Sidney Smeets: Willem De Veroveraar?

Sidney Smeets

Samenvatting

Is stadhouder Willem III de meest succesvolle vaderlandse veroveraar ooit? Hij overmeesterde immers in 1688 zonder slag of stoot Engeland. Of speelde zich achter de schermen minder nobele en krijgshaftige praktijken af? Sidney Smeets houdt de invasie van Willem onder een vergrootglas en komt tot een afgewogen en verrassende conclusie over de gemakkelijkste buitenlandse verovering uit de vaderlandse geschiedenis.

Download de PDF

Sidney Smeets (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

In het Verenigd Koninkrijk wordt 1688 gezien als een van de belangrijkste jaren uit de vaderlandse geschiedenis. In dat jaar stak Willem III stadhouder van (onder andere) Holland met een vloot van zo’n vijfhonderd schepen het kanaal over. Hij landde op 15 november (volgens de Gregoriaanse kalender) in het Zuid-Engelse kustplaatsje Torbay. Binnen een maand stond Willem met zijn leger in Londen en nog geen halfjaar later zou hij zich koning van Engeland mogen noemen. De paleisrevolutie waarbij Willem zijn schoonvader Jacobus II van de troon stootte, wordt door Engelse historici aangeduid als de ‘Glorious Revolution’. Het contrast met, bijvoorbeeld, de Franse Revolutie is duidelijk: Engeland werd vrijwel zonder bloedvergieten getrans-formeerd van een absolute tot een constitutionele monarchie. Sommige historici noemen het zelfs de ‘eerste moderne revolutie’, die model stond voor alle latere opstanden/revoluties die met de Anciens Régimes afrekende in Europa.
In 1689 werd de intocht van Willem III in Londen (op 18 december 1688) in een gravure weergegeven door de Noord-Nederlandse etser Romeyn de Hooghe. Te zien is hoe de prins met groot enthousiasme door de Engelse bevolking wordt onthaald. Hij wordt begroet met sinaasappels, gespietst op zwaarden en lansen – een teken van waardering voor ‘Orange’ – door een groot aantal medestanders van alle rangen en standen uit de Engelse samenleving.
Enkele weken eerder, op 11 november 1688, was Willem met de goedkeuring van de Staten-Generaal vanuit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan zijn invasie begonnen. Naar eigen zeggen niet wegens persoonlijke glorie maar om voor ‘de eere Godts, de Welstandt van ons Vaderlandt, en van de Christelijke Religie’ zijn katholieke schoonvader Jacobus II te dwingen een andere koers te varen.
Jacobus was, volgens Willem, een verkeerde weg ingeslagen en dreigde daardoor Willems katholieke aartsvijand Lodewijk XIV vrij spel te geven op het Europese vasteland. Willem zag zijn hoop op een protestantse troonbestijging door zijn vrouw Maria, de oudste dochter van de Engelse koning, vervliegen toen Jacobus tweede vrouw tegen alle verwachtingen in een gezonde katholieke kroonprins ter wereld bracht.
Willem slaagde in de eerste succesvolle invasie van Engeland sinds zijn naamgenoot, Willem de Veroveraar, de oversteek maakte naar Engeland in 1066 en de Slag bij Hastings won van Harold II van Engeland. Toch werd de Nederlandse Willem niet binnengehaald als een buitenlands bezetter. De protestantse bevolking, het leger en de adel liepen massaal over naar zijn kant en keerden zich af van hun katholieke vorst Jacobus II. Willem werd door hen gezien als een heuse ‘verlosser’.
De invasie werd door tijdgenoten beschouwd als ‘sensationeel en met zekerheid het stoutmoedigste en meest riskante strategische waagstuk dat de Republiek sinds haar geboorte (…) had ondernomen’. Diplomaten constateerden desalniettemin aan de vooravond van de invasie een zelfverzekerde stemming onder de regenten van de Republiek. Ondanks alle risico’s was men ervan overtuigd dat de expeditie tegen Engeland zou slagen. Waar kwam dat optimisme vandaan? Waarom begon Willem aan dit avontuur? En nog belangrijker, waarom steunden de Staten-Generaal hem?
Alvorens deze vragen kunnen worden beantwoord, is het noodzakelijk om de verhoudingen tussen het Engelse en Nederlandse koningshuis in de zeventiende eeuw nader te bestuderen.

1: EEN FAMILIERUZIE?
De verhoudingen tussen de Oranjes en de Stuarts in de zeventiende eeuw.

Willem III en zijn vrouw Maria Stuart waren niet de eerste ‘William and Mary’ in de Europese geschiedenis: de familieband tussen de Huizen Oranje en Stuart bestond al langer. In mei 1641 traden Willems vader en moeder, Willem II en Maria Henriëtte Stuart, in het huwelijk. De ouders van de bruid waren Karel I en Henriette Maria: koning en koningin van Engeland, Schotland, Ierland en, zoals de Engelsen graag volhielden, Frankrijk. De ouders van Willem II waren op papier minder imposant: Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau en, na de dood van zijn broer Maurits in 1625, stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel en Gelderland en zijn vrouw Amalia van Solms.
De relatief lage status van de Oranjes was een mogelijk obstakel voor het huwelijk tussen Willem II en Maria Stuart. De Engelse koning Karel I zag de verbintenis in eerste instantie simpelweg niet zitten; zijn dochter zou beter met een katholieke Spaanse prins (wellicht zelfs de kroonprins) kunnen trouwen. Naarmate het politieke tij in Engeland zich echter meer tegen het koninklijk absolutisme keerde, groeiden de kansen van het Huis Oranje. Een katholiek huwelijk zou de goedkeurig van het Engelse Parlement namelijk niet kunnen wegdragen. Een protestantse bruidegom daarentegen kon de binnenlandse positie van de vorst mogelijk versterken.
In februari 1642 vertrokken prinses Maria en haar moeder naar de Republiek, hun vader en man, Karel I, in Engeland achterlatend om in een bloedige burgeroorlog het gevecht met de troepen van het opstandige Engelse parlement aan te gaan. Dit gevecht kostte hem letterlijk de kop.
Nu de rollen waren omgedraaid, achtte Frederik Hendrik een voorgestelde verbintenis tussen zijn oudste dochter en de Engelse kroonprins, gezien de mogelijke politieke implicaties in de Republiek, niet opportuun. Niemand kon op dat moment vermoeden dat dezelfde prins, die nu door Frederik Hendrik van de hand werd gewezen, na de restauratie van 1660 als Karel II over Engeland zou heersen.
Op 14 november 1650 werd Willem III geboren, acht dagen na het overlijden van zijn vader. Zo brak het Eerste Stadhouderloze Tijdperk aan en de jonge prins van Oranje ging een onzekere toekomst tegemoet. Pas in 1672 wist Willem de oude positie van zijn vader, die in 1667 nog door middel van het Eeuwig Edict officieel was afgeschaft, te heroveren. Door zijn daadkrachtige optreden tegen Frankrijk tijdens het roemruchte Rampjaar van 1672, verwierf hij een enorme speelruimte binnen zijn plotseling machtige positie.
Willems ster was rijzende en in 1677 trad hij in het huwelijk met Maria, de oudste dochter van de hertog van York en het nichtje van Karel II. De prins zag dit huwelijk als een kans toenadering te zoeken tot zijn oom ten voordele van een defensieve alliantie tegen de Franse koning, die zich dan ook zeer ontstemd toonde over het huwelijk. De Staten-Generaal wantrouwden Willem in eerste instantie, gezien de slechte ervaringen met zijn vader en diens huwelijk met die andere Maria Stuart.

2: AAN DE VOORAVOND VAN DE OVERSTEEK: DE POLITIEKE SITUATIE IN EUROPA IN 1688

2.1 Frankrijk

De expansionistische politiek van Lodewijk XIV vormde gedurende de tweede helft van de zeventiende eeuw een rechtstreekse bedreiging voor de veiligheid van de Republiek. Niet alleen probeerde de Franse vorst zijn gebied ten nadele van de Nederlanden uit te breiden, ook wist hij Engeland, de tweede grote bedreiging voor de Republiek, als bondgenoot aan zich te binden door de Engelse koning financieel te ondersteunen, waardoor deze buiten zijn parlement om kon regeren. In het rampjaar 1672 had de Republiek aan den lijve ondervonden wat zo’n Engels-Frans bondgenootschap voor rampzalige gevolgen kon hebben. Het Franse leger had de Republiek toen tot de rand van de afgrond gebracht.
In 1678 sloot de Republiek, zeer tegen de zin in van stadhouder Willem III, vrede met Frankrijk. Deze Vrede van Nijmegen bracht de Republiek, na jaren van kostbare oorlog, economische voorspoed. De verhoogde Franse importtarieven, die vanaf 1667 golden, werden ten gunste van de Nederlandse handelaren bijgesteld. In ruil daarvoor waren ingrijpende strategische concessies gedaan. De prijs van de Vrede van Nijmegen was volgens Willem dan ook veel te hoog. Hij beschouwde het verdrag als een ramp. Willem zag het als zijn missie de strategische opmars van Lodewijk in Europa te stuiten en dit stelde hem lijnrecht tegenover de Amsterdamse kooplieden die het economisch voordelige verdrag juist omarmden.
Willem zag in een harde confrontatiepolitiek de enige remedie tegen Lodewijk, terwijl de Staten, onder leiding van Amsterdam, juist voordeel zagen in een gematigd buitenlands beleid. De Republiek had volgens hen onvoldoende financiële middelen en onvoldoende internationale steun om zich hard op te stellen tegenover Frankrijk. De onduidelijke positie van Engeland in het conflict speelde daarin een belangrijke rol.
De economische concessies van de Vrede van Nijmegen aan de Nederlandse handelaren, bleven in Frankrijk niet zonder gevolg. Terwijl de Franse kooplieden eerst hun voordeel deden met de hoge invoertarieven van 1667, hadden ze nu onder Hollandse import te lijden. De economische situatie in Frankrijk verslechterde verder na het herroepen van het Edict van Nantes in oktober 1685. Als een gevolg daarvan vluchtten veel Franse Hugenoten, uit angst voor vervolging en een nieuwe Bartholomeüsnacht, naar de Republiek, die bekend stond om haar religieuze tolerantie. Ze namen hun vermogen en kennis mee.
In een poging de Franse belangen veilig te stellen, draaide Lodewijk vanaf augustus 1687 de economische concessies van de Vrede van Nijmegen steeds verder terug naar het niveau van voor de vrede. Hij ontketende zo een ware ‘guerre de commerce’, die zich diep in de Republiek liet voelen; Frankrijk was immers een belangrijke afzetmarkt. Ook waren de Franse territoriale ambities niet verminderd. In 1683 bedreigde Lodewijk de Spaanse Nederlanden. Daarbij leek de Zonnekoning er steeds op te vertrouwen dat economische belangen de Republiek tot terughoudendheid zouden nopen. Hoewel dat in 1683 het geval bleek, (Amsterdam was fel gekant tegen het leveren van troepen aan de Spanjaarden) waren het in 1688 juist deze economische belangen die de Staten-Generaal steun deden geven aan de stadhouder en zijn strategisch gemotiveerde invasie van Engeland.

2.2 Engeland

De politieke situatie in Engeland leek in 1685 voor Willem III uiterst gunstig. Zijn schoonvader, Jacobus II, had Karel II na diens dood opgevolgd en was inmiddels koning van Engeland. Willem hoopte nu politieke munt uit zijn huwelijk te slaan en Engeland in een verbond tegen Frankrijk aan de Republiek te binden. Hij steunde Jacobus in zijn verzet tegen de opstand van Karels bastaardzoon, de hertog van Monmouth, die een onsuccesvolle gooi naar de troon deed. Naarmate de binnenlandse politiek Jacobus echter meer in beslag nam, leken hij en zijn schoonzoon Willem III steeds meer van elkaar te vervreemden. Jacobus zag de Nederlanden als een ideologische voedingsbodem voor rebellie. Immers, was ook Monmouth niet daar zijn opstand begonnen?
Hoewel het parlement hem eerder had geprobeerd te dwarsbomen, leek Jacobus’ regeringsperiode voorspoedig te beginnen met zijn belofte om de bestaande verhoudingen te handhaven. Toen hij echter probeerde, in strijd met die belofte, de Test Acts af te schaffen, vond hij het Engelse parlement tegenover zich. Deze Test Acts bepaalden dat alleen zij die de Anglicaanse Kerk (de officiële staatsgodsdienst) aanhingen hoge politieke functies konden bekleden. Daarmee werden katholieken van deze posten uitgesloten, terwijl Jacobus dit nu juist probeerde te veranderen. Het parlement zag dit echter als een bedreiging voor de machtspositie van de staatskerk en dwarsboomde zoveel mogelijk de plannen van de vorst.
Willem, sprak zich openlijk uit tegen het religieuze beleid van zijn schoonvader en was bang dat de verwijdering tussen Jacobus en het parlement de koning in de open armen van Lodewijk XIV zou drijven. Als Jacobus immers zijn geld niet meer van het parlement kon krijgen, had hij een andere bron van inkomsten nodig en Karel II had die destijds bij Lodewijk gevonden. Ook zou een scheuring tussen vorst en parlement ervoor zorgen dat het voor Engeland vrijwel onmogelijk werd zich in de Europese politiek te mengen. Om met de marine of het landleger in Europa in te grijpen, aan welke zijde ook, kostte geld en dat kon alleen door het parlement worden verstrekt. Zonder dit geld zou Engeland slechts neutraliteit kunnen nastreven. Om zijn binnenlandse hervormingspolitiek door te voeren, had Jacobus het parlementaire geld echter niet nodig en volstond zelfs een beperkte toelage van Lodewijk.
De Amerikaanse historicus Steve Pincus benadrukt de nauwe banden tussen Jacobus en Lodewijk. Er was volgens hem weinig twijfel over de kant die Jacobus in de internationale politiek zou kiezen. De Nederlandse historicus Wout Troost acht het echter onwaarschijnlijk dat Jacobus een bondgenootschap met Frankrijk nastreefde en laat Jacobus’ ambitie om neutraal te blijven zwaarder wegen. De Britse historicus Dale Hoak gaat een stap verder en noemt de suggestie van een verbond tussen Jacobus en Lodewijk ‘een ongehoord stukje propaganda’ van de prins van Oranje. Toch wijst de eveneens Britse historicus Jones op het aanbod dat Jacobus Willem en Maria deed: hij zou zich van Lodewijk afwenden en zich in een anti-Frans bondgenootschap bij de Republiek aansluiten als Willem en Maria zijn beleid zouden steunen. Willem wees dit aanbod echter af, zodat een Frans-Engels bondgenootschap erg voor de hand kwam te liggen.
Jacobus proclameerde in april 1687 een Tolerantieverklaring waarin hij wederom een duidelijke stap zette in de richting van godsdienstvrijheid in Engeland. Het verzet tegen deze verklaring was enorm omdat het opnieuw de positie van het anglicanisme als staatsgodsdienst in gevaar bracht. Het conflict tussen Jacobus en het parlement escaleerde en in juni 1687 besloot de koning het parlement te ontbinden en zelfstandig verder te regeren.
Ondanks de escalatie van de machtsstrijd tussen de Engelse vorst en het parlement – onder Karel I voldoende aanleiding voor een burgeroorlog – was er geen directe reden om te vrezen dat de veranderingen die Jacobus II nu probeerde door te voeren, van lange duur zouden zijn. Zijn erfgenamen (in de eerste plaats zijn dochter Maria) stamden allen uit zijn eerdere huwelijk en waren protestants. Zijn tweede vrouw, de katholieke Maria van Modena, had geen levensvatbare kinderen gebaard. Tot zij op 10 juni 1688, tegen alle verwachtingen in, van een gezonde zoon beviel. Volgens de Engelse historicus Haley vormde deze geboorte voor het volk het moment, waarop het zich openlijk en definitief tegen Jacobus keerde.
Kort na de geboorte van deze katholieke, kroonprins, ontving Willem een uitnodiging van zeven vooraanstaande Engelsen om (desnoods militair) in te grijpen in hun vaderland. Zij maakten de prins duidelijk dat er grote ontevredenheid bestond onder zowel de adel, het leger als ook de gewone bevolking en dat alle partijen een ingrijpen door Oranje zouden steunen. Hoewel Jonathan Israel betoogt dat de opvattingen van deze Immortal Seven niet representatief waren voor de rest van de bevolking en/of de adel, geeft Pincus juist aan dat hun analyse door vele Europese diplomaten van die tijd werd gedeeld. Hij verzet zich tegen Israels opvatting dat de oorzaken van de Roemrijke Omwenteling buiten Engeland moeten worden gezocht. De gebeurtenissen van 1688 hebben volgens Pincus alle kenmerken van een echte ‘Engelse Revolutie’.
Hoak wijst er nogmaals nadrukkelijk op dat de Franse territoriale ambities ten nadele van de Republiek, en de handelsoorlog met de Hollanders de diepere oorzaken voor Willems invasie van Engeland vormden. De zwangerschap van Maria van Modena speelde wel een rol in de momentbepaling. Hoak ziet dan ook al in december 1687 de eerste voorbereidingen van de invasie op het moment dat het nieuws van de zwangerschap Willem bereikte.
In januari van 1688 besloot Jacobus de troepen die Engeland de Staten-Generaal, in het kader van de in 1678 gesloten defensieve alliantie tegen Frankrijk, ter beschikking had gesteld, terug te roepen. Volgens Pincus zagen tijdgenoten daarin een duidelijk teken dat een aanval op Holland werd voorbereid. De Staten-Generaal besloten dat legerofficieren die dat wensten, mochten terugkeren naar Engeland. De achtergebleven troepen waren zo gezuiverd van anti-Hollandse elementen. In Engeland werd de terugkomst van deze officieren gezien als een gevaar voor de positie van het minder koningsgezinde deel van het officierskorps. In augustus bereikten Willem dan ook berichten van een samenzwering in het leger en trad hij in geheim overleg met een groep hoge, Engelse officieren. Met Speck is Troost van mening dat de toezegging van deze militairen om bij een invasie naar Oranje over te lopen voor Willem de belangrijkste reden waren om uiteindelijk te besluiten de overtocht te wagen.
Nu moest Willem alleen de Staten van Holland en de Staten-Generaal nog overtuigen om hem in die onderneming te steunen.

3: AAN DE KETTING: DE POLITIEKE SITUATIE IN DE REPUBLIEK IN 1688

In de visie van Israel gaven twee factoren de doorslag voor de Hollandse invasie van Engeland. De eerste was economisch van aard, de tweede strategisch.
In het bovenstaande is al kort stilgestaan bij de Vrede van Nijmegen. Deze had in 1678 een einde gemaakt aan de vijandelijkheden tussen de Republiek en Frankrijk. De Staten-Generaal hadden onder aanvoering van Amsterdam geopteerd een eigen onafhankelijke vrede te sluiten ten koste van de anti-Franse bondgenoten. Lodewijk XIV had de traditionele tegenstelling tussen de ‘staatsen’ en de orangisten uitgebuit. Hoewel betoogd is dat binnen deze groepen nuanceverschillen bestonden, kan globaal worden gezegd dat de ‘staatsen’ een gematigd buitenlands beleid voorstonden, terwijl de orangisten de opmars van Frankrijk koste wat kost wilden stoppen.
Tot ongenoegen van de Willem werd in Nijmegen een vrede gesloten die de Staten weliswaar economische winst bracht, maar tegelijkertijd Lodewijks politieke en territoriale macht uitbreidde en de anti-Franse coalitie teniet deed. Het conflict tussen beide kampen in de Republiek bleef de daaropvolgende jaren sudderen en het werd duidelijk dat de Republiek niet effectief tegen Lodewijk kon optreden zolang de economische en strategische belangen niet werden verzoend en de Staten en de stadhouder tegenover elkaar bleven staan.
In 1683 kwam het opnieuw tot een stevige confrontatie tussen Willem en Amsterdam. Ditmaal was een Spaans verzoek om steun de twistappel. Frankrijk dreigde de Spaanse Nederlanden onder de voet te lopen en de Spanjaarden vroegen de Republiek om hulp. Willem wilde die maar al te graag geven en wist zelfs de Staten-Generaal zover te krijgen, maar Amsterdam weigerde voor de troepen te betalen. Zonder Amsterdams geld was het onmogelijk om voldoende troepen te leveren. Willem delfde opnieuw het onderspit in een krachtmeting met Amsterdam.
Het was uiteindelijk de Franse koning Lodewijk XIV die onbewust ervoor zorgde dat de twee partijen zich met elkaar verzoenden. Vanaf augustus 1687 wierp hij opnieuw handelsbarrières op, waarmee hij de economische voordelen die de Vrede van Nijmegen voor de Republiek had opgeleverd, teniet deed. Zo mocht alleen nog haring die met Frans zout was gepekeld, worden ingevoerd. Ook werden de importtarieven verhoogd waardoor het vrijwel onmogelijk werd om Hollandse vis of Hollands textiel in Frankrijk af te zetten. Lodewijk toonde zich onverzettelijk en niet vatbaar voor Hollandse diplomatie. Vanzelfsprekend groeide de ergernis over dit Franse optreden onder de Hollandse regenten.
Zoals reeds vermeld, ontving Willem in juni 1688, na de geboorte van de zoon van Jacobus, een uitnodiging van vooraanstaande Engelsen om te interveniëren in Engeland. Deze uitnodiging kwam niet uit de lucht vallen. Net als Israel wijst Dreiskämper erop dat de prins zelf op een dergelijke uitnodiging had aangedrongen. Over het moment waarop Willem zijn invasie begon voor te bereiden, verschillen de meningen. Israel ziet al in april actieve preparaties, terwijl Dreiskämper meent dat de voorbereidingen pas na ontvangst van de uitnodiging in juni 1688 begonnen.
In de Staten van Holland begon de stemming steeds meer te veranderen ten voordele van hard optreden tegen Frankrijk. Alleen Amsterdam, dat bij een oorlog verergerde economische schade voorzag, bleef dwarsliggen en drong aan op een gematigde koers. Toch zag ook Amsterdam dat, na de reeds in 1687 ontketende ‘guerre de commerce’, een nieuwe oorlog met Frankrijk op termijn onvermijdelijk was. Een dergelijk conflict kon worden beslist door de opstelling van Engeland en Willem presenteerde nu een plan dat een Engels bondgenootschap met de Republiek kon veiligstellen. Gezien de Engelse uitnodiging had dit plan ook een reële kans van slagen. Amsterdam besloot daarom vanaf de zomer van 1688 mee te werken aan de voorbereidingen van een invasie. Tevens droegen zij financieel bij aan de bouw van een vloot. Al gebeurde dit voornamelijk om de psychologische druk op Lodewijk op te voeren, want binnen de Amsterdamse vroedschap bleven de meningen over een daadwerkelijke invasie van Engeland verdeeld.
Troost noemt een nota die Lodewijk XIV op 9 september 1688 aan de Staten-Generaal liet overhandigen ‘een geschenk uit de hemel’. Lodewijk gaf in de nota te kennen dat hij de Republiek de oorlog zou verklaren indien Jacobus werd aangevallen. Hoewel Jacobus direct ontkende dat hij een verdrag met Lodewijk had gesloten, werd het voor Willem nu een stuk eenvoudiger een interventie in Engeland te rechtvaardigen.
Volgens Israel kwam het definitieve keerpunt toen Lodewijk, geïrriteerd dat de Hollandse regenten serieus overwogen tegen Frankrijk op te treden, tussen 22 en 25 september besloot alle Hollandse schepen in Franse havens aan de ketting te leggen. Meer had Oranje volgens Israel niet nodig om de Staten van Holland te overtuigen van de noodzaak van de invasie. Oorlog was nu onvermijdelijk en met steun van de Engelse koning zou Lodewijk de Republiek zeker onder de voet lopen. De absolute macht van de katholieke, pro-Franse Jacobus II moest daarom worden gebroken en de Engelsen moesten door de Republiek op het juiste pad worden gebracht. Op 29 september stemden de Staten van Holland in met de Willems expeditie.
Dreiskämper wijst er op dat het nieuws over het aan de ketting leggen van Hollandse schepen op 30 september in de Staten van Holland bekend werd op het moment dat reeds was besloten te interveniëren in Engeland. Volgens haar gaf daarom de dreiging die uitging van een op handen zijnde Engelse inmenging, met als doel het overmeesteren van de Republiek, de doorslag bij die beslissing en niet zozeer het handelen van Frankrijk. Zij oppert dat dwarsligger Amsterdam de onvermijdelijkheid van oorlog met Frankrijk pas volledig inzag op het moment dat de Hollandse schepen in de Franse havens aan de ketting werden gelegd.
In de Staten-Generaal benadrukte Willem III dat hij naar Engeland zou vertrekken om dat land te helpen haar vrijheid te waarborgen door een vrij parlement bijeen te laten komen en de absolute macht van Jacobus, die immers zonder parlement regeerde, te breken. Hij sprak de hoop uit dat op die wijze het verstand bij de koning weer zou gaan overheersen en Engeland de Republiek ten dienste zou zijn. Op 8 oktober stemden ook de Staten-Generaal in met de expeditie.

4: ‘DE EERE GODTS, DE WELSTANDT VAN ONS VADERLANDT, EN VAN DE CHRISTELIJKE RELIGIE’

Eerder is al zijdelings gesproken over de motieven die Willem III ertoe aanzetten zoveel op het spel te zetten en de overtocht naar Engeland te ondernemen. Volgens de prins zelf speelde zijn persoonlijke glorie geen rol. Was dat daadwerkelijk het geval?
Pieter Geyl zag in de overtocht van 1688 een kruistocht die Willem voor het protestantse geloof en de ‘Vrijheden van Europa’ ondernam. Volgens Israel is het echter ‘zeer onwaarschijnlijk’ dat religieuze overwegingen meer dan een marginale rol hebben gespeeld in de beslissing van de Staten om Willem in zijn expeditie te steunen. Een ander Brits historicus, Tony Claydon, houdt echter vol dat religie wel degelijk een belangrijke rol speelde, en ziet de overtocht als een heilige oorlog en Willem als een ‘religieus verlosser’.
Speck betoogt op zijn beurt dat er ‘geen twijfel’ kan bestaan over het werkelijke doel van de expeditie: Willem had zijn zinnen gezet op de Engelse troon. Pinkham was ervan overtuigd dat Willem al vanaf zijn jongste jaren deze ambitie koesterde. Volgens Troost had Willem echter geen vooropgezet plan om koning van Engeland te worden. In zijn visie wilde Willem vooral Jacobus als eventuele bondgenoot van Lodewijk uitschakelen. Als Jacobus deel zou nemen aan de anti-Franse coalitie mocht hij zijn kroon houden.
Willem deed ook de nodige moeite om niet als usurpator over te komen. Zo drong hij erop aan dat vooraanstaande Engelsen hem zouden ‘uitnodigen’. Hiervoor is al besproken in hoeverre werkelijk van zo’n uitnodiging sprake was. Naar de Staten-Generaal maakte Willem duidelijk dat hij de koning van Engeland niet van de troon wenste te stoten. Ook stelde hij in het diepste geheim de Declaratie van Den Haag op waarin hij de redenen voor de overtocht uiteenzette. Hoewel de declaratie vooral was gericht aan het Engelse volk en dus in het Engels werd geschreven, verscheen hij ook in andere talen, waarbij soms nuanceverschillen werden aangebracht, afhankelijk van de doelgroep. In de Engelse versie werden de eigen Hollandse belangen en de rol van de Staten-Generaal naar de achtergrond geschoven. Willem benadrukte dat hij slechts was gekomen om het volk te ondersteunen in haar eigen, Engelse, vrijheidsstrijd nadat hij daartoe door de Engelse natie was opgeroepen.
In zijn presentatie aan de Staten-Generaal benadrukte de prins echter dat een van de redenen voor zijn interventie de geboorte van de ‘valse’ katholieke kroonprins was. Hoak vindt in dit verband dat de persoonlijke dynastieke belangen van Willem onafscheidelijk waren verbonden met zijn overkoepelende strategie om Engeland in een anti-Franse coalitie te betrekken. Israel benadrukt overigens dat de oplettende zeventiende-eeuwse lezer in de Declaratie van Den Haag zelf aanwijzingen kon vinden die erop duidden dat Willem niet slechts de Engelse belangen behartigde. De prins kende zichzelf een belangrijke rol toe in het rechtzetten van de situatie in Engeland. Zijn buitenlandse troepen zou hij weer terugtrekken, zodra de ‘staat van de natie’ dat toestond.
Het liep echter anders. Kort na de glorieuze intocht van Willem in Londen vluchtten de koningin, de kroonprins en een dag later ook de koning naar Frankrijk. De stadhouder, die tot dan toe voorzichtig en omslachtig te werk was gegaan, kon nu de vacante troon openlijk ambiëren. Even leek het mis te lopen. Had Jacobus wel echt afstand gedaan van de troon of kon Willem slechts als waarnemer voor de afwezige rechtmatige vorst worden beschouwd? Het Engelse Hogerhuis hakte de knoop door en besloot dat Jacobus, door te vluchten, afstand van de troon had gedaan. De pasgeboren kroonprins werd ‘onecht’ verklaard. Willem en Maria konden de troon dus legitiem bestijgen, hetgeen begin 1689 gebeurde. Vanaf nu had Willem een nieuwe titel: koning-stadhouder.

5: VAN GOUD NAAR ZILVER

Op het moment dat Willem de overtocht naar Engeland waagde, liep de Gouden Eeuw in de Republiek op haar eind. Over het exacte einde van de Gouden Eeuw verschillen weliswaar de meningen, maar het einde lijkt over het algemeen met het rampjaar 1672 te worden ingeluid. Opvallend genoeg is dat ook het moment dat Willem III zijn intrede doet als stadhouder. De Republiek kende nog steeds een grote rijkdom, maar was over haar hoogtepunt heen. Er wordt wel gesproken van de overgang naar een Zilveren Eeuw. De Republiek had te lijden onder het mercantilisme van Frankrijk en Engeland, die hun markten al vanaf het midden van de zeventiende-eeuw sterk afschermden door maatregelen te treffen die vooral waren gericht tegen de Hollandse handelaren.
De economische situatie in de Republiek verslechterde na 1672 verder door de vele oorlogen die enorme militaire uitgaven vereisten. Daarbij kan worden gedacht aan de Spaanse Successieoorlog (1701 – 1714), de Negenjarige Oorlog (1688 – 1697), maar zeker ook aan Willems kostbare invasie van Engeland. Om deze operaties te kunnen bekostigen, werden de belastingen verhoogd, hetgeen voor kostenverhogingen en economische achteruitgang zorgde op de binnenlandse markt.
Onder leiding van Willem III had de Republiek zich staande weten te houden op het internationale politieke speelveld en met name weerstand weten te bieden aan aartsvijand Frankrijk. De prijs was echter hoog geweest. De kassen waren leeg en de status van wereldmacht kon niet langer worden gehandhaafd. Hoewel Troosts positief oordeelt over Willem, stelt hij tevens dat de stadhouder medeverantwoordelijk kan worden gehouden voor het economisch verval van de Republiek. De historicus Rietbergen stelt simpelweg dat het nieuwe verbond tussen Engeland en de Republiek niet de oorzaak was van het verval, maar de aftakeling zeker bespoedigde.
Het Engels-Hollandse bondgenootschap dat van 1689 bracht de Hollandse regenten economisch niet waar zij op hadden gehoopt. De Roemrijke Omwenteling was volgens de Nederlandse historicus Kramer vooral voor de Engelsen roemrijk. Onder het constitutionele koningschap van Willem III was de macht van het parlement vergroot en de Engelse handelspositie sterk verbeterd. Waar Willem in 1688 Engeland als een verzwakte natie aantrof, liet hij bij zijn dood in 1702 een economisch sterke, constitutionele monarchie achter. Hoewel ook in Engeland de belastingdruk was verhoogd, het had zich immers aan de zijde van de Republiek in dezelfde oorlogen gestort, bleek de Engelse economie een veel groter potentieel te hebben dan de Nederlandse en veel minder onder de belastingdruk te lijden.
Ook de protectionistische maatregelen, zoals de gehate ‘Navigation Act’, bleven in stand. Willem had de macht van het Engelse parlement vergroot, maar hij zelf ondervond daar nu ook last van. Het is de vraag of hij de confrontatie wel wilde aangaan. Hij zou de suggestie om de ‘Navigation Act’ af te schaffen, hebben weggelachen. Volgens Speck was dan ook een van de belangrijkste gevolgen van de Roemrijke Omwenteling, zo niet de belangrijkste, dat Engeland los kwam van haar ondergeschikte rol aan Frankrijk en zich transformeerde tot een grote Europese mogendheid. Rietbergen signaleert in zijn analyse van de Nederlandse geschiedschrijving over dit onderwerp een sterk gevoel van teleurstelling in het optreden van de Engelsen die, in plaats van dankbaarheid te tonen, misbruik maakten van de samenwerking om hun eigen positie te verbeteren ten nadele van de Hollanders.
Voor de Republiek gold het tegenovergestelde. De invasie van Engeland moet worden gezien als het hoogtepunt van de internationale machtspositie van de Republiek tijdens de Gouden Eeuw. Hoewel haar rol nog niet was uitgespeeld, kwam het einde van de Republiek als grote mogendheid nu definitief in zicht.

CONCLUSIE

De politieke situatie in 1688 zorgde voor een samenloop van omstandigheden die stadhouder Willem III in staat stelde de oversteek naar Engeland te maken.
Een bondgenootschap tussen Engeland en de Republiek was in een nieuw internationaal conflict essentieel. De strategische positie van de Republiek was verslechterd door de troonbestijging van de Engelse vorst Jacobus II in 1685. Alles leek te wijzen op een Engels-Frans bondgenootschap. De katholieke Engelse koning stond tegenover het protestantse volk en parlement. Een deel van het leger en de adel stond daarom open voor verandering. De protestantse Willem was daarvoor een logische kandidaat: neef van de Engelse koning en getrouwd met diens dochter, Maria; de eerste in de lijn van troonopvolgers. Willem kon met een invasie het Engelse volk helpen en daarmee tegelijk de belangen van de Republiek veilig stellen.
Voor Willem wogen strategische overwegingen het zwaarst. Hij wilde kost wat koste het imperialisme van zijn katholieke aartsvijand Lodewijk XIV een halt toeroepen. Voor de regenten in de Republiek echter waren over het algemeen economische overwegingen van belang. Vooral de stad Amsterdam stond een gematigde buitenlandse politiek voor.
Onbedoeld zorgde Lodewijk eigenhandig voor het zetje dat nodig was om de partijen nader tot elkaar te brengen. De economische maatregelen die hij trof, overtuigde het grootste deel van de regenten van de onvermijdelijkheid van een nieuw gewapend conflict met Frankrijk. Toen Lodewijk Hollandse schepen aan de ketting legde, ging ook Amsterdam overstag. De Staten-Generaal stemden in met Willems invasie van Engeland.
Willem pretendeerde naar Engeland te zijn gekomen om het Engelse volk te helpen. Hij zou, naar eigen zeggen, niet uit zijn geweest op de troon. Toen de troon door het parlement vacant werd verklaard, aarzelden Willem en Maria echter geen seconde om deze te bestijgen. Voor Engeland brak een nieuwe tijd aan: een constitutionele monarchie was geboren en bracht economische voorspoed met zich mee. Voor de Republiek waren de kosten inmiddels zo hoog opgelopen dat het einde van de Gouden Eeuw onvermijdelijk naderde. De daaropvolgende bloei van Engeland ging nog verder ten koste van de machtspositie van de Republiek, die daarmee definitief tot een tweederangs natie werd gedegradeerd.

LITERATUURLIJST

Beddard, R. (red.), The Revolutions of 1688 (Oxford 1991)

Bijl, M. van der, ‘Prins Willem III, King William III. Een historiografische verkenning’, Groniek 101 (Groningen 1988)

Claydon, T., ‘Protestantism, Universal Monarchy and Christendom in William’s War Propaganda, 1689 – 1697’, in: E. Meijers en D. Onnekink (red.), Redefining William III. The Impact of the King-Stadholder in International Context (Burlington 2007) 125 – 142.

Dreiskämper, P., ‘Aan de vooravond van de overtocht naar Engeland. Een onderzoek naar de verhouding tussen Willem III en Amsterdam in de Staten van Holland, 1685 – 1688´, Utrechtse Historische Cahiers 17/4 (Utrecht 1996)

Groenveld, S. ,’’J’equippe une flotte tres considerables’: The Dutch Side of the Glorious Revolution’, in:R. Beddard (red.), The Revolutions of 1688 (Oxford 1991) 213-245

Haley, K.H.D., ‘The Dutch, the invasion of England and the alliance of 1689’, in: Schwoerer, L.G. (red.), The Revolution of 1688 -1689; changing perspectives (Cambridge 1992) 21 – 34

Hoak, D. en M. Feingold (red.), The World of William and Mary: Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 (Stanford 1996)

Hoak, D., ‘The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89’, in: Hoak, D. en M. Feingold (red.), The World of William and Mary: Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 (Stanford 1996) 1-28

Israel, J.I. ‘England, The Dutch and the Struggle for Mastery of World Trade in the Age of the Glorious Revolution’, in: Hoak, D. en M. Feingold (red.), The World of William and Mary: Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 (Stanford 1996) 75 – 86

Israel, J.I. (red.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its World impact (Cambridge 1991)

Israel, J.I., ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’, in: Israel, J.I. (red.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its World impact (Cambridge 1991) 105 – 162

Israel, J.I. en Geoffrey Parker, ‘Of Providence and Protestant Winds: The Spanish Armada of 1588 and the Dutch Armada of 1688’, in: J.I. Israel (red.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its World impact (Cambridge 1991) 335 – 363

Jardine, L., Going Dutch. How England plundered Holland’s Glory, Harper Perennial Edition (Londen 2009)

Jones, J.R. ,‘The Road to 1688’, Groniek 101 (Groningen 1988) 53 – 66

Meijers, E. en D. Onnekink (red.), Redefining William III. The Impact of the King-Stadholder in International Context (Burlington 2007)

Pincus, S.C.A. , 1688: the first modern revolution (New Haven 2009)

Prak, M., Gouden Eeuw. Het Raadsel van de Republiek (Nijmegen 2002)

Price, J.L., ‘William III, England and the Balance of Power in Europe’, Groniek 101 (Groningen 1988) 67 – 78

Rietbergen, P.J.A.N., ‘A fateful alliance. William III and England in Dutch Historiography, 1688-9 to 1988-9´, in: J.I. Israel (red.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its World Impact (Cambridge 1991)463 – 479

Schwoerer, L.G. (red.), The Revolution of 1688 -1689; changing perspectives (Cambridge 1992)

Speck, W.A., Reluctant Revolutionaries: Englismen and the Revolution of 1688 (Oxford, 1988)

Speck, W.A., ‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, in: Dale Hoak en Mordachai Feingold (red.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives on the revolution of 1688-89 (Stanford 1996) 29 – 41

Troost, W., ‘Willem III en de Engelse politici, 1688 – 1702’. Groniek 101 (Groningen 1988) 79- 102

Troost, W., Stadhouder-koning Willem III: een politieke biografie (Hilversum 2001)

Internet

‘Receptie van S.K.H. den Prince van Orange op zijn intrede tot London’ uit de digitale collectie Het Geheugen van Nederland, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/KONB01:136/&p=1&i=15&st=1689&sc=%281689%29%20AND%20%28isPartOf%20any%20%22KONB01%22%20%29/

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven