Vereniging uit onzichtbaarheid. Het diepgewortelde zwarte feminisme in Nederland

door Iris van Olst

Na de inauguratie van de Amerikaanse president Donald Trump hielden vrouwen over de hele wereld een serie protestmarsen. Aanleiding waren de seksistische en racistische uitspraken van Trump. Opvallend was dat naast leuzen als “Girl Power” en “Women’s rights are human rights” ook wapenkreten te horen waren als “Black lives matter”. Feminisme lijkt hiermee meer en meer verenigbaar te zijn met antiracisme.

Logo van de Women’s March zoals gebruikt op hun website.

Dat is niet alleen het geval in de Verenigde Staten: ook in Nederland spreken politici, activisten, opiniemakers en publieke figuren zich openlijk uit voor gelijke behandeling, ook voor vrouwen en mensen met een andere huidskleur dan wit. In oktober 2014 schreef journalist Nadia Ezzeroili in een gastcolumn in de Volkskrant: “Wat een verademing, het zwarte feminisme!” Zij beschreef een verschuiving waarbij Nederland door de heftige antizwartepietenstrijd is verrijkt met een brede en groeiende progressieve beweging die zich hard maakt voor gelijkwaardig Nederlanderschap. Het zwarte feminisme, een combinatie van onder andere antiracisme en feminisme, heeft de laatste jaren hernieuwde aandacht gekregen door ontwikkelingen als de opkomst van extreemrechtse, populistische politiek. Maar waar het lijkt alsof het zwarte feminisme nu pas voor het eerst haar intrede maakt in Nederland, heeft het diepe wortels.

 

De winteruniversiteit van ‘83: Een eerste manifestatie tegen het witte feminisme

“Het bestaan van zwarte vrouwen wordt ontkend, althans niet gezien en niet gehoord.”[1]

Zo begon Julia da Lima, een Nederlands-Molukse feministe, haar onaangekondigde openingsrede op de Winteruniversiteit, een congres over de academische discipline van vrouwenstudies in 1983. Zij klom het toneel op en uitte haar boosheid en frustratie tegen de vele vrouwen die bij de opening van de Winteruniversiteit aanwezig waren. Vervolgens volgde een kleine groep zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (zmv) een eigen agenda met onderwerpen die zij interessant vonden. Da Lima’s optreden betrof de eerste openbare manifestatie waarbij zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen zich verenigden onder de term ‘zwart’.

De term ‘zwart’ werd door organisaties van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen gebruikt als politieke term om een tegengeluid te bieden aan het zogenoemde “witte” karakter van de Nederlandse vrouwenbewegingen. Met de komst van gastarbeiders en vluchtelingen werd de term discutabel en verbreed naar zwarte, migranten- vluchtelingen.[2]

Tijdens de Winteruniversiteit uitten zmv-vrouwen hun ontevredenheid jegens de Nederlandse vrouwenbeweging van de Tweede Feministische golf. Het bleek dat zij zich niet voldoende herkenden in het onbehagen van de Nederlandse vrouwenbeweging, in 1967 geschetst door Joke Kool-Smit (1933-1981): het seksisme waarmee vrouwen neergezet worden als ‘tweede geslacht’ en daarmee niet van dezelfde rechten genoten als de man.[3]

Joke Kool-Smit in 1978, auteur van het ‘manifest’ van de tweede feministische golf. Foto: Rob C. Croes/Anefo/via Wikimedia Commons.

Het onbehagen van de zmv-vrouwen in Nederland was vele malen complexer en werd niet enkel gevormd door seksisme, maar ook door racisme en andere problematiek, zoals verblijfsvergunningen, afhankelijkheid van de echtgenoot, uithuwelijkingen en sociaal isolement door onder andere taalachterstand.[4] Naast dat het onbehagen van de zmv-vrouwen niet werd erkend door de vrouwenbeweging, voelden zij zich in hun identiteit ook niet erkend; zij voelden zich onzichtbaar.

Voor en tijdens de Winteruniversiteit werd nauwelijks aandacht besteed aan het zwarte feminisme of vergelijkbare bewegingen. Het onbehagen van zmv-vrouwen hierover uitte zich tijdens de Winteruniversiteit in de behoefte aan een eigen plek waar ze hun onbehagen vrij konden uitten. Dit was het begin van een reeks discussies over de behoefte aan een eigen centrum. Dit zou een centraal punt moeten zijn waar zwarte vrouwen elkaar konden ontmoeten, hun activiteiten coördineren en waartoe vrouwen zich konden wenden om relevante informatie te verkrijgen. Bovendien zou het een eigen bibliotheek- en documentatiecentrum moeten hebben, want onder de bestaande bibliotheken en documentatiecentra was er nog geen voor ‘de zwarte vrouw’ die zich richtte op haar eigen strijd, problematiek en visie”. In 1985 leidde dit uiteindelijk tot de oprichting van een landelijk ontmoetingscentrum, bibliotheek en documentatiecentrum: Flamboyant.[5]

Flamboyant was de eerste organisatie die zich vanuit het zwarte feminisme organiseerde en vestigde zich vanaf 1985 aan de Singel in Amsterdam. De organisatie had als doel de onzichtbaarheid van zmv-vrouwen te doorbreken en hun identiteit te versterken.. Ten eerste was het een ontmoetingscentrum waar verschillende activiteiten werden georganiseerd, zoals cursussen, studiedagen, lezingen en culturele bijeenkomsten in het kader van ondersteuning, ontmoeting, informatie en emancipatie. De thematiek die leidend was in deze activiteiten was zwarte (vrouwen)literatuur, zmv-vrouwen op de arbeidsmarkt, in de prostitutie, en in de politiek. Ten tweede fungeerde Flamboyant als bibliotheek en documentatiecentrum. Zo werd in juli 1987 een project opgezet waarin werd geprobeerd alle zwarte (vrouwen)literatuur te inventariseren en een eigen collectie op te zetten. De verantwoordelijke instellingen bij de gemeente Amsterdam zagen echter weinig belang in een documentatiecentrum en bibliotheek voor zwarte literatuur. Hierom moest Flamboyant, na een lange strijd over subsidie, op 31 december 1990 haar deuren sluiten.

 

Books are weapons: de onzichtbaarheid van de zmv-vrouwen

Ondanks dat het Nederlandse zwarte feminisme wel degelijk aanwezig was in Nederland, is het tot op heden weinig zichtbaar en relatief onbekend. Zo wordt in de gemiddelde geschiedenisles op de middelbare school over feminisme voornamelijk aandacht besteedt aan Joke Kool-Smit, of de Dolle Mina’s.

Naast het feit dat zmv-vrouwen zich niet voldoende herkenden in de Nederlandse vrouwenbeweging – zie het citaat van Da Lima hierboven – werkten ze hun onzichtbaarheid ook enigermate zelf in de hand. De zmv-vrouwen gingen namelijk ondanks hun protest tegen de Nederlandse maatschappij en de Nederlandse vrouwenbewegingen niet de straat op; zij maakten geen protestborden en staakten niet. In plaats daarvan gaven ze tegengeluid op een andere manier: ze organiseerden en profileerden zich voornamelijk door middel van informatievoorziening en literatuur.

De zmv-vrouwen van Flamboyant legden de nadruk op zwarte (vrouwen)literatuur, onder het motto books are weapons. Ze vonden herkenning in literatuur geschreven door andere zmv-vrouwen en de academische literatuur over seksisme en racisme, die ze de mogelijkheid gaf hun identiteit te formuleren en te verklaren. De zwarte literaire traditie werd bijvoorbeeld vertegenwoordigd door de slave narratives zoals dat van Harriet A. Jacobs met Incidents in the life of a slave girl, geschreven in 1789. Daarnaast waren er binnen de zwarte literaire traditie ook schrijfsters uit de Verenigde Staten die romans, poëzie of wetenschappelijke literatuur schreven. Dit waren vaak sterke persoonlijkheden en grote denkers, waar zmv-vrouwen en-organisaties als Flamboyant zich mee associeerden. Een goed voorbeeld hiervan is de Afro-Amerikaanse schrijfster Audre Lorde. Een centraal thema is in haar gedachtegoed was dat zij streed voor de acceptatie van verschillen en het anders-zijn.

Dichter Audre Lorde in 1980. Foto: K. Kendall

Ook in Nederland weerklonk in de jaren tachtig de zwarte literaire traditie. Vrouwen als Marion Bloem (Geen gewoon Indisch meisje, 1983) en Astrid Roemer (Over de gekte van een vrouw, 1982) schreven over hun identiteit als zmv-vrouw in Nederland. De Surinaamse schrijfster Joanne Werners schreef in 1987 over de lesbische liefde en de vrouwenbeweging in haar boek Droomhuid. De thematiek binnen deze en vergelijkbare literatuur bestond voornamelijk uit onderdrukking in de vorm van seksisme, racisme, klassisme of onderdrukking op grond van seksualiteit die werd gevormd door het denken in dichotomieën, oftewel zwart-witte tweedelingen.[6] De herkenning en de identificatie van de zmv-vrouwen zorgde voor de versterking van hun collectieve identiteit en onderscheidde hen van de witte vrouwenbeweging.

 

Kruispuntdenken als basis van de zmv-vrouwenbeweging

Zmv-vrouwen en -organisaties wilden ook de onzichtbaarheid van de zmv-vrouwen en het zwarte feminisme tegengaan door zich te richten op theorievorming omtrent racisme en seksisme en het verklaren van de (re)productie van sociale ongelijkheid. De zmv-vrouwen van Flamboyant waren van mening dat de sociale ongelijkheid tussen blanke meerderheid en etnische minderheden de noodzaak onderstreepte dat vanuit de wetenschap een bijdrage geleverd moest worden.[7] Dit heeft uiteindelijk geleid tot het zogenoemde ‘kruispuntdenken’, ook wel bekend als intersectioneel denken. Dit theoretisch uitgangspunt is in Nederland geïntroduceerd door de Surinaams-Nederlandse antropologe Gloria Wekker tijdens de oratie waarmee zij in 2002 de eerste Nederlandse hoogleraar in gender en etniciteit werd.[8]

Het uitgangspunt van het kruispuntdenken is dat gender, de betekenis van de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot identiteit, geen losstaand concept is maar in samenhang moet worden gezien met andere principes die een samenleving ordenen, zoals natie, klasse, seksualiteit en in het bijzonder etniciteit. Iemands identiteit wordt gevormd door de samenhang van deze principes. Het kruispuntdenken gaat dus uit het van het en-en-denken in plaats van het of-of-denken.

Identiteitsvorming is hierbij een complementair en meervoudig proces. Zo zijn zmv-vrouwen, naast vrouw, ook ‘zwart’, migrant of vluchteling, maar wellicht ook lesbisch of moeder, et cetera. Hierdoor konden de zmv-vrouwenbewegingen en -organisaties zich op ideologische wijze niet verenigen met de Nederlandse vrouwenbeweging, die zich enkel richtte op seksisme. Zmv-vrouwen waren van mening dat als er recht gedaan moest worden aan elke vrouw, seksisme en racisme in relatie tot elkaar zouden moeten worden gezien. Hierdoor lag, in tegenstelling tot bij de witte vrouwenbeweging, bij de zmv-vrouwen de nadruk ook meer op theorievorming en literatuur.

 

De renaissance van het zwarte feminisme

Zmv-organisaties werden in het begin van de jaren tachtig gesteund door overheidsinstellingen omdat dit de integratie en emancipatie van zmv-vrouwen zou stimuleren. Aan het einde van de jaren tachtig werd het belang ervan echter steeds minder gezien en werden subsidies stopgezet. Dat lot trof ook Flamboyant, dat op 31 december 1990 na een hevig maar vergeefs protest haar deuren moest sluiten.

Na enige stilte waaide er met de start van een nieuw millennium een nieuwe politieke wind op van rechts anti-islamitisch denken. Er waren zmv-vrouwen die hiertegen protesteerden, zoals Gloria Wekker, maar de zmv-vrouwen en academici waren een grote minderheid waar de Nederlandse maatschappij of media weinig aandacht aan schonken. Zoals eerder beschreven is er de laatste jaren echter hernieuwde aandacht voor het zwarte feminisme. Het zijn voornamelijk jonge mensen, geïnspireerd door – opnieuw – tendensen uit de Verenigde Staten, die met nieuwe kennis en nieuw gereedschap een emancipatoire beweging op touw weten  te krijgen.

Het is een beweging die door middel van (nieuwe) sociale media hernieuwde aandacht krijgt in de Nederlandse samenleving, de Nederlandse media en zelfs een politiek agendapunt werd in de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen maart. Men spreekt over een nieuw soort tendens of een ‘nieuwe’ feministische golf. En dat terwijl, zoals ik in dit artikel heb laten zien, het zwarte feminisme net zulke diepe Nederlandse wortels kent als de Dolle Mina’s waar onze (groot)moeders nog strijd voor leverden. Ondanks de renaissance van het zwarte feminisme, kent het diepe wortelen in Nederland waarbij de zmv-vrouwen zich verenigden in onzichtbaarheid.

 

Iris van Olst (1994) schreef de scriptie waar deze longread op is gebaseerd in 2016 en rondt dit jaar haar bachelor Geschiedenis af aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze richtte zich voornamelijk op onderwerpen als gender en etnische minderheden met als doel het verhaal van onderbelichte groeperingen te vertellen en toegankelijk te maken. Zij wil dit graag voorzitten in de twee masters, Cultureel erfgoed en de educatieve master, waar zij in september 2017 aan gaat beginnen.


 

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAR DEZE LONGREAD OP GEBASEERD IS EN BEKIJK HIER ALLE SCRIPTIES VAN DE UITGEVERIJ.

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP.

 

NOTEN

[1] Een citaat uit de openingsrede van Julia da Lima ten tijde van de winteruniversiteit in 1983 te Nijmegen, zoals deze is opgenomen in de stukken betreffende de confrontatie van zwarte en witte vrouwen op de Winteruniversiteit Vrouwenstudies in 1983 te Nijmegen zoals deze is opgenomen in het Archief Tineke E. Jansen, inv.nr. 26, Collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis.

[2]Roline Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’: De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland (Leiden: Stichting Bugerschapskunde Nederlands Centrum voor Politieke Vorming, 1990) 8; Troetje Loewenthal, ‘De zwarte vrouwenbeweging heeft vorm gekregen tijdens de winteruniversiteit vrouwenstudies’, in: Vrouwen van Nijmegen: Twintig jaar in beweging (Nijmegen: vrouwendocumentatiecentrum De Feeks, 2000) 90 – 104, aldaar 100.

[3] Joke Kool-Smit, ‘Het onbehagen bij de vrouw’, De Gids 130 nr. 9/10 (november 1987) 267-281; Joke Kool-Smit, ‘Het onbehagen bij de vrouw (1967)’, in: Jeroen de Wildt en Marijke Harberts ed., Er is een land waar vrouwen willen wonen: Teksten 1967 – 1981 (Amsterdam: Feministische Uitgeverij Sara, 1984) 15 – 42.

[4] Vilian van de Loo, De vrouw beslist: De tweede feministische golf in Nederland (Wormer: Inmerc, 2005) 193.

[5] Jaarverslag Flamboyant 1989, 2. Dit jaarverslag is afkomstig uit het privébezit van Cisca Pattipilohy.

[6] Lucia Nankoe en Essa Reijmers, ‘Identiteit van zwarte vrouwen in romans’, 184.

[7] Archief Tineke E. Jansen, inv.nr 27, collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.

[8] Gloria Wekker, Nesten bouwen op een winderige plek: Denken over gender en etniciteit in Nederland (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002). Dit principe wordt ook wel intersectionality genoemd en heeft vanaf 1989, door het artikel ‘Demarginalizing the intersection of race and sex: A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics’ van Kimberlé Crenshaw, zijn intrede gemaakt in de Verenigde Staten. Kimberlé W. Crenshaw, ‘Demarginalizing the intersection of race and sex: A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics’ Chicago Legal Forum: A special issue: Feminism in the law: Theory, Practice and criticism (University of Chicago, 1989): 139-167.

 

Berichten gemaakt 1230

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven