Column | De Union Jack en Le Tricolore worden neergehaald

In de zomer en herfst van 1956 vond er een groot keerpunt in de geschiedenis van het imperialisme plaats. In die periode nationaliseerde de revolutionaire Egyptische president Gamal Abdel Nasser (r. 1956-1970) het Suezkanaal. Dit kanaal was hét symbool van het imperialisme in Egypte, omdat het diende als de aorta van de Britse en Franse imperialistische rijken. De nationalisering van het kanaal werd breed toegejuicht in de Arabische wereld. Maar terwijl er feest werd gevierd in de Arabische wereld, was de gezelligheid in Groot-Brittannië en Frankrijk ver te zoeken.

Een “Suez-Crisis” tussen Egypte en deze landen hing in de lucht. De gebeurtenissen tijdens deze crisis maakten het voor Groot-Brittannië en Frankrijk duidelijk dat er in de naoorlogse wereld geen plek meer was voor hun imperialistische beleid.

Nasser wil een dam, maar wordt tegengewerkt

Of het nationaliseren van het kanaal voor Nasser zelf ook een puur anti-imperialistische zet was, is maar de vraag. Nasser had financiering nodig voor de bouw van een dam in de Nijl, de inmiddels befaamde Aswandam. Deze dam zou worden gefinancierd door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De Amerikanen hoopten Nasser daarmee uit de invloed van de Sovjet-Unie te houden. Deze dreiging was reëel voor de Verenigde Staten omdat Nasser tussen 1954 en 1956 constant de Amerikaanse belangen in de weg zat. Ten eerste zorgde hij ervoor dat Egypte, Jordanië en Syrië uit het Bagdad-pact bleven, een alliantie die ten doel had landen in het Midden-Oosten in de Amerikaanse invloedsfeer te trekken. Nasser werkte dit pact tegen omdat hij het zag als een extensie van het Westers imperialisme.

Ten tweede had Nasser in september 1955 een wapendeal met de Sovjet-Unie gesloten, iets wat de Amerikanen grote zorgen baarde. Dus het besluit van de Amerikanen om de Aswandam deels te financieren moest een dubbel gevoel met zich mee hebben gebracht. Misschien is dat wel waarom de Amerikanen op 19 juli 1956 hun financiering introkken.

Als reactie hierop nationaliseerde Nasser het Suezkanaal. Het nationaliseren van het kanaal zou flink wat geld toevoegen aan de Egyptische staatskas. Geld dat Nasser goed kon inzetten voor de bouw van de Aswandam. Daarnaast kwam het Nasser ook nog goed uit dat het Suezkanaal hét symbool was van het Westers imperialisme in zijn land. Het was een financiële en symbolische overwinning voor Nasser.

Nasser zegt nee!

Na de nationalisering van het kanaal probeerde de internationale gemeenschap een vredige oplossing te vinden, maar Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël hadden geen baat bij een vredige oplossing, omdat ze bang waren dat ze een belangrijk strategisch knooppunt in hun imperialistische rijk zouden kwijtraken. Vertegenwoordigers van de drie landen hielden in oktober een geheim overleg in Sèvres. Hun doelen penden ze neer in een geheim protocol dat achter de ruggen van hun bondgenoten werd gesloten. Dit protocol kwam bekend te staan als het protocol van Sèvres.

Het protocol bestond uit drie stappen. Ten eerste zou Israël op 29 oktober de Kanaalzone binnenvallen. Ten tweede zouden de overheden van Frankrijk en Groot-Brittannië op 30 oktober aan Israël en Egypte verzoeken om hun strijd te staken en hun troepen tenminste 16 kilometer van het kanaal terug te trekken. Aan Egypte werd nog een extra verzoek gesteld, namelijk dat het Britse en Franse troepen op specifieke punten van het kanaal moest toestaan om zo de doorvaart van het kanaal te verzekeren. Ten derde zouden Groot-Brittannië en Frankrijk Egypte op 31 oktober aanvallen als het land niet akkoord ging met de verzoeken.

Parachutisten van de IDF graven zich in voor de Mitlapas tijdens de Suezoorlog.
Bron: Wikimedia, Picture taken by Abraham Vered for the IDF weekly “Bamahane”. CC3.0

Nasser ging niet akkoord met de verzoeken van Groot-Brittannië en Frankrijk, dus bleef hij het Egyptische leger inzetten om terug te vechten. De gevechten gingen door tot 7 november, toen Groot-Brittannië en Frankrijk akkoord gingen met het verzoek van de Verenigde Naties tot een wapenstilstand. De coalitie van Frankrijk, Groot-Brittannië en Israël boekten een militaire overwinning op Egypte, maar in de periode na de wapenstilstand zal het duidelijk worden dat de coalitie een pijnlijke politieke nederlaag had geleden.

Pijnlijk gezichtsverlies

Deze politieke nederlaag werd naar mijn mening prachtig blootgelegd op 16 januari 1977 in de Sunday Times. Toen stond de volgende zin over de Britse premier tijdens de crisis, Anthony Eden (r. 1955-1957),  in de krant:

He was the last British Prime Minister to believe that Britain was a Great Power and the first to confront a crisis which proved beyond doubt that she was not.

Sunday Times

De nederlaag hield dus in dat de Suez-Crisis bewees dat Groot-Brittannië geen wereldmacht meer was. Ik denk daarnaast dat je dit ook voor Frankrijk kunt zeggen. Maar waarom was dit het geval? Het antwoord ligt in de naoorlogse geopolitieke situatie. De invasie van de coalitie werd namelijk sterk veroordeeld door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Voor de Verenigde Staten speelde de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie een grote rol bij de veroordeling. Rond dezelfde tijd viel de Sovjet-Unie namelijk Hongarije binnen. Amerika kon deze invasie niet veroordelen en tegelijkertijd de invasie van haar bondgenoten goedkeuren. Daarnaast waren de Verenigde Staten ook bang dat Egypte en andere Arabische landen door deze westerse invasie in de invloedsfeer van de Sovjet-Unie zouden komen. De Verenigde Staten eisten dan ook dat de coalitie hun troepen moesten terugtrekken. Als ze dat niet deden dreigden de Verenigde Staten met economische sancties tegen haar bondgenoten. Ook startte Saoedi-Arabië een olie-embargo tegen Groot-Brittannië en Frankrijk. Ten slotte dreigde de Sovjet-Unie om militaire acties tegen Groot-Brittannië te ondernemen.

Het standbeeld van Ferdinand de Lesseps, ontwerper van het kanaal, wordt neergehaald.
Bron: Statue of De Lesseps, Wikimedia commons.

Door deze grote internationale druk trokken Frankrijk en Groot-Brittannië hun troepen in december 1956 terug. Israël deed hetzelfde in maart 1957. Een pijnlijk verlies voor de coalitie. Ik geloof dat dit een groot keerpunt is in de geschiedenis van het imperialisme. De oude imperialistische grootmachten Groot-Brittannië en Frankrijk werden succesvol op hun vingers getikt door landen die evident machtiger waren dan zij. De tijd van het imperialisme was op z’n retour. Dit zouden beide landen de rest van de twintigste eeuw nog meermaals ervaren.

Door Marcel Keurentjes.


Marcel Keurentjes (1995) volgt de master Colonial and Global History aan de Universiteit van Leiden. Binnen zijn master specialiseert hij zich in de geschiedenis en ontwikkeling van landen in de Niet-Westerse wereld. Hij is vooral gefascineerd door veranderingsprocessen binnen Niet-Westerse landen die ontstonden door eeuwen van contact, samenwerking en conflict tussen de kolonisten en de inheemse bevolking.

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven