LEES HIER DE SCRIPTIE WAAR DEZE LONGREAD OP GEBASEERD IS. BEKIJK HIER ONDERTUSSEN ALLE SCRIPTIES VAN DE UITGEVERIJ.
WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP.
door Fiore Schuthof
‘For once history and hope rhymed, […] speaking of the miracle of our transition and the wonder of our democracy.’[1]
In dit citaat, afkomstig uit 2004, spreekt de voormalige Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela zijn optimisme en waardering uit over de ‘wonderlijke’ ontwikkelingen die Zuid-Afrika heeft meegemaakt sinds de afschaffing van de apartheid. Maar sluit deze visie wel aan bij de huidige realiteit? In dit artikel zal duidelijk worden dat het optimisme van Mandela niet opgaat voor alle Zuid-Afrikaanse inwoners. Zo lijkt de positie van vrouwelijke landarbeiders niet wezenlijk veranderd en zijn inhumane levensomstandigheden voor deze groep een constante factor gebleven sinds de afschaffing van de apartheid.
Van 1948 tot 1990 bepaalde dit systeem van rassensegregatie de politieke en maatschappelijke verhoudingen in het land. In naam van apartheid werd de bevolking in vier categorieën ingedeeld: blank, zwart, gekleurd en Indiaas. Hierbij had met name de zwarte bevolking te maken met stelselmatige onderdrukking. Deze groep kreeg onder andere aparte woonwijken, scholen, bussen en toiletten toegewezen. Ook op economisch gebied werd deze bevolkingsgroep achtergesteld. Zo waren de betere banen uitsluitend gereserveerd voor de blanke minderheid en was 90% van de grond in hun handen.
Deze raciale en economische segregatie is duidelijk terug te zien in de landbouwsector. De voornamelijk zwarte arbeiders, die al generaties lang op de boerderijen van blanke eigenaren werkten, werden onderbetaald, maakten lange werkdagen, woonden in inhumane onderkomens en hadden te maken met fysieke mishandeling. Deze uitbuiting bleef ongestraft omdat deze groep destijds niet (arbeids-)rechtelijk beschermd was.
Mandela was de voornaamste voorvechter in de strijd voor betere leef- en werkomstandigheden voor landarbeiders. Het onrecht dat deze arbeiders was aangedaan tijdens de apartheid omschreef hij als ‘terrible miscarriages of justice.’[2] Na de democratische verkiezingen in 1994 werd Mandela verkozen tot president van het land – en werden de rechten van werknemers in de landbouwsector voor het eerst in de geschiedenis van Zuid-Afrika opgenomen in de grondwet. Op het gebied van arbeidsrechten bepaalde de in 1995 aangenomen Labour Relations Act (LRA) het recht op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en het recht op vakbondslidmaatschap. Dit gaf de landarbeiders hoop – niet in de laatste plaats omdat de grondwet wereldwijd besproken werd als ‘een model voor andere landen’ en ‘een van de meest geavanceerde ter wereld’.[3] Mandela’s long walk to freedom lijkt daarmee eindelijk te zijn bewandeld.
Loze beloftes in post-apartheid Zuid-Afrika
Nu, meer dan twintig jaar later, lijkt de rechtspositie van landarbeiders nauwelijks veranderd. Uit recent onderzoek blijkt dat de arbeidsrechten van Zuid-Afrikaanse landarbeiders nog steeds systematisch geschonden worden. Vooral de legale positie van seizoenswerkers lijkt zwak. Zo krijgt meer dan 75 procent van deze groep minder betaald dan het wettelijk minimumloon en wonen deze arbeiders nog immer in huizen die ongeschikt zijn om in te leven. Bovendien wordt meer dan tweederde van de seizoenswerkers dagelijks blootgesteld aan gevaarlijke pesticiden. Tevens is gebleken dat het merendeel van de boerderijen niet over een toilet of schoon drinkwater beschikt.
Een opmerkelijk kenmerk van deze groep is dat het merendeel van de seizoenswerkers in de landbouwsector vrouw is. In werkelijkheid zijn deze vrouwen vaak wel het gehele jaar werkzaam op de boerderij. Desondanks ontvangt deze groep uitsluitend arbeidscontracten voor seizoenswerk – werk dat slechterbetaald wordt en meer onzekerheid met zich meebrengt. Dit zorgt ervoor dat vrouwelijke landarbeiders voor hun inkomens zowel afhankelijk zijn van de landeigenaar als van hun echtgenoten. De LRA, aangenomen als onderdeel van Mandela’s anti-apartheidsstrijd, lijkt de positie van deze groep niet te verbeteren. Hoe is dit mogelijk? Waarom is deze wet niet in staat om vrouwelijke seizoenswerkers in de landbouwsector te beschermen?
‘There is no union for female farmworkers’[4]
Om antwoord te krijgen op deze vragen heb ik in mijn onderzoek de juridische positie van vrouwelijke landarbeiders bestudeerd. Hiervoor heb ik onder andere gebruik gemaakt van focusgroup-interviews met vrouwelijke landarbeiders. Het recht op vakbondslidmaatschap, zoals geformuleerd in sectie 4 van de LRA, kreeg daarbij al snel een specifieke focus. Mijn interviews wezen namelijk uit dat velen niet op de hoogte zijn van het bestaan van vakbonden, of anders gezegd: de mogelijkheid voor vrouwen om lid te kunnen worden. Zoals één ondervraagde vrouw vertelde: ‘there was no trade union when I started working. Until now I never saw people from the trade union.’ Een andere ondervraagde voegde daaraan toe: ‘we don’t stand together as workers.’[5] Momenteel is slechts tien procent van de seizoenswerkers lid van een vakbond. Dit aantal is slechts met twee procent gestegen sinds 1996 – het jaar dat de LRA aangenomen werd.
Dit is problematisch, gezien het feit dat vakbonden een belangrijke rol kunnen spelen in het verbeteren van de juridische positie van deze groep. Deze organisaties kunnen vrouwelijke landarbeiders verenigen en helpen bij het afdwingen van hun rechten. Een voorbeeld hiervan is de vakbond Sikhula Sonke, die strijdt tegen onrechtvaardige arbeidsomstandigheden door bijvoorbeeld te onderhandelen met landeigenaren over het gelijktrekken van lonen tussen mannen en vrouwen. Een lid van deze vakbond vertelde: ‘it is very good to be a member. Things have changed a lot in my life. I have started to stand on my own feet.’[6] Vakbonden leveren op deze manier een belangrijke bijdrage aan de zelfredzaamheid van deze vrouwen. Toch lijken seizoenswerkers moeilijk toegang te krijgen tot vakbonden. Door een bestudering van de LRA wordt duidelijk dat dit verklaard kan worden aan de hand van twee beperkende voorwaardes van de wet zelf.
De arbeidsrechten van vrouwelijke landarbeiders
De eerste beperkende voorwaarde is terug te zien in de definitie van het begrip ‘werknemer’. De LRA beschrijft deze als:
any person, excluding an independent contractor, who works for another person or for the State and who receives, or is entitled to receive, any remuneration; and (b) any other person who in any manner assists in carrying on or conducting the business of an employer.[7]
Met ‘independent contractor’ wordt een atypische werknemer bedoeld, die bijvoorbeeld parttime werkt of seizoenswerk verricht. Seizoenswerkers – en daarmee dus het merendeel van de vrouwelijke landarbeiders – worden zodoende buitengesloten van rechtelijke bescherming. Dit is problematisch, aangezien vakbonden alleen lidmaatschap verlenen aan werknemers die kwalificeren als een ‘employee’.
Ten tweede beschrijft sectie 23(5) dat collectieve onderhandeling uitsluitend mogelijk is wanneer meer dan dertig procent van de arbeiders in een bepaalde sector lid is van een vakbond.[8] Voor vrouwelijke landarbeiders is het daarentegen moeilijk om in contact te komen met vakbonden en deel te nemen aan besluitvormingsprocessen. Boerderijen liggen vaak ver van de bewoonde wereld. Het ontbreekt in veel gevallen aan mobiele ontvangst en aan openbaar vervoer. Bovendien is het gebruikelijk dat vrouwen pas naar de ‘buitenwereld’ reizen wanneer zij hiervoor toestemming hebben gekregen van hun echtgenoten. Vakbonden geven bovendien de voorkeur aan werknemers met een vast contract. Naast het feit dat hun lonen hoger zijn, bieden hun contracten ook meer zekerheid voor het vakbondslidmaatschap.
Dit samenspel van factoren zorgt ervoor dat vrouwelijke landarbeiders zich moeilijk kunnen organiseren. De LRA ziet dit gegeven over het hoofd wanneer het bepaalt dat collectieve onderhandeling uitsluitend mogelijk is bij een minimale participatiedrempel van dertig procent. Als gevolg hiervan blijft de stem van deze groep nog altijd ongehoord.
Realiteit versus rechtvaardigheid
De grondwet die in 1994 werd aangenomen markeerde een nieuw begin voor het land. De beloftes van Mandela’s anti-apartheidsstrijd, die zich specifiek had gericht op de positie van landarbeiders, wekten bij deze groep de hoop dat hun leef- en werkomstandigheden verbeterd zouden worden. Zo vertelde een vrouwelijke landarbeider in een interview in 1996 dat ze verwachtte dat de politieke veranderingen haar toekomst significant zouden verbeteren, omdat: ‘we were promised this.’[9] Uit interviews met vrouwelijke landarbeiders in 1996 blijkt dat 73% van deze groep een optimistische visie had op hun werkomstandigheden vanwege de politieke transformatie. Dat sentiment werd gevoed door de uitspraken van Mandela over ‘the miracle of our transition and the wonder of our democracy.’
Het wezenlijke probleem is dat de LRA uit lijkt te gaan van een arbeidssector waarin werknemers eenvoudig te bereiken zijn en beschikken over vaste contracten. Dit heersende perspectief verklaart waarom vrouwelijke seizoenswerkers in de landbouwsector nog steeds buitengesloten worden van rechtelijke bescherming. De wet bevestigt op deze manier de kwetsbaarheid van deze groep, die als gevolg hiervan afhankelijk blijft van zowel de landeigenaren als van hun echtgenoten. Mandela’s long walk to freedom heeft het eindstation dus nog niet bereikt.
Toch zijn er wettelijke kansen die benut kunnen worden. Het is van belang dat amendementen ontwikkeld worden die rekening houden met de specifieke behoeftes van vrouwelijke landarbeiders. Om te beginnen dient de LRA zijn minimale participatiedrempel voor de mogelijkheid tot collectieve onderhandelingen te verlagen. Daarnaast moet de wet zijn definitie van een ‘employee’ aanpassen, zodat arbeiders met contracten van minder dan drie maanden ook recht hebben op vakbondslidmaatschap en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.
Zodoende komt de huidige perceptie van het Zuid-Afrikaanse rechtssysteem – als ‘een model voor andere landen’ en ‘één van de meest geavanceerde ter wereld’ – niet overeen met de werkelijkheid. Bewustzijn over dit gegeven is de eerste stap op weg naar transformatie en betere omstandigheden voor vrouwelijke landarbeiders in Zuid-Afrika. En dat maakt de weg vrij voor hoop.
Fiore Schuthof (1996) rondde in 2018 haar Bachelor Taal-en Cultuurstudies af aan de Universiteit Utrecht. Binnen deze studie was haar hoofdrichting Internationale Betrekkingen. Fiore bezit zodoende kennis van vraagstukken van democratie en dictatuur, problemen van wereldorde, eigentijdse geschiedenis en internationaal (mensen)recht. Haar interesse in de rechten van minderheden was aanleiding om stage te lopen bij de mensenrechtenorganisatie Women on Farms in Zuid-Afrika. Tijdens haar studie kwam Fiore’s passie voor onderwijs tot uiting in haar werkzaamheden als schrijfcoach voor het SkillsLab van de Universiteit Utrecht. Momenteel loopt ze stage bij Save The Children, waar ze werkt aan een project voor vluchtelingenkinderen in Nederland. Ze vervolgt haar opleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen, met de master International Human Rights Law.
Noten
[1] ‘Statement by Nelson Mandela on anniversary of 10 years of democracy in South Africa’, Sunday Times, April 2004.
[2] Cited in W. Davies, We cry for our land: farm workers in South Africa (Oxford 1990) viii.
[3] H. Bhorat, Poverty and well-being in post-apartheid South Africa: An overview of data, outcomes and policy (n.p. 2005) 1 en L. London, ‘Human rights, environmental justice, and the health of farm workers in South Africa’ International journal of occupational and environmental health 9.1 (2003) 61.
[4] S. Devereux, G. Levendal, E. Yde, The Farmer Doesn’t Recognize Who Makes Him Rich (Stellenbosch 2017) 33.
[5] Focus Group Discussion, De Doorns, 5 may 2017.
[6] F. White, ‘Deepening democracy: A farm workers’ movement in the Western Cape’, Journal of Southern African Studies 36.3 (2010) 686.
[7] Republic of South Africa, Labour Relations Act, no. 66 of 1995, Section 213.
[8] Republic of South Africa, Labour Relations Act, no. 66 of 1995, Section 39 (1)(a).
[9] A. Kritzinger and J. Vorster, ‘Women farm workers on South African deciduous fruit farms: Gender relations and the structuring of work’, Journal of Rural Studies 12.4 (1996) 349.
Eén gedachte over “Het beloofde land: rechteloze vrouwen in de landbouwsector van Zuid-Afrika”
Reacties zijn gesloten.