Brusselse vondelingen in Parijs

Vluchtelingen, backpackers, forenzen: bewegingsstromen domineren de sociale geschiedenis en de maatschappelijke actualiteit. Jonge Historici staat de komende weken stil bij het thema ‘Over de grens’, verplaatsingsverhalen in al hun gedaantes en facetten. Vandaag: Jasper Slob over Brusselse vondelingen in Parijs, oftewel de zaak Bassanet van 1761. 

Karel Alexander van Lorraine, gouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden, ontdekte in november 1761 een verontrustende praktijk in Brussel. Uit onderzoek van de Rijkspolitie bleek namelijk dat er Brusselse vondelingen werden vervoerd naar het vondelingenhuis in Parijs. Het vervoer werd door het Brusselse echtpaar Elisabeth Quoquidez en Jean-Baptiste Bassanet gefaciliteerd. Uit de verhoren bleek dat het echtpaar tussen de 25 en 29 kinderen naar Parijs hadden gestuurd in een periode van twee à vier jaar. Deze kinderen werden door de ouders zelf naar het echtpaar gebracht, nadat ze via advertenties in de krant of via doctors en vroedvrouwen van het echtpaar hadden gehoord.

Vondelingenkaart 1700 - 1799, Amsterdam Museum
Vondelingenkaart 1700 – 1799, Amsterdam Museum

Waarom stuurden ouders uit Brussel hun kinderen zo ver weg, terwijl de stad zelf een vondelingenhuis had? Als ouders het kind naar het Brusselse vondelingenhuis brachten, hadden ze nog een kans om het kind terug te zien. Ze konden bijvoorbeeld een gescheurd kaartje achterlaten bij het kind en zelf een deel bewaren, een algemeen gebruik in Europese steden. Als ze hun kind naar Parijs stuurden, was het echter geheel uit het beeld verloren.

Daarnaast was het vervoer van de kinderen was geen goedkope aangelegenheid. Het echtpaar vroeg twee gouden Louis per kind. Dit stond in die tijd gelijk aan veertig dagen werk van een ongeschoolde arbeider. Soms werd deze prijs door de doctors als vorm van liefdadigheid betaald, wanneer zij de ouders in contact brachten met het Brusselse echtpaar. Het bedrag was nodig om de zogeheten voituriers, de vervoerders van de kinderen, te betalen. Wanneer zij het kind hadden afgeleverd in Parijs namen zij een certificaat van aankomst in ontvangst voor de ouders in Brussel. De ouders hadden er dus zelfs geld voor over om de kinderen naar Parijs te laten vervoeren. Ze wogen wel een risico af, want ze wisten dat de reis gevaarlijk was. De vervoerders stonden niet voor niets bekend als faiseurs d’anges, engelenmakers.

Een belangrijke stimulans voor de ouders om toch hun kind naar Parijs te laten vervoeren was het beeld dat bestond van het Parijse vondelingenhuis. Het stond bekend als een georganiseerd huis, met genoeg middelen om de vondelingen te verzorgen. Dit vormde een grote tegenstelling met het Brusselse vondelingenhuis, dat een slechte reputatie genoot. Het geven van een betere toekomst aan hun eigen kind was dus een belangrijk motief. Het stadsbestuur van Brussel bleek deze praktijk bovendien te kennen en te gedogen om het eigen vondelingenhuis te ontlasten.

Het was bovendien ook veiliger voor de ouders om hun ongewenste kinderen naar Parijs over te brengen. Het Parijse vondelingenhuis nam namelijk alle kinderen op die achtergelaten werden in de vondelingenschuif. De ouders hoefden niet te vrezen dat ze opgespoord zouden worden. In Brussel bestond in het midden van de achttiende eeuw geen open beleid van het vondelingenhuis en konden de ouders opgespoord worden. Vooral wanneer het kind buitenechtelijk was, zou dit tot grote schande kunnen leidden.

Maar had het kind wel echt een betere toekomst in Parijs? Het beeld was positief, maar uit historisch onderzoek blijkt dat de realiteit grimmig was. 60 tot 80 % van de zuigelingen haalde het eerste levensjaar niet en gemiddeld haalde slechts één op de tien kinderen de leeftijd van tien. Het Parijse vondelingenhuis kon de grote stroom kinderen gewoonweg niet aan. Deze massacre des innocents, zoals het later genoemd zou worden, was niet bekend bij het brede publiek. De kinderen die naar het huis werden gestuurd gingen dus niet zo’n rooskleurige toekomst tegemoet, als de ouders in gedachten hadden.

Na voltooiing van het onderzoek stopte het vervoer van kinderen van Brussel naar Parijs. Het Brusselse echtpaar werd niet vervolgd, grotendeels omdat ze volgens het Rijk met goede bedoelingen hadden gehandeld. Elisabeth zou later, nadat haar man was overleden, nogmaals ondervraagd worden. Ze had in 1771 meermaals kinderen te vondeling gelegd bij het vondelingenhuis. Deze arrestatie en de daaruit volgende discussie leidde tot een van Rijkswege opgelegd gedoogbeleid ten aanzien van vondelingen. Het Brusselse vondelingenhuis had nu ook een open beleid. Na 1771 steeg het aantal vondelingen in Brussel daarom aanzienlijk. Brusselaren brachten hun kinderen weliswaar niet meer over naar Parijs, maar of ze in Brussel nu een betere toekomst hadden, was nog maar de vraag.

profielfoto LinkedInJasper Slob studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en Cultuurgeschiedenis na 1750 aan de KU Leuven, waar hij summa cum laude afstudeerde. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de vondeling in de Lage Landen in de achttiende en negentiende eeuw en houdt zich bezig met identiteitsgeschiedenis. Op dit moment is hij werkzaam als vrijwilliger bij het Amsterdam Museum bij de afdeling E-Cultuur.

Berichten gemaakt 1235

2 gedachten over “Brusselse vondelingen in Parijs

  1. Precies hierover heb ik mijn scriptie geschreven, heel interessant onderwerp 🙂

    1. Wat leuk om te horen! Dan ben je vast ook bekend met het artikel van Anne Winter over deze zaak. Ik heb veel van mijn column gebaseerd op haar artikel.

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven