Column | Onderzoek naar verrader familie Frank

Na ongeveer tachtig jaar speuren leek de verrader van Anne Frank en haar familie afgelopen week bekend. Een team onderzoekers, onder leiding van de voormalige FBI-agent Vince Pankoke, wees een Joodse notaris als de schuldige aan. De historische waarheid is echter, zoals altijd, genuanceerd.

Het was met veel bombarie dat afgelopen maandag het boek ‘The Betrayal of Anne Frank. A cold case investigation’ van de Canadese auteur Rosemary Sullivan werd aangekondigd. Sullivan beschrijft er het vijf jaar durende onderzoek in naar de schuldvraag die Nederland al sinds lang in de greep houdt.  Wie verraadde Anne Frank en haar familie aan de nazi’s in 1944? Het was volgens het onderzoeksteam Arnold van den Bergh, een notaris in Amsterdam, maar vooral: een Jood. Een spectaculaire onthulling, ware het niet dat de bewijslast nogal mager is.

Historici benadrukten al snel dat het bewijs neerkomt op slechts één document waarin Van den Bergh als schuldige wordt aangeduid. Intrigerend, maar het ontbreekt het document aan context. De oorspronkelijke versie is immers niet terug te vinden; de onderzoekers moesten het stellen met een overgetypte versie ervan. Die bleek dan wel afkomstig van de typmachine van Otto Frank, toch blijven er onbeantwoorde vragen, onder meer over wie het oorspronkelijke document dan opstelde. Het enige wat daar immers in staat is dat Van den Bergh de familie Frank heeft verraden, meer niet. Een hoop aannames zonder degelijke onderbouwing, dus.

Foute conclusies

Historici trekken de stelling dan ook in twijfel, er zijn simpelweg nog teveel lacunes. De Nederlandse historicus Bart Wallet (Universiteit Amsterdam), die onder meer de Joodse geschiedenis onderzoekt, tweette terecht over hoe onder meer de Joodse archieven over het hoofd werden gezien, maar ook over de onduidelijkheid rond hoe Van den Bergh eigenlijk aan het adres van de familie Frank was gekomen. De vele nog onbeantwoorde vragen hadden volgens hem te maken met het nogal politionele opzet van het onderzoek. Niet onlogisch; het onderzoek werd geleid door de voormalige FBI-agent Pankoke. Die had het expliciet over een ‘opsporingsonderzoek’, waarbij drie criteria van belang zijn: kennis, motief en gelegenheid. Als ware het een moordzaak.

Dat Pankoke, maar ook Sullivan, geen historici zijn, hoeft in se niet in de weg te staan van degelijk historisch onderzoek. Toch zijn de conclusies van het onderzoek resoluut te kort door de bocht en niet historisch te verantwoorden. Wallet benadrukte terecht hoe de onderzoekers ervan uitgingen dat, omdat Van den Bergh de oorlog overleefde, hij de verrader moet zijn geweest. Terwijl: waarom zou hij ook niet zijn ondergedoken? Informatie die de uitgesproken stellingen van de onderzoekers zowel kunnen onderbouwen als weerleggen ontbreken, onder meer doordat bepaalde bronnen niet bij het onderzoek werden betrokken. Toch beweert Sullivan in haar boek 95% zeker te zijn.

Dat wil uiteraard niet zeggen dat het gevoerde onderzoek geen meerwaarde biedt. De directeur van de Anne Frank Stichting noemde het een interessante vondst, maar had het al snel over ‘meer onderzoek’. Iets wat ook historicus Koen Aerts (Universiteit Gent) in het Vlaamse televisieprogramma De Afspraak beaamde. Ja, de theorie is intrigerend, maar er zijn onvoldoende argumenten om de beweegredenen van Van den Bergh te verklaren. Zoals steeds bij historisch onderzoek is nuance cruciaal, en moet ‘verder onderzoek’ een uitweg bieden.

De consternatie over het Joodse verraad plaatst evenwel ook een nieuw thema op de kaart. Joden konden ook andere Joden verklikken. Is dat dan een vorm van collaboratie? Of zelfbescherming? Het doet nadenken en nuanceert dergelijke termen. Tegelijkertijd contextualiseert het bepaalde beslissingen beter door rekening te houden met individuele omgevingsfactoren, zoals de enorme druk of angst waaronder Joden tijdens de Duitse bezetting moesten leven en waartoe dat kon leiden.

Overmoedige en onkritische berichtgeving

De historicus is steeds kritisch, en dus niet alleen voor de eigen discipline. De berichtgeving rond de bevindingen van het onderzoek liet ook steken vallen. Nick Davies, die ooit nog journalist voor The Guardian was, bedacht de term ‘churnalism’: artikels die niet meer dan een kopie van een persbericht zijn. Dat leek ook hier gebeurd te zijn: de marketingstrategie rondom het onderzoek, waar ook Aerts in De Afspraak naar verwees, miste z’n doel daardoor niet. De spectaculaire, dramatische onthulling van het Joodse verraad nam de bovenhand. Een nuance, kritische noot of navraag bij historici ontbrak. Zelfs The New York Times trapte in de val. Die marketingstrategie kreeg volgens Wallett de voorkeur boven een degelijke peer-review, die de nodige historische fouten en nuances had kunnen aanbrengen.

De koppen werden gedrukt, het spektakel was compleet. Het zegt iets over hoe geschiedenis vooral werkt wanneer het een spannend verhaal is. De nuance interesseert niet. Het scenario van de volgende Netflix-film is al geschreven. Geschiedenis is evenwel geen theaterstuk, en als het er al wel één was, dan wel één zonder einde. Los van wat Hayden White ook over een door historici aangebracht narratief schreef.

De bombarie botst zo met de essentie van de historische wetenschap: doorgedreven onderzoek – zoals  eigenlijk elke wetenschap. De historische waarheid ís net dat verdergezet onderzoek. Dat Pankoke betrokken was, zegt misschien wel genoeg: er moest een dader gevonden worden. Net terwijl geschiedenis niet normatief is en geen schuldige aanwijst, die interpretatie gaat voorbij aan historici.

De geschiedenis speelt zich af in het verleden, maar is tegelijkertijd nooit voorbij. Het historische onderzoek zet zich voort. De bevinding van het onderzoeksteam heeft vooral daarin z’n verdienste: het biedt een uitgangspunt voor een verdere studie en diept de kennis over de machtsomgang van de Duitse bezetter met de Joodse gemeenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog verder uit. Ook in de publieksgeschiedenis, bijvoorbeeld in musea of documentaires, mag daar meer aandacht voor zijn. Intussen blijft het dagboek van Anne Frank dienen als een onmisbare getuige van een geschiedenis die niet vergeten mag worden.

Door Jasper Snoeys.


Jasper Snoeys studeerde in 2021 af als historicus aan de KU Leuven. Hij is momenteel bezig met een vervolgopleiding ‘Master in de Journalistiek’ aan de Vrije Universiteit Brussel. Daarnaast is hij ook redactielid bij het Leuvense studentenblad ‘Veto’.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven