meerderheid aan kiezers in Parishes als Vernon en Livingston, waardoor geweld geen noodzakelijke factor was om de verkiezingen te winnen.

De reactie van het Amerikaanse Congres en gouverneur Warmoth

Het Amerikaanse Congres reageerde geschokt op de vele politieke moorden in 1868. Onderzoeken werden ingesteld naar de oorzaken van het geweld, en naar waar precies intimidatie had plaatsgevonden. Vele getuigen verschenen voor de commissies van afgevaardigden. Het was belangrijk om de uitslagen in Louisiana van april 1868 te vergelijken met de uitkomsten van november 1868. Een massale stemverschuiving kon binnen een half jaar niet mogelijk zijn, tenzij geweld en intimidatie de kop op had gestoken in een Parish. In Bienville Parish behaalde Warmoth in april 628 stemmen, tegenover 506 voor Taliaferro. In november stemde alleen Twitchell voor Grant, terwijl de andere 1385 stemmen naar de Democraat Horatio Seymour gingen. In Jackson, Caddo, Bossier, Franklin en Caleasieu Parish verloren de Republikeinen de meerderheid en hielden ze niet meer dan tien stemmen over, terwijl de Afro-Amerikanen plotseling Democratisch stemden. Het laatste leek onwaarschijnlijk, want de ex-slaven stemden liever niet, dan op de Democraten. De uitkomst in East Baton Rouge onthulde de oorzaak van de verandering van de stemmen. Er waren 2099 mensen geregistreerd om te mogen stemmen. Uiteindelijk kregen de Republikeinen 1247 stemmen, en de Democraten wonnen met 1350 stemmen. Er hadden 490 mensen gestemd, zonder dat ze zich hadden geregistreerd. Waarschijnlijk hebben de Democraten overleden personen meegeteld of simpelweg de Democratische stemmen verdubbeld. De Democraten wonnen door middel van stembusfraude.
Het Amerikaanse Congres reageerde door middel van drie Enforcement Acts. De eerste wet moest de Afro-Amerikanen beschermen bij verkiezingen door middel van federale troepen. De tweede wet zorgde voor federaal toezicht op de zuidelijke verkiezingen. De derde wet, de Ku Klux Klan Act, werd in 1870 ingevoerd om de mensen aan te klagen die de Afro-Amerikanen het stemrecht wilden afnemen/onthouden. De laatste wet gaf de federale aanklager de mogelijkheid om de Ku Klux Klan-leden in South Carolina voor het gerecht te brengen. Ondanks enkele veroordelingen, ontsnapten de meeste leden aan een straf. Als eerste waren de blanke moordenaars gevlucht. Als tweede werden getuigen geïntimideerd of vermoord, waardoor de zaak van de aanklager wankel werd. Daarnaast werden jury’s en rechters omgekocht. Bovendien veroordeelden blanke jury’s vrijwel nooit een mede blanke tot een straf, als het ging om raciaal geweld. Ook vonden de Democratische advocaten mazen in de wet om hun cliënt vrij te pleiten. Daarnaast beschikte de aanklager niet over voldoende middelen om de verdachten op te pakken en uitgebreid onderzoek te doen. De noordelijke steun voor de vervolgingen in het zuiden namen geleidelijk af. Het federale leger was in de jaren na de Burgeroorlog geleidelijk in sterkte verminderd, doordat het Congres het geld anders wilde besteden dan aan de bezetting van staten die door de Omnibus Act van 1869 tot de Unie waren toegelaten. Rable wees op de korte periode dat de Ku Klux Klan actief was. Bovendien gaf de paramilitaire organisatie niet de doodsteek aan de Radicale Reconstructie. De Democraten trokken wel lessen uit het federale ingrijpen en gingen voorzichtig te werk om de tussenkomst van het Amerikaanse leger te vermijden. In Louisiana zou de chaos tussen 1872 en 1877 echter haar hoogtepunt moeten bereiken.
Niet alleen het Amerikaanse Congres nam maatregelen. Ook gouverneur Warmoth en de Republikeinen van Louisiana wilden een soortgelijke massale slachting (de elfhonderd doden die tussen april en december 1868 vielen) in de toekomst voorkomen. Als eerste werd een staatsmilitie opgericht. Probleem was wel dat Afro-Amerikanen in uniform boze reacties losmaakten bij blanken, en dat te weinig blanken wilden dienen in de militie. Als tweede wilde Warmoth toezichthouders en bewakers aanstellen bij de verkiezingen. In Parishes waar Democraten de controle hadden over de sheriff en/of de stembus, bleef fraude mogelijk. Republikeinen richtten acht nieuwe Parishes op, waaronder Grant en Red River Parish. In de nieuwe gebieden werden Republikeinen aangesteld op de belangrijkste functies. Bovendien zorgden de extra Parishes voor een Republikeinse meerderheid in het Congres van de staat. De gouverneur kreeg bovendien de mogelijkheid om ambtenaren te vervangen. Daarnaast kon de gouverneur de politiemacht uitbreiden en zouden de onrustige Parishes rond New Orleans, zoals Jefferson en Saint Bernard Parish, door één politiemacht worden gecontroleerd. Het achterliggende doel was om de staat meer verantwoordelijkheid over de Parishes te geven, waardoor de gouverneur in geval van onrust in kon grijpen. De belangrijkste maatregel van de Republikeinen was de oprichting van het Returning Board. Na afloop van de verkiezingen konden de leden van het Returning Board besluiten welke uitslagen van welke Parishes geldig waren. Indien zij vermoedden dat geweld en intimidatie een Republikeinse zege in de weg had gestaan, kon de uitslag uit een Parish worden vervangen door een geschatte stemverhouding, op basis van het aantal inwoners en voorgaande verkiezingen. In de praktijk betekende dit dat de Parishes met een Afro-Amerikaanse meerderheid (bijna) altijd naar de Republikeinen gingen, via eerlijke verkiezingen of via de uitspraak van het Returning Board. De commissie die de stemmingen onderzocht, bestond uit de gouverneur, de luitenant-gouverneur, de secretaris van Louisiana en de twee senatoren van Louisiana.
Warmoth wilde bovendien de Democraten naar zijn hand zetten met algemeen belangrijke punten. Het aanleggen van spoorwegen kreeg prioriteit. Bovendien wilde de gouverneur de staatsschuld fors omlaag brengen. Ook het terugdraaien van de stemrechtbeperking van de ex-rebellen was een poging om meer steun voor het beleid van de Republikein te creëren. Daarnaast probeerde Warmoth zijn imago van ‘de noorderling op zoek naar rijkdom’ van zich af te schudden. Daarnaast gaf hij ex-rebellen banen bij de regering. In dit patronagesysteem vond bijvoorbeeld James Longstreet nieuw werk. Alleen de Republikeinen waren niet blij met het geven van baantjes aan de ex-rebellen. Bovendien lukte het Warmoth niet om immigranten, ex-Whigs, in grote getale naar de Republikeinen te halen. De Democraten trokken met succes een lijn tussen blank en donker, waardoor de blanken een overstap naar de Republikeinen als verraad zagen. Twitchell werd in Bienville bijvoorbeeld sociaal buitengesloten na zijn stem op de Republikeinen. Warmoths beleid bleek op sommige punten een succes. Vooral het Returning Board bleek een machtig Republikeins wapen. Juist dit wapen keerde zich echter in 1872 tegen de Republikeinen, waarover meer in hoofdstuk vier.

Tussenconclusie

Het invoeren van de constitutie van 1868 was een mokerslag voor de Democraten. De blanke partijleden hadden nooit voor mogelijk gehouden dat de politieke controle in de staat terechtkwam bij de voormalige slaven en de noorderlingen. Boosheid en angst maakten zich meester van de plantagehouders, de kooplieden en de advocaten van de Democratische Partij. De verkiezingstactieken van april 1868 werkten niet. Ook de economische druk op de Afro-Amerikanen had geen directe uitwerking. Om de winst te behalen in de verkiezingen van november besloten de Democraten tot geweld en intimidatie over te gaan. Angstige Republikeinen getuigden voor het Congrescomité hoe Afro-Amerikanen werden vermoord en hoe de Democraten Republikeinen op talloze manieren bedreigden. De Democraten ontkenden, alleen de bewijzen waren overweldigend. Het Amerikaanse Congres creëerde de Enforcement Acts om de paramilitaire bewegingen een halt toe te roepen. Ondanks dat de Ku Klux Klan haar Waterloo vond in 1871, gingen andere organisaties door met het gebruiken van geweld tegen de Republikeinen. De Democraten waren bezeten om de Radicale Reconstructie te verslaan en de blanke hegemonie terug te brengen in de staat. Dit kon alleen door de politieke macht terug te veroveren. De maatregelen van gouverneur Warmoth zouden op de lange termijn niet voldoende blijken. Voordat we verder gaan naar de verkiezingen van 1872, is het goed om te kijken hoe het geweld over de verschillende gebieden werd verdeeld.

3: Het patroon van geweld in Louisiana

Op 28 september 1868 bezochten twee blanke mannen Emerson Bentley. De twee Democraten liepen een school voor Afro-Amerikanen binnen waar de Republikeinse leider aan het lesgeven was. Onder toeziend oog van de kinderen sloegen de blanken het leven uit de weerloze man. De kinderen vluchtten. Een boze menigte Afro-Amerikanen verzamelde zich in Opelousas, de grootste plaats in Saint Landry Parish. Na een uitwisseling van schoten, kregen de blanken de overhand. Ze zetten de achtervolging in op de weerloze Afro-Amerikanen. Negenentwintig Afro-Amerikanen werden gevangen genomen en later in koelen bloede vermoord. De negerjacht was niet voorbij. Nog weken na het incident zochten de Democraten naar de gevluchte Republikeinen. De Democraten schatten dat minimaal twintig tot dertig Afro-Amerikanen waren omgekomen. De Republikeinen schatten het aantal slachtoffers op tweehonderd. Een getuige verklaarde: ‘The Republican Party had ceased to exist in Saint Laundy Parish.’
De tegenwoordige hoofdstad Baton Rouge ligt centraal in Louisiana, gelegen aan de levensader van de staat, de Mississippi. De Red River stroomt aan de noordzijde van de staat binnen. De rivier kronkelt zich een weg langs Shreveport, Coushatta, Colfax en Alexandria naar de Mississippi. De laatstgenoemde rivier stroomt naar New Orleans en mondt daar uit in de Golf van Mexico. Historicus Vandal splitste de staat op in dertien delen om de diversiteit van de verschillende gebieden in Louisiana te onderzoeken. De historicus plaatste Northern Frontier Area, North Central Hill Area en Northern Bluff Land Area in Noord-Louisiana. West-Lousiana bestond uit Southwestern Frontier Area en Western Frontier Area. De Mississippi Delta Area en de Red River Delta Area waren de gebieden aan de oever van de twee belangrijkste rivieren in de staat. South Central Prairies en Eastern Bluff Land Area vormden het hart van de staat. In Oost-Louisiana lagen Florida Parishes Area, Bayou Area en New Orleans. De Sugar Bowl Country Area vormde Zuid-Louisiana.
Vandal gebruikte voor zijn uitgebreide onderzoek betreffende de moorden in Louisiana tussen 1866 en 1884 de plaatselijke kranten, de Congres-documenten over de Pelican State, het politiearchief van de staat en de rapporten van dokters en lijkschouwers. Bijna vijfduizend slachtoffers waren in achttien jaar vermoord. Het is waarschijnlijk dat het aantal doden hoger ligt dan Vandal vaststelde, omdat sommige lichamen nooit zijn gevonden. Bovendien waren de archieven onvolledig. Daarnaast verklaarden verschillende getuigen tegenover Congrescomités een moord op een Afro-Amerikaan te hebben gezien, waar later niets van vernomen werd in de plaatselijke media. Het aantal doden tijdens de Reconstructie is waarschijnlijk het topje van de ijsberg. Wel worden de onderliggende patronen met behulp van deze gegevens duidelijk. Waar moorden zijn gepleegd, zijn mensen ook zwaar verwond. Bovendien vond doorgaans eerst intimidatie plaats, voordat men tot de laatste stap van moord overging. In hoofdstuk drie zullen we Vandals analyse volgen met betrekking tot het patroon van de moorden. In welke gebieden vonden de meeste moorden plaats en waarom? Wat waren de motieven voor de moorden: politiek, economisch of een andere oorzaak? Wat was het ras en de partij van de moordenaar en het slachtoffer? En werden de moorden collectief of individueel gepleegd? Als eerste beginnen we met het onderzoeken in welke gebieden het meeste geweld voorkwam en waarom.

Geweldspatronen per gebied

Alle gebieden in Louisiana hadden gezamenlijk terugkerende oorzaken voor de moorden. Onder de historici scoort de frontliniementaliteit, het leven op de rand van de beschaving, goed om de moorden in Texas en Louisiana te verklaren. Ook de cultuur van eer, de gewoonte van het dragen van een wapen, het zwaar drinken en het falen van de justitie werden als oorzaken voor de hoge misdaadcijfers in de Pelican State genoemd. Dit verklaart echter niet waarom het geweld in de Reconstructieperiode oplaaide.
In en rondom New Orleans woonde vijfentwintig procent van de inwoners van Louisiana. Zestig procent van de bevolking op het platteland was Afro-Amerikaan. Vooral aan de oevers van de Mississippi en de Red River woonden de meeste ex-slaven. 771 van de 4986 moorden vond in New Orleans plaats. Op het platteland waren de tegenstellingen groot. In het zuidwesten viel de criminaliteit mee, terwijl er in het Red River-gebied veel slachtoffers vielen. De redenen voor de moorden in New Orleans worden gezocht in doden bij werkstakingen en de harde reacties van de autoriteiten (zeker de Democratische politie, tijdens de Redemptie). Persoonlijke redenen zoals eer, zelfverdediging of woede leidden net als familiemotieven tot 18,4 procent van de moorden in New Orleans. Dronkenheid en beroving stonden eveneens in de top tien van de oorzaken voor moord. Op nummer één stond het politieke motief: 30,4 procent. In rellen, zoals de New Orleans-rellen, en bij de verkiezingen waren veel doden te betreuren. Zoals later naar voren zal komen, is het percentage van politieke moorden relatief laag gebleven, doordat de meerderheid van de stemmers blank was en de Democratische Partij de verkiezingen in New Orleans doorgaans kon winnen. Bovendien konden de federale troepen, indien nodig, snel ter plaatse zijn. Alleen in de vroege jaren van de Reconstructie was de Republikeinse Partij dominant, waardoor in de verkiezingsweken van 1868 minimaal twintig doden vielen door politiek geweld.
Op het platteland vielen meer doden te betreuren door het massale geweld van de blanke bevolking tegen de Afro-Amerikanen. Ten eerste waren de blanken lokaal goed georganiseerd, zoals in organisaties als de White League en de Ku Klux Klan. Ten tweede was het geweld gericht op de politieke situatie. De Afro-Amerikanen hadden de meerderheid, en alleen geweld en intimidatie konden de blanken aan verkiezingszeges helpen. De politieke overwinning was nodig om de blanke suprematie te herstellen. Daarbij waren de blanken emotioneel tot het uiterste gedreven, aangezien hun wereld op zijn kop was gezet. Zij waren tot alles in staat. Ook speelde de afwezigheid van de federale troepen een rol. In de gebieden die ver van New Orleans verwijderd lagen, zoals de Parishes aan de Red River, was het niet mogelijk voor de federale troepen om op tijd aanwezig te zijn. Bovendien konden de misdadigers snel de staatsgrens oversteken.
Het Sugar Bowl-gebied was de grootste regio van de staat. De bevolking bestond voor zestig procent uit Afro-Amerikanen. Sommige suikerplantagehouders werkten samen met de Republikeinen. Alleen naar mate de Reconstructie verstreek, werd de Democratische Partij sterker. Ook het afnemen van de federale troepen verslechterde de situatie. Ondanks dat vijfentwintig procent van de plattelandsbevolking in het Sugar Bowl-gebied leefde, waren hier slechts tien procent van alle doden op het platteland in de staat. Politiek was met twintig procent het meest gevonden motief. De Loreauville-rellen van 1884 waren de laatste wapenfeiten van de Democraten om de Republikeinen uit de staat te verdrijven. In het East Bluff-gebied was zeventig procent van de bevolking Afro-Amerikaan, vanwege de katoenplantages aan de Mississippi. Meer dan vijfendertig procent van de moorden in dit gebied was politiek georiënteerd. Plantage-eigenaren waren namelijk uit op de politieke controle op ex-slaven, want de laatstgenoemde groep was nodig voor het werk op de plantages. In de jaren zeventig laaide het geweld in het East Bluff-gebied op. Nadat de Democraten de politieke controle herwonnen, was geweld niet meer nodig en daalde het aantal moorden spectaculair. Het politieke doel en de daarbij horende blanke alleenheerschappij waren immers bereikt.
In de Florida Parishes werd relatief weinig geweld gepleegd. De belangrijkste oorzaak daarvoor was de afwezigheid van de plantages, en daarmee van Afro-Amerikanen. De blanken hadden een duidelijke meerderheid, waardoor zij de politieke controle over het gebied hadden. Vanaf 1874 behaalden de Democraten in elke verkiezing gemakkelijk de overwinning. Alleen in Saint Helena Parish, waar meer dan de helft van de bevolking Afro-Amerikaans was, was in 1868 veel onrust. Johnson E. Yerks, James H. George en James B. Wands verklaarden aan het Congrescomité in 1869 dat de Ku Klux Klan in het Parish heerste. Zo hadden zij bezoek gehad van mannen met witte maskers, die de Republikeinse leider John Kemp hadden vermoord. George vertelde dat de Afro-Amerikanen alleen mochten stemmen als zij hun Seymour-badges lieten zien, als teken van hun trouw aan de Democraten. Konden de Afro-Amerikanen geen badge van de Democratische Partij tonen, dan werden ze bedreigd of vermoord.
In het Bayou-gebied was negenendertig procent van de moorden politiek georiënteerd. Vooral Jefferson en Saint Bernard Parish waren misdadig. Daar tweeënzestig procent van de bevolking van Afro-Amerikaanse afkomst was, viel het aantal moorden relatief mee. Dit kwam door de geïsoleerde gemeenschappen, de scheiding van de rassen, de dunbevolktheid en het moeilijk doordringbare moerasgebied. Bovendien waren de federale troepen in de nabijheid. Thomas Ong, een Republikeins planter, legde voor het Congres een getuigenis af over Democratische barbecues, Blair Knights, Seymour Infantas en Innoceans. Hij schatte in dat bij eerlijke verkiezingen ongeveer twaalfhonderd Republikeinse en driehonderd Democratische stemmen werden uitgebracht in Saint Bernard Parish. De Republikein overdreef, want de verhouding lag bij de registratie van 1867 op 679 Afro-Amerikanen en 207 blanken. Wel is het onmogelijk dat de Republikeinen slechts één stem kregen bij de tweede verkiezingen van 1868. Geweld speelde een grote rol. Het hoofdstuk begon in de South Central Prairies. De Opelousas-rellen hielpen mee om politiek met dertig procent het belangrijkste motief voor moord te maken in dit gebied. Doordat de zevenenveertig procent Afro-Amerikaanse inwoners zich grotendeels afzijdig hield van de politiek, konden de Democraten het gebied via de stembusgang terugveroveren.
De Mississippi Delta bleef opvallend verschoond van het geweld. Door de vele plantages aan de Mississippi was drieëntachtig procent van de inwoners Afro-Amerikaan. Bovendien vestigden noorderlingen zich bij voorkeur aan de Mississippi. Het hoge percentage Afro-Amerikanen, de bereikbaarheid voor het federale leger dat in Vicksburg zetelde, de snelle verovering van het gebied in de Burgeroorlog en de bereidheid van de noordelijke plantage-eigenaren om met de Republikeinen mee te werken, verklaarden de lage moordratio. Na het wegvallen van het beschermende federale leger in 1877 herstelden de Democraten het blanke overwicht. In de Redemptie steeg het aantal moorden in dit gebied ten opzichte van de Reconstructie. Politieke redenen waren met achtentwintig procent de tweede oorzaak voor de moorden met, net achter persoonlijke redenen met dertig procent. Northern Central Hill had eenenveertig procent Afro-Amerikanen in de bevolking. Hier waren weinig plantages. Politiek was in drieëntwintig procent van de moorden het motief, net achter de vijfentwintig procent van de criminele activiteiten. Het aantal moorden is niet opvallend. Northern Bluff Lands was een regio met veel grote plantages en kleine boerderijen. De Afro-Amerikanen hadden met 63,3 procent de meerderheid, waardoor politiek voor 39 procent van de moorden als motief gold. Franklin en Ouachita Parish waren onrustige Parishes met veel politieke moorden. Zo werd in 1873 districtrechter Thomas Crawford vermoord en hielden de Knights of the White Camelia in 1867 en 1868 strooptochten in de omgeving. In 1869 beschreef L.A. Shields aan het Congrescomité de angst in Ouachita Parish: ‘I heard two men say that they were afraid to vote.’
In Northern Louisiana hielden criminele organisaties zich bezig met de plundering van vee. Zevenenveertig procent van de bevolking was Afro-Amerikaans. De belangrijkste oorzaak voor het geweld was politiek, met drieëndertig procent. De Afro-Amerikanen moesten immers onder de duim worden gehouden met het geweld. In Western Louisiana waren door de afwezigheid van de plantages weinig ex-slaven. In dit dunbevolkte gebied was het in de jaren 1867 en 1868 onrustig, doordat Sabine Parish werd beïnvloed door de chaos in het Red River-gebied. Misdaad zorgde voor zesendertig procent van de moorden. Politiek was vooral in Sabine Parish een factor van betekenis. Met drieëntwintig procent waren politieke redenen het tweede motief voor moord in Western Louisiana. Southwestern Frontier Area stond bekend om haar vee, prairies en uitgebreide bossen. Het lage aantal Afro-Amerikanen verklaarde de slechts vijftien procent aan politieke motieven voor de moorden. Vigilante was de belangrijkste oorzaak voor moord, want de inwoners van Southwestern Frontier Area namen het recht in eigen hand tegen de veedieven.
Het dertiende gebied was rondom de Red River. In de Reconstructie vielen aan de oevers van de kronkelende rivier 1558 slachtoffers, meer dan de helft van alle moorden op het platteland in de Reconstructie. Vandal noemde vijf beslissende eigenschappen die het gebied gewelddadig maakten. Als eerste heerste de frontliniementaliteit, daders konden eenvoudig over de grens met Texas of Arkansas vluchten. Daarbij waren de rasrelaties tussen de ex-slaven en de plantagehouders ruw verstoord. De Red River was niet veroverd in de Burgeroorlog, en de blanken moesten vanaf 1868 politiek onderdoen ten opzichte van hun ex-slaven. De blanken zochten de herovering van de politieke controle. Ten derde was vijfenzeventig procent van de bevolking Afro-Amerikaans, waardoor de blanken veruit in de minderheid waren. Geweld leek de enige optie om de macht terug te krijgen. Daarnaast kon het federale leger het afgelegen gebied niet tijdig bereiken om de onlusten te voorkomen of de daders van rellen op te pakken. Ook was de noodzaak om de katoenplantages te bemannen groot. Niet alleen hadden de blanken zelf te weinig werknemers om te oogsten, ook de opbrengst van de katoenverkoop daalde. De productie moest omhoog en in de ogen van de planters kon de bezettingsgraad alleen omhoog door de Afro-Amerikanen te dwingen om te werken. Het geweld werd het middel om ‘whitemans country’ terug te krijgen. Vooral in 1868, 1873 en 1874 waren er politieke rellen, zoals de Caddo-rellen, de Colfax Massacre en de Coushatta Affair. De laatste twee moordpartijen zullen in hoofdstuk vier aan bod komen. Jackson Walpole verwoordde de situatie treffend:

The whole cry was that no Republican should vote in Caddo. Republicans were threatened. Almost every colored Republican who was able to go, left. If they stayed, they would have been killed. (…) I saw three dead men in the Red River. If I had made an attempt to vote, I would have been killed.

Verschil in jaren, motieven, daders en collectief geweld

Het verschil tussen het aantal slachtoffers op het platteland in de Reconstructie en de Redemptie was groot, namelijk 3029 om 1112 moorden. Opvallend is de afname van de slachtoffers in het Red River-gebied, van 1558 naar 238 doden. In de jaren 1868, 1873 en 1874 vielen de meeste slachtoffers. De moorden in 1868 waren voornamelijk te danken aan het Democratische geweld en de intimidatie tegen de Republikeinen bij de verkiezingen. De jaren 1873 en 1874 waren politiek onrustige jaren. De economische crisis en de onvrede over de uitkomst van de verkiezingen in 1872 maakten de Democraten vastberaden om de Republikeinen ten koste van alles te verslaan. In bijna alle gebieden van de Pelican State was politiek de drijvende factor achter de moorden. Invloedrijke Republikeinen werden gedood om de Republikeinse Partij te verzwakken en de Afro-Amerikanen te intimideren. Op het platteland was politiek in veertig procent van de gevallen het motief voor een moord. In New Orleans sneuvelde 30,4 procent van de slachtoffers omwille van politieke redenen. Bovendien is duidelijk dat het percentage Afro-Amerikanen in een regio direct verband hield met het aantal moorden. Alleen in de gebieden waar de federale troepen snel konden ingrijpen, bijvoorbeeld in de Mississippi Delta, of waar blanken een ruime meerderheid aan stemmen hadden, zoals in het westen van de staat, bleven hoge percentages van politieke moorden uit. In de Redemptie waren grote delen van de staat Democratisch. De laatste Republikeinse resten werden uit de Sugar Bowl, Red River en de Mississippi Delta verdreven.
Als we onderzoeken wie de individuele daders van de politieke moorden waren, dan valt meteen op dat meer dan drieënnegentig procent van de politieke slachtoffers door blanken werd gedood. De daders op het platteland waren planters (achttien procent), boeren (vierentwintig procent) en landarbeiders (zestien procent). Allemaal beroepen die doorgaans door de Democraten werden beoefend. In New Orleans waren geschoolde werknemers (eenentwintig procent) en arbeiders (negenendertig procent) goed voor de meeste slachtoffers. Als de beroepen worden bekeken van de collectieve geweldplegers, de mensen die met een menigte iemand doodden, valt de betrokkenheid van de plantagehouders (dertig procent) en de boeren (achttien procent) op. Politiek was bij collectief geweld de belangrijkste drijfveer (zesenzestig procent). Het gerucht over een donkere opstand leidde tot angst en boosheid onder de blanke bevolking. Men verzamelde zich in het centrum van de stad met wapens, en ging op pad om de vermeende Afro-Amerikaanse opstand neer te slaan. De ex-slaven waren zich doorgaans van geen kwaad bewust en wanneer het nieuws van de blanke menigte de donkere gemeenschap bereikte, vluchtten de Afro-Amerikanen de bossen in. De blanke massa was vooraf georganiseerd. De White League verzamelde zich bijvoorbeeld in een stad en wachtte op de gelegenheid om te reageren op een ‘agressieve actie van een ex-slaaf’. Vervolgens werden de geruchten van een negeropstand verspreid en openden de blanken de jacht op de Afro-Amerikanen. Het doel van het collectieve geweld was het intimideren van de Afro-Amerikaanse bevolking. Bovendien konden Republikeinse leiders worden uitgeschakeld. De politieke macht van de Democraten moest worden hersteld. Van de 239 lynchpartijen tussen 1866 en 1884 werden 238 lynchpartijen door de blanken uitgevoerd. Het geweld werd daarna door de lokale media gerechtvaardigd. De Democratische media wezen op de corrupte Republikeinse regering en het zwakke optreden van de justitie tegen de Afro-Amerikaanse agressie. De bevolking had volgens de White League het recht om het vonnis over de ex-slaven te vellen, want de blanke bevolking zou superieur zijn aan de donkere bevolking. Vandal legde eveneens uit dat de slachtoffers veelal Afro-Amerikaanse mannen waren, aangezien zij mochten stemmen. Politiek was de belangrijkste oorzaak voor de moorden van de blanken op de Afro-Amerikanen.

Tussenconclusie

In dit hoofdstuk hebben we kennisgemaakt met de verschillende geweldspatronen in de staat Louisiana. De lokale factoren speelden een belangrijke rol om het aantal moorden in een gebied te verklaren. Vooral de aanwezigheid of afwezigheid van een Afro-Amerikaanse meerderheid was van belang voor het uitleggen van het geweld. Wanneer de ex-slaven de Republikeinen aan de macht hielden, volgden de reacties van de planters en de boeren. Doorgaans pleegde een blanke Democraat een moord op een Afro-Amerikaanse man. De voornaamste reden voor de moorden, zowel collectief als individueel, was het politieke motief. De meeste doden vielen in de jaren rond de verkiezingen, 1868, 1873 en 1874. In hoofdstuk vier zullen twee moordpartijen in het onrustige Red River-gebied worden uitgelicht.

4: De Colfax Massacre en de Coushatta Affair

William Burnham Woods keek op vrijdag 13 maart 1874 in de ogen van de twaalf juryleden van de Colfax Massacre-rechtzaak. De Republikeinse rechter liep het bewijs tegen de negen verdachten kort door:

They found fifty-nine dead bodies. They showed pistol shot wounds, the great majority in the head and most of them in the back of the head. (…) No man or body of men has the right thus to take into their hands the summary administration of what they may suppose to be justice.

De woorden van Woods sloegen op een drama dat precies elf maanden eerder had plaatsgevonden in Colfax. Er werden meer dan negenenvijftig doden gevonden. Hoe kon zoiets gebeuren? En zijn de Colfax Massacre en de rechterlijke nasleep symbolisch voor de Reconstructie in Louisiana?
In hoofdstuk vier zullen we gaan kijken hoe de situatie tussen 1872 en 1875 in de Pelican State eruitzag. Bleven de Democraten vervallen in het gebruiken van geweld en intimidatie? Als eerste zullen we beginnen met de omstreden verkiezingen van 1872. Daarna zal de Democratische reactie op de aanstelling van de Republikeinse gouverneur William Pitt Kellogg volgen. President Grant, gouverneur Kellogg en federaal aanklager James Roswell Beckwith wilden daarna de daders van de Colfax Massacre achter slot en grendel brengen. Slaagde Beckwith hierin? Vervolgens zal verder in worden gegaan op de raciale lijn, die de Democraten in de loop van de Reconstructie trokken. De Democraten gebruikten namelijk stereotypen als Carpetbaggers en Scalawags om hun tegenstanders als onbetrouwbare, geldbeluste avonturiers te karakteriseren. In 1874 vond de Coushatta Affair plaats. We beginnen echter in 1872. Net als in 1868 werd de uitslag van de verkiezingen betwist. De Republikeinen hadden het Returning Board opgericht om de Democratische fraude tegen te gaan, maar ze verwachtten niet de overstap van gouverneur Warmoth naar de Fusionisten/Democraten.

Warmoth en het Returning Board

In 1870 vonden er vreedzame verkiezingen plaats. De aanwezigheid van het federale leger en de Republikeinse maatregelen hielpen de rust in de staat te bewaren. De onrust van 1872 is deels terug te voeren op het verraad van Warmoth aan de Republikeinse Partij. De gouverneur, die de steun van zijn achterban verloor en Kellogg tot gouverneurskandidaat gekozen zag worden, sloot zich aan bij de Fusionisten/Democraten. Hij zou hen de verkiezingszege bezorgen en in ruil daarvoor zou de gouverneur naar de Amerikaanse Senaat worden gezonden. De gouverneur hielp Democratisch kandidaat John McEnery door conservatieven (die de Democraten gunstig gezind waren) de verkiezingen te laten controleren. De Democraten roken hun kans om met geweld en intimidatie de verkiezingsoverwinning te behalen. Historica Lonn bracht de massale geweldsgolf in Louisiana in november 1872 in kaart. De Republikeinse meerderheid van 1870 verdween in 1872 als sneeuw voor de zon. De meeste Democraten ontkenden het geweld. Anderen rechtvaardigden het. Koopman Wood vatte de Democratische denkwijze samen: ‘I don’t think the negroes are capable of taking charge of the government. I am not willing for them to hold office.’ Veel blanken deelden de mening van Wood. Alleen het Returning Board kon een Democratische machtsovername voorkomen, en dat werd gecontroleerd door de gouverneur.
Na de verkiezingen kwam het Returning Board bijeen. Warmoth wilde senator Anderson en luitenant-generaal Pinchback, die niet aanwezig waren, vervangen. Senator Lynch en de baas van de ambtenaren, Herron, stemden in met het gouverneursverzoek. Longstreet en Hawking vervingen de twee mannen. Warmoth claimde echter, door het tekenen van een oude wet, dat hij het Returning Board mocht inrichten naar zijn eigen inzicht. De gouverneur benoemde Wiltz, Isabelle, Taylor, De Feriet en Austin in het nieuwe Returning Board. Lynch en Herron richtten echter op 14 november hun eigen Returning Board op. Op 6 december verklaarde de Republikeinse rechter Edward Durrell het Returning Board van de gouverneur onwettig, en zou de Lynch-commissie de uitslag van de verkiezingen moeten bepalen. Nadat Warmoth voor een korte periode was opgesloten in de gevangenis, liet hij een bevriende rechter een nieuw Returning Board oprichten, onder leiding van Forman. De Returning Boards van Warmoth, Lynch, De Feriet en Forman kwamen met verschillende uitslagen. Op 9 december liet Lynch het overwegend Republikeinse Congres installeren. Het Congres onthief Warmoth uit zijn functie en maakte de Afro-Amerikaan Pinchback gouverneur. Hiermee blijkt Boyers opmerking in The enduring vision: ‘No blacks became governor’, onwaar te zijn.
De legitimiteit van de Lynch-commissie werd niet geaccepteerd door de Democraten. Zij wezen naar het Returning Board van Forman als de rechtmatige commissie. Zowel McEnery als Kellogg liet zich inaugureren tot gouverneur. De verschillen tussen de Returning Boards waren groot. Volgens Lynch wonnen de Republikeinen in Baton Rouge East en West, Bossier, De Soto, Grant, Natchitoches, Saint Bernard, Saint Helena en Webster Parish. Forman besliste andersom. In Saint-Bernard Parish gaf Forman bijvoorbeeld met 442 tegen 360 stemmen de zege aan McEnery. Volgens Lynch won Kellogg met 469 tegen 260 stemmen. Forman kwam tot een totaal van 65579 voor McEnery, tegen 55973 stemmen voor Kellogg. Lynch hield de uitslag op 72890 om 54029 stemmen in Republikeins voordeel.
De onrust in Louisiana bleef in 1873 groot. Zowel McEnery als Kellogg vormden een regering. Uiteindelijk erkenden Grant en het Congres na zorgvuldig onderzoek de Republikeinse regering. Op 22 mei 1873 verklaarde de president over de Democraten in Louisiana:

I (…) Ulysses S. Grant, President of the United States, do hereby make proclamation, and command said turbulent and disorderly persons to disperse and retire peaceably to their respective abodes within twenty days from this date and thereafter to submit themselves to the laws and constituted authorities of said state; and I invoke the aid and cooperation of all good citizens there of to uphold law and preserve the public peace.

Ondanks de oproep van de president om Kellogg te erkennen, zouden de Democraten de Kellogg-regering niet accepteren. De Democraten waren juist meer vastberaden om Kellogg te verslaan.

De Colfax Massacre

Op 13 april 1873 vond een vreselijke slachting plaats. Charles Lane stelde de Colfax Massacre centraal in zijn boek The day freedom died. The Colfax massacre, the Supreme Court, and the betrayal of Reconstruction (2008). Volgens Lane stierf op 13 april de vrijheid van de Afro-Amerikanen. De Colfax Massacre is voor dit werkstuk belangrijk, omdat de moorden op talloze Afro-Amerikanen, met een politiek motief, als voorbeeld dienden voor hoe de Democraten te werk gingen om de politieke controle terug te krijgen in een Parish. Grant Parish was in 1868 opgericht door gouverneurs Warmoth en William Smith Calhoun, die sympathiseerde met de Republikeinse Partij. Warmoth wilde een Parish creëren met een Republikeinse meerderheid. De Republikein Delos White was de eerste sheriff van het gebied, en William B. Phillips werd door Warmoth tot eerste rechter benoemd. Ze kregen echter wegens de onrust onder de blanke inwoners van Colfax hun ontslag van de gouverneur, die streefde naar meer steun van de blanken voor zijn beleid. In de verkiezingen van 1870 werd Phillips door de Republikeinse inwoners van Grant Parish gekozen als rechter. De ontevreden Democraten bedreigden de rechter, White en Calhoun. Op 25 september 1871 werd het huis van Phillips omsingeld door Christopher Columbus Nash, sheriff Alfred C. Shelby en meerdere agressieve Democraten. Toen White, die bij Phillips woonde, de voordeur opendeed, werd hij doodgeschoten. Phillips wist via de achterdeur te vluchten. De daders van de moord werden opgepakt en naar New Orleans vervoerd. Ze werden op borgtocht vrijgelaten en bedreigden de Republikeinen in Colfax, die ze verantwoordelijk hielden voor hun arrestatie.
Tijdens de verkiezingen van 1872 heerste er een grimmige sfeer in Grant Parish. Volgens het Returning Board van Lynch wonnen de Republikeinen met 779 tegen 465 stemmen. Forman hield de uitslag op een Democratische zege met 514 tegen 407 stemmen. Wie had gewonnen? Nash, de Democratische kandidaat voor de sheriff, claimde de zege. De Republikeinen meenden ook recht te hebben op de politieke functies. Gouverneur Kellogg zou na enig aarzelen de Republikeinen de overwinning toekennen. De Democraten wilden dit niet accepteren. Op 25 maart 1873 klom de Republikeinse leider William Ward door het raam van het gerechtsgebouw en liet de Republikeinen binnen. Dan Shaw werd sheriff. Charles Smith werd archivaris. Kindred J. Harvey, John B. McCoy en Lewis Meekins vormden de politiejury. Robert Register werd de nieuwe rechter. Kellogg keurde de benoemingen goed en de Republikeinen leken te winnen. Alleen de Democraten waren vastberaden om het gerechtsgebouw terug te krijgen. Nash liet bodes naar de omliggende gebieden uitgaan om steun te verwerven voor een aanval op het gerechtsgebouw. Vooral het verspreiden van het gerucht van een negeropstand zorgde voor veel Democratische reacties.
Jesse McKinney, een Afro-Amerikaan die aan zijn hek timmerde, werd op 5 april door de Democraten doodgeschoten. Veel Afro-Amerikanen (Lane hield het op vierhonderd) verzamelden zich in het centrum van Colfax. Ze dachten veilig te zijn in het centrum van Grant Parish. Nash kreeg echter steun uit Rapides, Catahoula, Winn en Natchitoches Parish. De gouverneur stuurde geen troepen, waarop Ward, Register en Calhoun naar New Orleans vertrokken om steun te vragen. Nadat Shaw en Harvey waren gevlucht, bleven slechts de Afro-Amerikanen achter om het gerechtsgebouw te verdedigen. Nash en zijn handlangers vielen met een kanon de stellingen van de Afro-Amerikanen aan. De paniek sloeg toe rondom het gerechtsgebouw. Een deel van de ex-slaven probeerde de bossen in te vluchten, een ander deel trok zich terug in het gebouw. Zij die vluchtten werden achtervolgd door de planters en waar mogelijk gedood. Het gerechtsgebouw werd in brand gestoken, waardoor de Afro-Amerikanen uiteindelijk hun schuilplaats moesten verlaten. De Democraten namen een stuk of veertig gevangenen, die ze later op de dag bijna allemaal vermoordden. Het aantal slachtoffers van de Colfax Massacre is altijd een onderwerp voor discussie geweest. De Republikeinen overdreven het aantal slachtoffers om ‘te kunnen zwaaien met het bloederige shirt’ en zo de sympathie van het noorden te winnen. De Democraten waren trots op hun daad en hoe hoger het aantal slachtoffers was, hoe beter. Rable schreef over twee blanke slachtoffers, maar dit klopte niet. Jim Hadnot, Sidney Harris en Stephen Decatur Parish stierven alle drie aan hun verwondingen. Een andere misvatting werd door Heather Cox Richardson verwoord. Zij schreef: ‘The resulting clash with white opponents, who charged the courthouse, left eighty to one hundred of the black and white Republicans dead.’ Als eerste hield specialist Lane het aantal doden op minimaal tweeënzestig en maximaal eenentachtig. Bovendien vielen er geen blanke Republikeinse doden, want zij waren vertrokken of gevlucht.
Federaal aanklager Beckwith nam de vervolging van de moordenaars op zich. Hij had te kampen met talloze problemen. Ten eerste kon hij niet op de publieke steun rekenen. De blanke daders beïnvloedden de publieke opinie in de Democratische media. Volgens Nash waren de moorden in Colfax spijtig, noodzakelijk, wettelijk en terecht. De Democraat baseerde zich op de blanke overheersing, die alle acties van geweld ten behoeve van de terugkeer naar de sociale relaties voor de Burgeroorlog goedkeurde. Ten tweede verdwenen de getuigen Meekins en Shaw, twee potentieel belangrijke getuigen. Later zou Shaw voor de verdediging getuigen, waarschijnlijk nadat hij ernstig bedreigd was. Register, Calhoun en Ward werden bedreigd. Republikeinse getuigen weigerden naar voren te komen met hun verhaal, uit angst voor vergeldingsacties. Ten derde was geld een belangrijk probleem. Het oppakken van de verdachten kostte financiële middelen van het leger, terwijl Grant het budget van het leger juist had teruggeschroefd. Wel besefte de president de noodzaak van de vervolging van de moordenaars, en gaf groen licht voor het sturen van een groep soldaten naar Colfax. Ook het oppakken van de verdachten was een probleem. Onder anderen Nash was gevlucht. Uiteindelijk verschenen er negen verdachten voor de jury in New Orleans. Robert Marr, John Ellis en William Whitaker vormden de volgende obstakels naar gerechtigheid. De Democratische advocaten waren geslepen en stuurden aan op het onderuit halen van de Enforcement Acts. Op 23 februari 1874 opende William B. Woods de rechtszaak. Het kiezen van de jury zorgde voor moeilijkheden. Met slechts één tegenstem van de twaalfhoofdige jury werden de verdachten niet veroordeeld. Aangezien de Democraten altijd voor onschuldig zouden stemmen, waren de juryleden belangrijk. Na de jurykeuze begon het proces. De verdediging probeerde met honderdtwintig inwoners van het Red River-gebied alibi’s voor de verdachten te creëren. De Democratische getuigen pleegden massaal meineed, omdat zij werden bedreigd of juist de blanke suprematie als uitgangspunt namen. Ondanks dat Levi Allen, Calhoun en meerdere overlevende Afro-Amerikanen de verdachten identificeerden als de daders van de Colfax Massacre, oordeelde de jury uiteindelijk anders. De jury was verdeeld, waardoor het proces opnieuw werd gevoerd. Woods en Joseph Bradley waren ditmaal de rechters van het proces. Als de rechters niet dezelfde mening hadden, moest het Amerikaanse Hooggerechtshof uitspraak doen over de zaak. Bradley liet het proces aan Woods over en kwam later op de zaak terug. Uiteindelijk hadden de twee rechters een verschillende mening, waardoor het Hooggerechtshof het lot van William J. Cruikshank en de andere verdachten moest bepalen. In hoofdstuk vijf komen we hier op terug.

De Coushatta Affair en de Carpetbaggers

In 1874 kregen de Republikeinen een nieuwe klap te verwerken. De White League groeide gestaag in de jaren 1868 tot 1875. De paramilitaire organisatie werd opgericht om de blanke superioriteit terug te leiden naar Louisiana. Met propaganda en stereotyperingen van de Republikeinen probeerden de Democraten één blank front te vormen tegen de Afro-Amerikanen en de Republikeinen. McEnery en zijn partijgenoten stelden de Democraten gelijk aan de partij voor de blanken. Alleen de ex-slaven en de verraders stemden op de Republikeinen, schreven de Democratische media. Advocaten als Marr en Ellis kwamen met termen als de Afrikanisering van Louisiana en de ‘onverzadigbare seksuele lust’ van de ex-slaven. De angst onder de blanke bevolking voor de Carpetbaggers, Scalawags en de Afro-Amerikanen werd steeds groter. De termen Carpetbagger en Scalawag stamden uit 1868 en waren bedoeld om de Republikeinen af te schilderen als overlopers of noordelijke gelukzoekers. Tunnell ontkrachtte ten eerste de zuidelijke mythe van de Carpetbaggers. Het ging niet alle Republikeinen om het verwerven van welvaart. De meerderheid kwam om de Reconstructie in goede banen te leiden, was afkomstig uit het noordelijke leger en zou later vertrekken. Historicus Daniel E. Sutherland voerde ten tweede de zuidelijke trek naar de welvaart in het noorden aan. Het waren juist de zuiderlingen die in hun zoektocht naar rijkdom noordwaarts trokken. Op de Scalawags werd veel sociale druk uitgeoefend. Indien een blanke zuiderling zich niet aansloot bij de Democratische Partij, werd hij uitgesloten van sociale gelegenheden, bedreigd en soms vermoord. De Democratische tactiek won door de economische crisis en het gebrek aan federale steun geleidelijk terrein. Red River Parish, geleid door senator Twitchell, werd een belangrijk doelwit voor de White League.
Eind augustus 1874 verzamelden White League-leden zich in Coushatta. Ze wachtten op een aanleiding voor acties tegen de Republikeinen. Het schieten van een Afro-Amerikaan op John Dickson was genoeg reden voor de White League om de zes belangrijkste aanwezige blanke Republikeinen in de boeien te slaan. De Republikeinen moesten gedwongen ontslag nemen en werden op 31 augustus 1874 door de plaatselijke Democraten naar de grens begeleid. Alleen cowboys onder leiding van Richard Coleman, kapitein Jack, achterhaalden de groep. De Democraten zetten zich vervolgens aan de kant en lieten de aanvallers passeren. Drie van de zes Republikeinen werden meteen gedood. De andere drie officials werden in gevangenschap vermoord. Twitchell, die niet in Coushatta was, reageerde verbijsterd. Hij zou later bij een moordaanslag gehandicapt raken, maar overleefde de Reconstructie wel. De zogenaamde Coushatta Affair maakte diepe indruk op de Afro-Amerikanen, want de ex-slaven voelden zich niet meer beschermd door de blanke Republikeinen. Het doden van zes blanke Republikeinen gaf de onmacht van de regering aan om de orde te handhaven. Aanklager Beckwith liet een arrestatiebevel uitgaan, alleen was de arrestatie van de White League-leiders slechts een signaal naar de Democraten. De federale staat kreeg blanke juryleden niet zover tot het veroordelen van andere blanken. Bovendien werden de verdachten op borgtocht vrijgelaten.
Gouverneur Kellogg stelde een cruciale vraag naar aanleiding van de Colfax Massacre. Hij zei over de Democratische Partij:

Is a party that can raise no voice of indignation against the barbarous massacre of Colfax (…) fit to govern a people composed in half at least of the race massacred, or is it entitled to the consideration and sympathy of good men, to whatever race they may belong?

Tussenconclusie

In hoofdstuk vier hebben we gekeken naar de verkiezingen van 1872, die wederom werden gekenmerkt door geweld en intimidatie van de Democraten tegen de Republikeinen. De chaotisch verlopen aanstelling van gouverneur Kellogg kenmerkte de strijd om de politieke macht tussen de twee partijen. Twee zwarte pagina’s in de geschiedenis van Louisiana, de Colfax Massacre en de Coushatta Affair, kenmerkten de Democratische bereidheid om de Republikeinen te verslaan. Zelfs het afslachten van ongewapende Republikeinen was moreel geen bezwaar. Ook de propaganda, die bedoeld was om alle blanken achter de Democratische Partij te krijgen, speelde de Democraten in de kaart om de Reconstructie te beëindigen. In hoofdstuk vijf zal het einde van de Reconstructie worden beschreven.

5: Het einde van Reconstructie in Louisiana

Generaal Longstreet keek op 14 september 1874 naar vijfduizend verzamelde White League-sympathisanten. De rechterhand van Robert E. Lee kende de plannen van de Democraten. Door een coup te plegen, wilde de White League de politieke controle over de staat veroveren. De generaal had de New Orleans-politie en de staatsmilitie tot zijn beschikking. Tegen de Democratische overmacht was echter weinig te beginnen. Longstreet trok zijn troepen terug in het Custom House, omdat het gebouw federaal gebied was en de Democraten geen federale reacties wilden uitlokken. De Democraten namen binnen één dag bezit van New Orleans. De Republikeinen vroegen Grant vervolgens om hulp. De federale troepen kwamen inderdaad toegesneld en herinstalleerden Kellogg als gouverneur van Louisiana. Aan de Republikeinse kant waren elf mensen gedood en zestig personen waren zwaargewond. De Democraten verloren eenentwintig levens en kenden negentien gewonden. Op 18 september keerde de rust terug in de Crescent City. Het was echter slechts de stilte voor de storm. Historica Lonn gaf de massale geweldsgolf bij de verkiezingen van 1874 op een kaart weer. In de nasleep van de verkiezingen eisten beide partijen de zege op. Het Returning Board hield de uitslag op vierenvijftig afgevaardigden voor de Republikeinen en tweeënvijftig voor de Democraten. Vijf zetels moesten door het Huis van Afgevaardigden worden beslist. De Democraten handelden snel en lieten acht Democraten toe tot het Congres. In de chaos die volgde, greep het federale leger in. De Democratische afgevaardigden die niet door het Returning Board werden erkend, werden weggeleid met de bajonet. Alle Democraten verlieten de zaal en bazuinden de ‘bajonetregering’ van Kellogg en Grant rond. De Republikeinen konden alleen overleven door de hulp van het federale leger. Carl Schurz, een Republikein uit het noorden, verwoordde de mening van de geschrokken noorderlingen: ‘If bayonet-rule can be done in Louisiana, how long will it be before it can be done in Massachusetts and in Ohio?’
Dit hoofdstuk gaat over de factoren die bijdroegen aan het einde van de Reconstructie. Eerst zullen we de economische crisis en de corruptie bekijken. Vervolgens gaan we door met het einde van de Reconstructie in Texas, Mississippi en South Carolina. Daarna zullen de beslissende uitspraken van het Amerikaanse Hooggerechtshof aan bod komen. We sluiten af met het belichten van de presidentsverkiezingen van 1876.

De economische crisis en de Gilded Age

De economische crisis van 1873 had grote gevolgen voor de Verenigde Staten en de staat Louisiana. De grote paniek van 1873 vond haar oorsprong in de spoorwegspeculaties. Met de komst van nieuwe mogelijkheden, zoals de spoorwegen, namen de investeringen toe. Echter, in het vijfde jaar van Grants presidentschap nam financier Jay Cooke, die tijdens de Burgeroorlog de noordelijke zaak met miljoenen dollars had gesteund, te veel risico, waardoor hij en zijn financiers failliet gingen. De daaropvolgende paniek zorgde voor werkloosheid, welvaartsdaling en onvrede over het regeringsbeleid. Ook de term Gilded Age verwees naar de patronage en de corruptie in de samenleving. Grantisme verwees naar de corruptie van de medewerkers van Grant. Daarnaast haalde de Tweed-Ring de nationale pers in verband met de massale corruptie in New York. De publieke onvrede leidde in 1872 tot de opkomst van de liberale Republikeinen, die onder leiding van Horace Greeley tijdens de presidentsverkiezingen Grant niet versloegen. De Freedmans Bank, waar veel Afro-Amerikanen hun spaarcenten opzetten, ging tevens ten onder in de onrustige jaren zeventig.
In Louisiana stelden de Democraten de Republikeinse misstanden eveneens aan de kaak. Volgens de Democraten waren de corruptie in de regering, de hoge staatsschuld, de hoge belastingen, de werkloosheid en de lage opbrengsten van de katoenhandel de schuld van de Republikeinen. Tunnell rekende uit dat het financiële wanbeleid van de Republikeinen niet waar was. Voor de staatsschuld werden onterecht investeringen meegeteld, die de staat later terugverdiende. Daarnaast probeerden Warmoth en Kellogg de staatsschuld terug te dringen. Kellogg bezuinigde fors op de overheidsuitgaven. Ook was het grootste deel van de staatsschuld opgebouwd voor de Burgeroorlog. De beschuldigingen van corruptie waren niet helemaal terecht. Warmoth verwoordde treffend: ‘Corruption is the fashion’. Niet alleen Republikeinen deden mee aan de corruptie, de Democraten waren eveneens niet zonder fouten. De hoge belastingen hadden te maken met de staatsschuld en het bezuinigingsprogramma, terwijl de economische crisis werkloosheid bracht. De bruto-opbrengsten daalden door het grote aanbod op de internationale markt. In Louisiana deed zich een welvaartsdaling voor.
Tunnell beschreef verder de specifieke omstandigheden in Red River Parish. In de eerste jaren na de oprichting van de Parish ging het de Republikeinen voor de wind. Alleen de economische crisis en andere omstandigheden ondermijnden de positie van Twitchell. Aan de Red River viel in 1873 weinig regen. De akkers werden beheerst door droogte. Het water van de rivier kwam te laag te staan voor de scheepvaart, waardoor de handel drastisch afnam. Kooplieden uit Coushatta, zoals Julius Lisso, gingen failliet. Daarbij nam de communicatie met andere delen van de staat af. Het transporteren van het federale leger over de Red River werd vrijwel onmogelijk, waardoor de greep van de gouverneur op het gebied in het noordwesten van de Pelican State afnam. Daar kwam nog bij dat de rupsen de oogst opaten. Tenslotte hield ook de Gele Koorts nog huis in Coushatta. Onder andere Mark Lisso en Adele Coleman Twitchell stierven aan de ziekte.
Texas, Mississippi en South Carolina

In 1875 was de Reconstructie aan haar terugtrekking bezig. Drie staten zullen kort als voorbeeld dienen om te kijken hoe de Reconstructie in de andere zuidelijke staten eindigde. In Texas hadden de Democraten in 1873 de macht terug in handen. In Mississippi verloor gouverneur Adelbert Ames zijn strijd in 1875/1876 tegen de Democraten. South Carolina zou pas in 1876/1877 definitief aan de verzameling Democratische staten worden toegevoegd.
Historici James M. Smallwood, Barry A. Crouch en Larry Peacock beschreven de Reconstructie in Texas. Tussen 1865 en 1867 werden de Afro-Amerikanen onderdrukt door geweld en intimidatie van de blanken. Bovendien hielp gouverneur James W. Throckmorton de blanke bevolking, door de Afro-Amerikanen van de burgerrechten uit te sluiten. Bandietenleider Bob Lee vormde een groep cowboys om de Reconstructie te beëindigen. De doelen van de paramilitaire organisatie waren het beschermen van de weerloze blanke vrouwen tegen de ‘agressieve en wellustige Afro-Amerikanen’, het winnen van de ‘tweede Burgeroorlog’ en het terugbrengen van de raciale relaties van voor de oorlog. Lee richtte zijn aanvallen op de Republikeinen, het Freedmans Bureau en de Afro-Amerikaanse gebouwen, zoals de scholen en de kerken. De Texaanse leider had veel aanhang onder de blanken. Op 25 mei 1869 werd Lee gedood, maar hij kende veel navolging. Mede door het geweld en de intimidatie eindigde de Reconstructie in Texas in 1873. Volgens Peacock was Texas symbolisch voor het zuiden.
In Mississippi eindigde de Reconstructie in 1875/1876. Gouverneur Ames hield moedig stand, ondanks het vele geweld en de intimidatie van zijn Democratische tegenstanders. Historicus Vernon L. Wharton benadrukte het belang van de Scalawags om mee te werken met de Republikeinen. Toch hadden de Democraten succes in het bekeren van de Scalawags, door de kaart van de raciale verschillen te trekken. Fraude, sociale uitsluiting en bedreiging hadden ook effect in Mississippi. De Democraten zagen in het geweld en de intimidatie de enige manier om de Afro-Amerikaanse meerderheid en de Republikeinse Partij te stoppen. Het weigeren van federale steun aan Ames was de doodsteek voor de Republikeinen in Mississippi. De Democraten controleerden het Congres van de staat en voor zij Ames af konden zetten, nam de gouverneur in maart 1876 zelf al ontslag. De Carpetbagger vertrok uit Jackson en keerde nooit meer terug naar Mississippi.
Net als Louisiana en Mississippi kende South Carolina een meerderheid aan Afro-Amerikaanse inwoners. De Democraten kregen de staat niet zonder slag of stoot terug in handen. Allen W. Trelease legde het belang van de Ku Klux Klan en zijn paramilitaire opvolgers uit. De Democraten pleegden fraude en bedreigden de Afro-Amerikaanse kiezers. Het geweld was opzettelijk, en georganiseerd door de lokale leiders. Het leger greep vanaf 1873 niet doeltreffend in. Veel federale troepen werden in 1874 ontbonden of richting de Great Plains gestuurd voor de gevechten met de indianen. De Democraten hadden in South Carolina veel kranten tot hun beschikking, waardoor de blanke bevolking een eenzijdig Democratisch beeld werd voorgehouden. De moorden op de Afro-Amerikanen werden getolereerd door de blanke bevolking, want het doel, het verslaan van de Republikeinen, heiligde de middelen. De paramilitaire organisaties richtten zich op de restauratie van het blanke overwicht. Vijf groepen Afro-Amerikanen werden structureel bedreigd en vermoord door de Democraten. De leraren, de politieke leiders, de grootgrondbezitters, de actieve stemmers en de Afro-Amerikanen die contact zochten met een blanke vrouw of zich niet aan de etiquette hielden, waren hun leven niet zeker. Vanaf 1877 bestuurden de Democraten South Carolina.
Kon het federale leger niet ingrijpen? Drie problemen voorkwamen het sturen van de federale troepen. Ten eerste hadden de economische crisis en de Democratische verkiezingszege van 1874 gezorgd voor bezuinigingen op het federale leger. Er waren minder troepen en het gering aantal beschikbare soldaten moest de indianen bestrijden. Ten tweede vroegen veel Republikeinen zich af of het militaire ingrijpen zinvol was. Historicus Wharton verwachtte na elke federale poging om in te grijpen een conservatieve reactie van de blanke bevolking. Alleen langdurig geweld tegen de Democraten had de emancipatie van de Afro-Amerikanen dichterbij gebracht. Een langdurige geleidelijke sociale ontwikkeling leek Wharton het beste. De overheid wilde immers geen langdurige onderdrukking van het zuiden starten. Had Grant dit wel gewild, dan waren de Republikeinen door de noordelijke kiezers bij de verkiezingen een halt toegeroepen. Ten derde verloor de federale staat belangrijke rechtszaken, waardoor veroordeling van blank geweld tegen de ex-slaven vrijwel onmogelijk was.

Beslissingen van het Hooggerechtshof

Het Hooggerechtshof ondermijnde de Radicale Reconstructie door de Enforcement Acts aan de staat over te laten in plaats van aan de federale overheid. De Slachthuiszaak begon in 1869 en ging over het recht van slagers om hun dieren bij verschillende slachthuizen te doden. Warmoth wilde de slachtingen op één plaats organiseren. Uiteindelijk las rechter Samuel Freeman Miller op 14 april 1873 namens het Amerikaanse Hooggerechtshof de uitspraak voor. Volgens de meerderheid van de rechters waren het verzekeren van de burgerveiligheid en het handhaven van de openbare orde, zoals de slachthuizen, de taken van de staat Louisiana. Staatsburgerschap ging boven nationaal burgerschap. De federale wetten beschermden de Amerikanen alleen bij het reizen tussen de staten, en op zee. Dit betekende dat Louisiana moest zorgen voor de bescherming van de Afro-Amerikanen en dat het veroordelen van de Colfax-daders door een jury uit Louisiana moest worden gedaan, vond Miller.
Rechter Woods deelde de mening van Miller niet. Volgens hem was het wel de taak van de federale overheid om de daders van de Colfax Massacre te veroordelen. Omdat rechter Bradley niet dezelfde mening had als zijn collega, verscheen de zaak voor het Hooggerechtshof. In 1874 vatten de Democraten de passieve houding van de Amerikaanse regering op als een vrijbrief voor het plegen van geweld bij de verkiezingen. Historica Lonn toonde duidelijk aan dat de Democraten overgingen tot een massale geweldscampagne, waarvan de Coushatta Affair een gevolg was. Het Amerikaanse Congres schrok van de ‘bajonetregering’ en men wachtte op de uitspraak van opperrechter Morrison R. Waite. Op 27 maart 1876 sprak Waite Cruikshank en de andere daders van de Colfax Massacre vrij. Volgens de opperrechter moest Louisiana de daders veroordelen, niet de federale staat. De Enforcement Act II, die ter ondersteuning van de stemmende Afro-Amerikanen was gemaakt, bleek een lege doos. Ook in de zaak van Reese vs. USA stond de Enforcement Act II centraal. Wederom bracht het Hooggerechtshof de Afro-Amerikaanse rechten een slag toe. Na afloop van de Reconstructie haalde het Hooggerechtshof de burgerrechten van 1875 onderuit, bleken de Enforcement Acts niet houdbaar en verloren de Afro-Amerikanen rechten. In 1894 stemde het Democratische Congres de meeste wetten uit de Reconstructie weg. In 1898 werden allerlei staatswetten ingevoerd om de Afro-Amerikanen niet te laten stemmen. De zogenaamde ‘Jim Crow-wetgeving’ zorgde voor de scheiding van blank en donker. Een voorbeeld is de zaak van Plessy tegen Ferguson, waarin de gelijke behandeling van de Afro-Amerikanen en de blanken door de rechter van de hand werd gewezen. Pas in 1957 kwamen de burgerrechten weer aan de orde.

Louisiana en het einde van de Reconstructie

In 1875 maakte een Congrescomité de balans op na tien jaar Republikeins beleid in de Pelican State. De zeven leden van het comité waren verdeeld over de uitkomst van de verkiezingen van 1874. Opvallend was dat twee Republikeinen zich bij de conclusies van de twee Democraten voegden. Het comité geloofde niet in de Democratische geweldsgolf:

The late registration shows an excess of the colored over the white voters, giving 90781 colored to 76823 whites. In absence of any direct evidence that the late election was not free and fair, the assumption by the minority that enough colored voters must, therefore, have been prevented from voting at the election of 1874 by the recollection of the Colfax and Coushatta killings, and by riots which occurred years before, to have changed the result of the election throughout the state, is an assumption so violent (…) as not to be received, if any other cause for the vote of the state can be found.

Vier van de zeven commissieleden geloofden niet in de massale Democratische intimidatie. Zij hadden redenen om de Republikeinse fraude aan te nemen. Ten eerste omdat het aantal Afro-Amerikanen te hoog was, vergeleken met de blanken. De verhoudingen lagen ongeveer gelijk. Ten tweede gingen procentueel opvallend veel mensen stemmen. Ten derde verloor de Republikeinse Partij terrein in het zuiden, maar niet in Louisiana. De Democraten gaven aan geen geweld te gebruiken, terwijl de Republikeinen extreme middelen inzetten om de Democraten te intimideren. Het bewijs liet eveneens geen Democratisch geweld zien, bijna niemand kwam zich als getuige tegen de Democraten melden. De conclusie van vier van de zeven commissieleden hield in dat de Democraten de verkiezingen van 1874 eerlijk hadden gewonnen en dat de federale troepen gouverneur Kellogg op oneerlijke wijze aan de macht hielden. Wanneer de federale troepen zich terugtrokken, zou de natuur zijn rechtvaardige beloop nemen. Opvallend zijn de meningen van Charles Foster en William Walter Phelps, twee Republikeinen die de conclusie van Democraten Clarkson N. Potter en Samuel Marshall deelden.
De Republikeinen George F. Hoar, W.A. Wheeler en W.M.P. Feye verdedigden het standpunt dat de Democraten onwettelijke middelen hadden ingezet om de verkiezingen van 1874 te winnen. Het geweld en de intimidatie hadden grote invloed op de uitkomst van de verkiezingen. Volgens de drie commissieleden gebruikten de Democraten fraude, moord en dwang om de staatsregering in handen te krijgen. Bovendien waren de Democraten niet verdeeld over het gebruiken van geweld. De gematigde Democraten stonden het geweld van de White League toe. Het optreden van de Democraten kwam voort uit de boosheid na afloop van de verkiezingen van 1868 en 1872, waar de Democraten volgens hen de ‘zege’ was afgenomen. Hoar maakte zich sterk voor de wetteloosheid onder de blanken. Volgens hem hielden de Democraten zich bewust niet aan de wet en lokten zij met het geweld de Republikeinse acties uit, zoals het Returning Board en het aanstellen van de verkiezingsambtenaren. De corruptie in Louisiana was bij de Democraten en de Republikeinen even sterk. Het doel van de Democraten was om de Republikeinse regering omver te werpen en de rechten van de Afro-Amerikanen af te nemen. De beslissing om Kellogg als gouverneur te erkennen was terecht. De federale troepen moesten Louisiana blijven verdedigen tegen de Democratische agressie. De Republikeinse versie kwam dichter bij de waarheid dan de Democratische mening. Het is opvallend dat twee Republikeinen meegingen met de conclusies van Potter en Marshall. Dit tekende de geleidelijke Republikeinse terugtrekking van de Reconstructie.
In 1876 vonden de presidentsverkiezingen tussen Samuel J. Tilden en Rutherford B. Hayes plaats. Na de uitspraken van het Hooggerechtshof zagen de Democraten de mogelijkheid om met geweld de verkiezingen naar zich toe te trekken. In de laatste drie zuidelijke Republikeinse staten, South Carolina, Louisiana en Florida, werden in de aanloop naar de verkiezingen talloze Republikeinen bedreigd door de Democraten. Historica Lonn bracht het massale geweld rond New Orleans, aan de oevers van de Mississippi en bij de Red River, in kaart. Rable noemde de verkiezingen van 1876 in Louisiana gewelddadig. Voorbeelden waren het samendrijven van de Afro-Amerikaanse kiezers, het dwingen van de ex-slaven om Democratisch te stemmen en het geweld dat uitbrak wanneer ex-slaven zich verzetten. Ook werden in Morehouse Parish lijkkisten naar de Republikeinen gestuurd. Bovendien moesten Afro-Amerikanen affidavits tekenen, waarin alle vormen van Democratisch geweld werden ontkend. Daarbij werd soms de stembus verstopt of afgeschermd, zodat alleen Democraten hun stem konden uitbrengen. In Baton Rouge werden zelfs wegblokkades opgeworpen.
Gouverneur Kellogg, die in 1876 meedeed aan de senaatverkiezingen, moest zijn plaats in de Amerikaanse Senaat afdwingen voor een Congrescomité. De gouverneur en de Democraat Henry M. Spofford verschenen in Washington om hun verhaal te doen. De Senaat erkende de fraude van de Democraten en liet Kellogg van 1877 tot 1883 tot de Amerikaanse Senaat toe. De onrust in Louisiana trok een laatste keer de nationale belangstelling in 1876/1877. De Republikein Hayes en de Democraat Tilden claimden beiden de zege in South Carolina, Florida en Louisiana. Omdat Hayes alle kiesmannen nodig had om te winnen, was de blik van de natie op New Orleans gericht. Congrescomités vonden de Democratische fraude bewezen en gaven de kiesmannen aan de Republikeinen. Uiteindelijk konden de Republikeinen en de Democraten tot een compromis komen. Hayes kreeg het presidentschap en de Democraten kregen de controle over de zuidelijke staten. Alle federale troepen moesten bovendien uit het zuiden worden teruggetrokken. In Louisiana werd Francis T. Nicholls gouverneur. De terugtrekking van de federale troepen en de overgave van de Republikeinse gouverneurskandidaat, Stephen B. Packard, markeerden op 24 april 1877 het einde van de Reconstructie.
Tussenconclusie

De noorderlingen verloren door de economische crisis van 1873 de interesse in het zuiden en bekommerden zich niet meer over het lot van de Afro-Amerikanen. Bovendien keerden ze zich massaal tegen de ‘bajonetregering’ in New Orleans. De noorderlingen hadden aan de ex-slaven burgerrechten gegeven, en de overheid moest de Afro-Amerikanen niet meer bevoordelen. Ook de Democratische propaganda zwakte de Republikeinse wil om in te grijpen in de zuidelijke staten af. Het federale leger werd ingekrompen en in 1877 definitief teruggetrokken. Daarnaast ondersteunde het Hooggerechtshof de Enforcement Acts niet, waardoor de Democraten zich gesterkt voelden in het plegen van criminele daden. Historica Lonn bracht de geweldsincidenten in de aanloop en tijdens de verkiezingen van 1874 en 1876 in kaart. In 1877 trok president Hayes zijn handen van het zuiden af. Dit hoofdstuk toonde aan dat andere zaken dan geweld een rol speelden in het einde van de Reconstructie. Het is belangrijk om te onthouden dat de economische crisis, de tanende noordelijke interesse in het zuiden, de vermindering van de federale troepen en de rechterlijke beslissingen, indirect verantwoordelijk waren voor de toename van het geweld. Ondanks alle andere factoren was geweld het belangrijkste middel om de Republikeinen te verslaan. Pas na de politieke machtsovername konden de nieuwe Democratische wetten de Afro-Amerikaanse meerderheid bestrijden, en uiteindelijk in een minderheid omzetten.

6: De Redemptie in Louisiana

De verkiezingen van 1878 verliepen niet zonder slag of stoot. In Caledonia, ten zuiden van Shreveport, gingen geruchten de ronde van een negeropstand. Sheriff McNeil leidde een groep van vijfentwintig blanken naar een groep van zeventig ex-slaven. De blanken waren gewapend en de meeste Afro-Amerikanen niet, waardoor de tweede groep op de vlucht sloeg naar de bossen. De blanken uit de omliggende gebieden hoorden van de gebeurtenissen en zetten een negerjacht op, die vijftig tot tachtig Afro-Amerikaanse doden eiste. De Democraten wonnen met gemak de verkiezingen in Caddo, Madison, Concordia en Tensas Parish, terwijl in 1876 de Republikeinen de stembusgang hadden gewonnen. De Redemptie bracht niet een onmiddellijk einde aan het politieke geweld. Eerst moesten de Democraten zeker zijn van de politieke controle, voor zij het geweld aanpakten. In hoofdstuk zes is één vraag van belang. Hielden het geweld en de intimidatie aan na de Democratische machtsovername in Louisiana?

Democratisch bestuur in Louisiana

In 1877 kregen de Democraten de bestuurlijke macht in Louisiana in handen. Alleen op lokaal gebied, zoals in de Sugar Bowl, de Mississippi Delta en delen van het Red River-gebied hadden de Republikeinen standgehouden. Volgens historicus Vandal liep het geweld in de Redemptie (1877-1884) spectaculair terug. Hij wees op de gelijkmatige geweldsverdeling in de verschillende gebieden van Louisiana in de Redemptie. Echter, in de Sugar Bowl en de Mississippi Delta volgde een procentueel opvallende stijging van hun aandeel in het geweld in Louisiana. De Red River kende aanzienlijk minder geweld na 1877, maar bleef opvallend onrustig. De oorzaak is duidelijk: het geweld en de intimidatie waren nog steeds nodig om op lokaal gebied de Republikeinse invloeden te verdrijven. Bovendien had de terugtrekking van het federale leger de beveiliging van de Afro-Amerikanen bij de stembusgang ontnomen. De mogelijkheid om ongestraft geweld te plegen groeide, maar de noodzaak was in grote delen van Louisiana afwezig, zolang de Democraten geen tegenstand hadden. Vandal beschreef verder hoe een poging om het stemrecht van de ex-slaven af te nemen in 1879 strandde. Als eerste reden gold de dreigende Afro-Amerikaanse immigratie naar Kansas, die voor arbeiderstekorten zou zorgen. Als tweede waren conservatieven bang voor een mogelijke reactie van de Republikeinse president Hayes. Als derde dachten sommige Democraten de Afro-Amerikaanse stem in hun eigen voordeel te kunnen gebruiken, bijvoorbeeld in de voorverkiezing met andere Democraten. Het belangrijkste was de Democratische controle van de staat, en zolang de Afro-Amerikanen geen bedreiging vormden mochten zij hun stemrecht behouden. In 1882 kwam er een nieuwe verkiezingswet. De Democraten konden lokaal toezicht houden op de verkiezingen. De staatscontrole nam af, waardoor de lokale fraude toenam. De Loreauville-rellen van 1884 en de Caledonia-rellen worden gezien als de laatste acties van de Democraten om de lokale controle veilig te stellen. In 1887 was het verzet tegen de planters in Zuid-Louisiana definitief gebroken.
In 1894 deden de Republikeinen in samenwerking met de Afro-Amerikanen en de populisten een laatste poging om de blanke dominantie te doorbreken. De Democraten sloegen deze aanval echter af met fraude en met het volstoppen van de stembussen met Democratische stemmen. De Democraten gebruikten geweld om de verkiezingen van 1896 te winnen. De onrust kwam in de ogen van veel blanken door het Afro-Amerikaanse stemrecht. In 1898 was het draagvlak groot genoeg voor het afschaffen van het stemrecht van de ex-slaven. Via een grootvadertest ontnamen de Democraten het stemrecht van bijna alle Afro-Amerikanen. Het totaal aantal moorden in de jaren negentig van de negentiende eeuw bleef laag in vergelijking met de Reconstructie. Lynchpartijen werden gebruikt wanneer Afro-Amerikanen zich verzetten tegen de blanke alleenheerschappij. Vanaf 1879 vertrokken de donkere inwoners van Louisiana in grote getale naar andere oorden. Ze vertrokken vanwege de intimidatie, het geweld en de afname van hun rechten en veiligheid naar Kansas. Bovendien bood Kansas een economische vooruitgang.
President Hayes concludeerde na de verkiezingen van 1878 treffend: ‘I am reluctantly forced to admit that the experiment was a failure. Fair elections with free suffrage in the South are an impossibility.’ Oud-gouverneur Warmoth beschreef een van de Democratische trucs: ‘Don’t let negroes register or vote, but always count them for the Democratic ticket.’ De Republikein verscheen op 14 april 1910 voor een Congrescomité. Warmoth probeerde de verkiezing van de Democraat Albert Estopinal ongedaan te maken. De ex-gouverneur verzette zich tegen het afnemen van het stemrecht van de Afro-Amerikanen in 1898. De Democraten hadden de macht op onwettelijke wijze compleet in handen:

The governor appoints the boards, and every one of them is a Democrat. The registration is made by Democrats, the commissioners of elections and the clerks of elections are Democrats. The board of review is Democratic. How can we have fair elections in the state of Louisiana under such circumstances?

In 1979 werd Dave Treen na meer dan honderd jaar de Republikeinse opvolger van Kellogg als gouverneur in Lousiana. In de afgelopen dertig jaar veroverden de Republikeinen geleidelijk de macht terug in de Pelican State. In 2011 bezetten de Republikeinen vrijwel alle belangrijke functies. Zo is bijvoorbeeld de Republikein Bobby Jindal gouverneur. Nadat in 1883 Kelloggs senatorschap afliep, behielden de Democraten voor een kleine eeuw alle belangrijke functies. De fundamenten hiervoor zijn in de Reconstructie gelegd.

Tussenconclusie

Door de verkiezingsoverwinningen in 1874-1878 heroverden de Democraten de politieke macht in de Pelican State. Het politieke geweld in de staat daalde in de Redemptie spectaculair. De laatste Republikeinse verzetspogingen werden met fraude en geweld bestreden. Hayes en Warmoth moesten erkennen dat vrije verkiezingen niet mogelijk waren in het zuiden. Louisiana viel vanaf de Redemptie onder Democratische controle. Het Democratisch bestuur zou meer dan een eeuw voortduren.

CONCLUSIE

Anarchie in Louisiana

In dit werkstuk heb ik onderzocht of geweld en intimidatie de fundamenten vormden voor de Democratische campagnes om de Radicale Reconstructie te verslaan. Historici debatteren al sinds het einde van de Reconstructie over waarom de Republikeinen de controle over de zuidelijke staten verloren. Aan de ene kant konden de Republikeinen bij eerlijke verkiezingen rekenen op een kleine meerderheid van de stemmen, geleverd door de trouwe Afro-Amerikanen en enkele progressieve blanken. Aan de andere kant werden de blanke Democraten, die eeuwenlang het politieke landschap van Louisiana hadden gedomineerd, uitgesloten van het bestuur van hun staat. De regerende Republikeinen moesten in het zadel blijven door de steun van de doorgaans ongeletterde ex-slaven, wat voor een wankele machtsbasis zorgde. Zeker aangezien de Democraten vastberaden waren om de politieke controle terug te veroveren. Verscheidene schrijvers hebben de oorzaken voor het mislukken van de Reconstructie opgesomd. De Democratische historici in het begin van de twintigste eeuw, zoals Lonn en Taylor, wezen op de corrupte Republikeinse regering. De Democraten kwamen volgens hen terecht in opstand, aangezien zij de oneerlijkheid van de regering moesten beëindigen. Tegenwoordig worden meer factoren aangedragen om het mislukken van de Reconstructie uit te leggen.
Historica Richardson wees op het belang van de economische crisis van 1873 en de tanende interesse en betrokkenheid van de noorderlingen. De ‘bajonetregering’ riep ook de woede van de Republikeinen op. Bovendien waren de economische problemen veel belangrijker dan de Afro-Amerikaanse rechten. Kenmerkend was wellicht de roep om minder overheidsbevoordeling voor de Afro-Amerikanen. De noorderlingen vonden de burgerrechten van 1875 te veel van het goede. Ook leken de ex-slaven op de overheid te rekenen voor bescherming en onderhoud, terwijl zij hun eigen boontjes moesten doppen. Zeker toen de Freedmans Bank omviel, waren veel noorderlingen tegen de overheidssteun aan de Afro-Amerikanen.
De historici Tunnell en Vandal benadrukten de plaatselijke karakteristieken. Het Red River-gebied had een frontliniementaliteit en was moeilijk te bereiken voor de federale troepen. Bovendien hield de blanke bevolking vast aan haar normen en waarden van voor de Burgeroorlog. De inwoners verzetten zich hardnekkig tegen de regering van Afro-Amerikanen en Carpetbaggers. Tunnell schetste met het verhaal over Twitchell en Red River Parish de unieke ontwikkeling van boosheid tegen de Republikeinen. De komst van de rupsenplaag, de Gele Koorts-uitbraak en de economische depressie hadden allemaal een bijdrage aan de Republikeinse nederlaag.
Lane beschreef de rechterlijke dwalingen na de Colfax Massacre. Rechter Miller plaveide in de Slachthuiszaak de weg voor de latere beslissingen van rechter Bradley en opperrechter Waite. Door de Enforcement Acts te verzwakken, zagen de Democraten zich gesterkt om geweld te gebruiken tegen de ex-slaven. Rable schreef de Republikeinse nederlaag toe aan de Democratische wil om de blanke overmacht terug te krijgen. Geweld en intimidatie waren de enige manier om de Afro-Amerikaanse meerderheid in Louisiana te verslaan. Trelease voegde bovendien de rol van het federale leger en de propaganda in de Democratische kranten toe. Het leger bood steeds minder bescherming en de Democratische media rechtvaardigden het geweld tegen de ex-slaven en maakten de blanke bevolking bang voor de ‘Afrikanisering’ van Louisiana.
Mijn mening over het einde van de Reconstructie is dat geweld de belangrijkste oorzaak van de Republikeinse nederlaag was. Zonder geweld zouden de Republikeinen in Louisiana kunnen rekenen op een kleine meerderheid aan stemmen. Doordat de Democraten op massale schaal intimideerden, fraudeerden en moordden, wonnen zij uiteindelijk de controle over de staat terug. Misschien waren drie mogelijkheden historisch mogelijk om het geweld te stoppen. Als eerste zou het interessant zijn om ons af te vragen wat gebeurd zou zijn zonder de economische crisis van 1873? Het geweld werd immers versterkt door de crisis. Twitchells positie in de Red River was bijvoorbeeld pas in 1874 onhoudbaar geworden. Echter, de Colfax Massacre vond plaats voor de crisis. Bovendien waren de Democraten altijd bereid geweest om door te vechten voor hun politieke rechten, ook in een economisch gunstige tijd. Een tweede optie om de Democraten van de zege af te houden was een langdurige militaire bezetting van het zuiden. Maar de Republikeinen misten de vastberadenheid om het leger structureel in te zetten in het zuiden en in de loop der jaren werd het budget voor het leger omlaag geschroefd. De wil om via de militaire weg de Democraten van het geweld af te houden was niet aanwezig. Bovendien zou het noordelijke publiek vroeg of laat de Democraten aan de macht hebben geholpen, want de noorderlingen waren tegen de actieve inmenging van de federale staat op het staatsniveau. Zelfs de Republikeinen reageerden verontwaardigd op de ‘bajonetregering’ van Grant in 1875. Als laatste had het Hooggerechtshof sneller en strenger kunnen straffen. Als het Hooggerechtshof de Enforcement Acts had gerespecteerd en de daders van de Colfax Massacre zwaar had gestraft, zou het signaal misschien de Democraten van het geweld hebben afgehouden? Waarschijnlijk niet. Als eerste had de federale regering in 1870/1871 de leden van de Ku Klux Klan licht gestraft, terwijl ze wel schuldig werden bevonden. In Louisiana zou het niet anders gebeuren. Als tweede zat het jurysysteem veroordelingen in de weg; blanken veroordeelden andere blanken niet. Daarbij pleegden bijna alle blanke mannen in Louisiana geweld. Ze konden toch niet allemaal worden veroordeeld? Het geweld was dus niet af te remmen door de federale regering, de rechtspraak of het ontlopen van de economische crisis. Majoor Lewis Merrill omschreef de situatie in 1874 treffend: ‘This whole community is practically an armed mob. No such thing as the existence of law, or any authority save individual will is present. The White League is the only power in the State.’ Hij vervolgde over de angst na de Coushatta Affair van 1874: ‘Scarcely a negro, and in no instance a negro who was at all prominent in politics, dared to sleep in his home.’ In Louisiana heerste een staat van anarchie. De enige manier waarop de vrede terugkeerde was door de Republikeinse nederlaag en daarmee de blanke overwinning. De uitkomst van de Reconstructie lijkt (bijna) onafwendbaar te zijn geweest.
Het antwoord op de hoofdvraag luidt dus dat het geweld en de intimidatie van de Democraten ten opzichte van de Republikeinen, waarvan de grotere meerderheid Afro-Amerikaans was, diende om de Radicale Reconstructie te verslaan. Het doel van het geweld en de intimidatie was om de politieke controle over de staat terug te krijgen, en om daarmee de blanke suprematie, die was aangetast door de burgerrechten voor de Afro-Amerikanen, terug te brengen in de Pelican State. Het geweld en de intimidatie waren cruciaal om de Republikeinse meerderheid te verslaan.
Met dit werkstuk heb ik een bijdrage willen leveren aan de discussie onder historici naar de functie van geweld en intimidatie in Louisiana. Het geweld tegen de Afro-Amerikanen kwam niet alleen voort uit raciale motieven. Het geweld was de belangrijkste reden voor het verslaan van de Radicale Reconstructie. De politieke reden was cruciaal, want zo legde Democraat Wood uit: ‘I don’t think the negroes are capable of taking charge of the government. I am not willing for them to hold office.’
Wanneer we de situatie in de bredere context trekken, valt de lange politieke controle van de Democraten na de Reconstructie op. Pas in de laatste dertig jaar kregen de Republikeinen de kans om de verkiezingen in Louisiana te winnen. De zege van de Democraten in de Reconstructieperiode bleek van groot belang. Ten eerste vanwege de migratiestroom van de vertrekkende Afro-Amerikanen. De bevolkingsopbouw van de staat werd na de Reconstructie beslissend veranderd. Ten tweede kregen de ex-slaven hun burgerrechten pas laat in de twintigste eeuw terug. Tot die tijd werden ze niet als volwaardige burgers gezien en waren de blanken op alle vlakken superieur aan hun donkere medemensen. Ten derde leverde de Democratische zege in de Reconstructie de Democraten een eeuw lang de macht in de Pelican State op.

LITERATUURLIJST

41st Congress, 1st session, House of Representatives, Testimony taken in Louisiana (Washington: 1869, 2 volumes). http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1869-ENA-0001 en http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1869-ENA-0002

42nd Congress, 2nd session, House of Representatives, Testimony taken by the Select Committee to investigate the condition of affairs in the State of Louisiana (New Orleans 1872). http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1872-LOU-0001

42nd Congress, 3rd session, Senate Report 457, Louisiana investigation (Washington: 1873, 2 volumes).

43rd Congress, 2nd session, Report on the House selected Committee on the conditions of the South (Washington 1875). http://www.archive.org/details/reportofselectcoaa00unit

44th Congress, 2nd session, House of Representatives, Recent election in Louisiana (Washington: 1877, 2 volumes). http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1876-REL-0001 en http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1876-REL-0002

45th Congress, 1st session, Senate, Proceedings on the contested cases of William P. Kellogg and Henry M. Spofford, claiming seats as Senators from the State of Louisiana (Washington 1877). http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1977-PES-0001

61st Congress, 2nd session, House of Representatives, Hearing in the contested election case of Henry C. Warmoth, contestant, Albert Estopinal, contestee from the first Congressional District of Louisiana (Washington 1910). http://www.lexisnexis.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/congcomp/getdoc?HEARING-ID=HRG-1910-ENA-0001

Bergeron, Paul H., The presidency of James K. Polk (Kansas 1987).

Berlin, Ira, Generations of captivity. A history of African-American slaves (New York 2003).

Boyer, Paul S. (ed.), The enduring vision. A history of the American people (Boston 2008).

Cable, Patricia J., The papers of Andrew Johnson, Volume 14, April 1868-August 1868 (Knoxville 1997).

Foner, Eric, A short history of Reconstruction (New York 1990).

Joint Committee of the General Assembly of Louisiana, Supplemental repost on the conduct of the late elections (New Orleans: A.L. Lee, 1869).

Kellogg, W.M.P., Address to the people of Louisiana on 10 May 1873 (New Orleans 1873). http://www.archive.org/stream/addresstopeopleo00kell

Kolchin, Peter, American slavery 1619-1877 (New York 1993).

Lane, Charles, The day freedom died. The Colfax massacre, the Supreme Court, and the betrayal of Reconstruction (New York 2008).
Lincoln, The Abraham Papers, Abraham Lincoln to Michael Hahn (Washington 1864).
http://memory.loc.gov/cgi-bin/query/r?ammem/mal:@field(DOCID+@lit(d3153000))

Lonn, Ella, Reconstruction in Louisiana after 1868 (New York 1918), http://www.archive.org/stream/reconstructioni00lonngoog#page/n546/mode/2up

McPherson, James M., Battle cry of freedom. The American Civil War (New York 1988).

McPherson, James M., Ordeal by fire (New York 1992).

Rable, George C, But there was no peace: The role of violence in the politics of Reconstruction (Athens 1984).

Richardson, Heather Cox, West from Appomattox. The Reconstruction of America after the Civil War (New Haven 2007).

Saville, Julie, The work of Reconstruction. From slave to wage laborer in South Carolina, 1860-1870 (New York 1994).

Shapiro, Herbert, Journal of Negro History 49, ‘The Ku Klux Klan during Reconstruction: The South Carolina episode’ (z.p. 1964) 34-55.

Simkins, Francis B., Journal of Negro History 12, ‘The Ku Klux Klan in South Carolina, 1868-1871’ (z.p. 1927) 606-647.

Simon, John Y., The papers of Ulysses S. Grant, Volume 24, 1873 (Carbondale 2000).

Smallwood, James M., Barry A. Crouch en Larry Peacock, Murder and Mayhem. The war of Reconstruction in Texas (College Station 2003).
Sutherland, Daniel E., The confederate Carpetbaggers (Baton Rouge 1988).

Taylor, A.A., Journal of Negro History 9, ‘Opposition to the Reconstruction in South Carolina’ (z.p. 1924) 442-468.

Trelease, Allen W., White terror: The Ku Klux Klan conspiracy and Southern Reconstruction (1995).

Tunnell, Ted, Crucible of Reconstruction. War, radicalism, and race in Louisiana 1862-1877 (New Orleans 1984).

Tunnell, Ted, Edge of the sword. The ordeal of Carpetbagger Marshall H. Twitchell in the Civil War and Reconstruction (Baton Rouge 2001).

Vandal, Gilles, Rethinking Southern violence: Homicides in Post-Civil War Louisiana, 1866-1884 (Columbus 2000).

Warmoth, Henry Clay, War, politics, and Reconstruction. Stormy days in Louisiana (Columbia 1930).

Wharton, Vernon L., “The Revolution of 1875”, in Kenneth M. Stampp en Leon Litwack (ed.), Reconstruction: An anthology of revisionist writings (z.p. 1969).

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven