Verslag Zenobia Congres 14 november 2015: ‘Mohammed en het einde van de oudheid’

14 november 2015, de dag na de aanslag door moslimterroristen in Parijs, vond in de aula van de Universiteit van Amsterdam het tiende Zenobia congres plaats, met als titel ‘Mohammed en het einde van de oudheid’ Een ongelukkig toeval en de organisatie verklaarde bij de opening dat er geen direct verband bestond tussen hedendaags moslimterrorisme en de Arabische veroveringen uit de zevende eeuw, of tussen kruistochten en de Amerikaanse invasie van Irak.

De bijeenkomst was georganiseerd door Stichting Zenobia, dat in 2008 werd opgericht om onderzoek naar de verhouding tussen het oosten en het westen van het Middellandse Zeegebied te stimuleren. Volgens deze stichting zouden huidige classici en historici van het antieke Griekenland en het Romeinse Rijk doorgaans de volkeren uit het Oosten negeren, terwijl arabisten en  onderzoekers van het oude Egypte, Assyrië, Babylon of Perzië meestal geen oog hebben voor de Grieken en Romeinen. Hierdoor, vrezen zij, blijft de interactie tussen Oost en West in de oudheid onderbelicht. Een of twee keer per jaar houdt de stichting een congres, dat toegankelijk moet zijn voor een breed publiek.

Zenobia

Het tiende Zenobia Congres, georganiseerd in samenwerking met het Leiden University Centre for the Study of Islam and Society (LUCIS), was gewijd aan de Arabische veroveringen in de zevende eeuw. Lange tijd is de opkomst van de Islam beschouwd als het definitieve einde van de oudheid. Volgens de organisatie onterecht, want de Islamitische heersers namen veel over van de onderworpen Byzantijnse en Perzische culturen. Veel kennis van de Griekse cultuur bleef juist bewaard omdat Islamitische geleerden de teksten overschreven en becommentarieerden, zij het in het Arabisch.

Over de eerste eeuwen na de opkomst van de Islam is weinig bekend. Volgens de keynote speaker, de Amerikaanse arabist Kevin van Bladel,  kampte het onderzoek hiernaar lang met twee problemen. De opkomst van de Islam fungeerde lange tijd als waterscheiding: onderzoek naar de Arabische wereld richtte zich of op de periode vóór het optreden van Mohammed, of juist op wat vanaf Mohammed plaatsgevonden heeft. De meeste Islam-onderzoekers hadden geen oog voor de pre-Islamitische wereld. De opkomst van de Late Oudheid als onderzoeksveld binnen oude geschiedenis heeft geholpen deze lacune te vullen, wat de vraag doet rijzen of het strikte onderscheid tussen klassieke en Islamitische studies nog wel zinvol is. Praktisch probleem blijft dat onderzoek naar pre-Islamitisch Arabië, naast kennis van Arabisch, kennis van oude pre-Islamitische talen vergt. Taalkundige Ahmad Al-Jallad voegde hieraan toe dat lang de mythe geluid heeft dat de Arabieren vóór de Islam geen schrift zouden kennen. Deze mythe is echter onhoudbaar: vanaf het begin van de negentiende eeuw zijn op het Arabisch schiereiland steeds meer inscripties gevonden uit eerdere perioden, zowel in het Arabisch als in andere oorspronkelijke talen.

Vanwege het gebrek aan geschreven bronnen, werden de eerste eeuwen na de opkomst van de Islam als duistere periode beschouwd. Arabiste Petra Sijpesteijn wees in dit verband op de vergankelijkheid van manuscripten: wat niet overgeschreven werd verging. Van doelbewuste uitwissing door de nieuwe heersers was volgens haar echter geen sprake. Wie, zoals Sijpesteijn, Egypte bestudeert heeft geluk: papyrus en papier dat weggegooid werd, bleef door het woestijnklimaat bewaard. Materiële bronnen kunnen echter het tekort aan schriftelijk materiaal compenseren. Archeologe Joanita Vroom besprak twee archeologische casussen. Luit Mols, conservator van het Museum Volkenkunde in Leiden, liet voorbeelden zien van Byzantijnse en Perzische invloeden in Islamitische architectuur en objecten.

zenobia4

Sommige sprekers merkten op dat bij wetenschappelijk onderzoek naar de opkomst van de Islam lange tijd geen niet-Islamitische bronnen gebruikt werden. Vanaf de jaren zeventig zijn  enkele revisionistische theorieën ontstaan, op een rij gezet door arabiste en historica Josephine van den Bent. Volgens haar hadden die theorieën gemeen dat de nadruk werd gelegd op het ontbreken van Mohammed in niet-Islamitische bronnen wat verklaard werd met ‘complottheorieën’: de Islam zou aanvankelijk een rookgordijn zijn voor de terugtrekking van het Byzantijnse rijk uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Theoloog Wido van Peursen wees in dit verband op de christenen die in iedere opkomende macht afwisselend een straf van God voor de corrupte heersers dan wel de gevreesde apocalyptische horden uit het Bijbelboek Openbaringen zagen. De Arabische stormloop is afwisselend op beide manieren uitgelegd. Wetenschapsjournalist Marcel Hulspas stelde dat de elkaar bestrijdende Byzantijnen en Perzen in het noorden en de Arabieren in het zuiden (het Arabisch schiereiland) tot de Arabische stormloop in gescheiden werelden leefden. Daarnaast werd de Koran geschreven vanuit de gedachte dat het einde der tijden op handen was. Hulspas’ conclusie: oproepen tot bekering was belangrijker dan het correct vermelden van geografische aanduidingen, die grotendeels ontbreken in de Koran.

Het congres benadrukte dat pas enkele eeuwen na de opkomst van de Islam ‘Oost’ en ‘West’ als tegengestelden beschouwd gingen worden. Pas dan kan van ‘middeleeuwen’ gesproken worden. Opbouwend kritiekpuntje: er waren geen sprekers die hier tegenin gingen. Afgezien daarvan is mijn indruk van het congres positief. De bijdragen besloegen verschillende disciplines die zich allemaal met de oudheid bezig houden. De 250 bezoekers konden zo een idee krijgen van de volle breedte van hedendaagse oudheidstudies.

Door Pieter de Jonge

De lezingen van deze dag worden gepubliceerd in deel vijf van de Zenobia-reeks, dat in het voorjaar van 2017 moet verschijnen bij uitgeverij Verloren in Hilversum. Het volgende congres zal plaatsvinden in het najaar van 2016. Het thema zal zijn: ‘Spanje. Het Nabije Oosten in het Verre Westen’.

Pieter de Jonge begon met geschiedenis aan de VU, haakte door omstandigheden af, maar voltooide het alsnog in Utrecht. Hij twijfelde tot het laatst tussen oude geschiedenis en nieuwste geschiedenis. Zijn eindscriptie voor de master ‘politiek en maatschappij in historisch perspectief’ ging over de VVD en de kruisraketten. Hij is geïnteresseerd in politieke geschiedenis en religiegeschiedenis, ongeacht de periode. Pieter was daarnaast als stagiair in Huis Doorn betrokken bij de heruitgave van Sigurd von Ilsemann, Wilhelm II in Nederland 1918-1941 (2015).

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven