De directe en onkritische koppeling van nationalisme aan de geschiedkunde is al tweehonderd jaar een schandvlek op de historische wetenschap. Goede historici kunnen geen nationalisten zijn.
De conservatieve publicist Thierry Baudet wordt regelmatig aangeduid als historicus. In zijn nieuwe boek Oikofobie duidt hij de belangrijkste ‘ziekte’ van deze tijd: we lijden in Nederland massaal aan een angst voor het eigene; voor onze basis, ook wel onze oikos. De belangrijkste symptomen van deze ziekte: de verheerlijking van Europa, het Multiculturalisme en niet in de laatste plaats de vibrator. Baudet is zonder twijfel een gewiekst publicist met, naar mijn mening, gevaarlijke ideeën. Maar daar gaat het hier niet om. Als Baudet daadwerkelijk een historicus zou zijn, zou hij weten dat hij het verleden niet mag misbruiken voor politieke doeleinde.
Zoals Wilfred van den Poll en Ernst van de Hemel in Trouw al betoogden, winkelt Baudet overduidelijk selectief in de geschiedenis. Zijn de politionele acties, de slavernij en de eeuwenlange angst voor katholieken als derde colonne ook onderdeel van onze ‘eigenheid’? Natuurlijk niet, als conservatief historicus eet je slechts de krenten uit de pap. De rest kun je rustig laten staan.
Baudet schaart zich hiermee in een lange traditie. Al sinds het ontstaan van de geschiedkunde als wetenschap, in het Duitsland van de negentiende eeuw, zijn er historici die zich richten op het vinden van de wortels van de natie. Vandaag de dag lenen gerespecteerde Nederlandse historici hun naam en faam aan projecten die ‘de Nederlander’ weer in de drassige polder moet laten wortelen. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende canonprojecten, het Nationaal Historisch Museum en de huidige ‘viering’ van tweehonderd jaar koninkrijk. In plaats van het verleden te onderzoeken wordt de geschiedenis hier misbruikt voor een politiek doel: het aanwakkeren van een nationalistisch sentiment. De nationalistische geschiedschrijving werpt geen licht op de vorming van identiteit maar hult dit belangrijke historische proces juist in nevelen.
Identiteit
De ideeën van Baudet zijn verre van origineel. Zijn gebruik van obscure Griekse woorden herinnert direct aan een groep waar hij zich overduidelijk mee identificeert: Duitse denkers uit de jaren twintig en dertig met een niet zo zonnige kijk op de wereld. Een van hen is Oswald Spengler, die in zijn beroemde boek Der Untergang des Abendlandes (1923) stelt dat hij de laatste stuiptrekkingen van de Westerse mens meemaakt. Volgens Spengler wordt Kultur in rap tempo vervangen door Civilisation. ‘Beschaving’ is voor hem een vies (en in hoge mate typisch Frans) begrip: hun rationele interpretatie van de wereld heeft de mens doen afdrijven van zijn instinct, zijn creatieve impuls, en zijn eigenheid.
Dat klinkt vaag. En dat is het ook. Net als de Kultur van Sprengler heeft ook de oikos van Baudet een weinig concrete invulling. Het is voor Baudet in ieder geval duidelijk dat ‘ons’ eigene in het heden al verloren is gegaan. Hier komt de historicus in Baudet naar boven. De grachtenpanden uit de Gouden Eeuw, een Nederland zonder enge Marokkanen en vrouwen zonder vibrators: dat is volgens hem het echte Nederland.
Onderzoek naar identiteit is één van de belangrijkste taken van de historicus. In de laatste twintig jaar hebben historici gelukkig steeds meer oog voor de vorming van identiteit die zich niet binnen de grenzen van de natiestaat afspeelt. De stroming van het transnationalisme kijkt bijvoorbeeld naar de geschiedenis van emigranten en volken zonder natie, zoals Armeniërs en Joden. Daarnaast zijn transnationale structuren, zoals de EU, multinationale ondernemingen en NGO’s, de laatste vijftig jaar steeds belangrijker geworden voor ons zelfbeeld. Denk bijvoorbeeld aan de wereldwijde verspreiding van Coca-Cola en McDonalds, de bankencrisis van 2008 of de korte maar heftige impact van het milieu-activisme van Al Gore. Dit soort processen zijn geen ‘bedreiging’ voor onze identiteit, zoals Baudet beweert, of ‘goed’ of ‘slecht’. Het zijn wel enkele van de meest essentiële vormers van identiteit voor het huidige Nederland: de kaas en klompen van onze tijd. Iedere historicus die zonder de politieke bril van het nationalisme naar het verleden kijkt, zou tot deze conclusie moeten komen.
Het is belangrijk dat historici het oneigenlijke gebruik van de geschiedenis door Baudet afkeuren. De directe en onkritische koppeling van nationalisme aan de geschiedkunde is al tweehonderd jaar een schandvlek op ‘onze’ discipline. Het Abendland van Baudet is een conservatief sprookje: het heeft nooit bestaan en kan dus ook niet ten onder gaan. Als hij een historicus was, had hij dat geweten.
Thomas Smits (1988) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en promoveert aan de Radboud Universiteit op massamedia en de vorming van identiteit in de negentiende eeuw. Als redacteur heeft hij meegewerkt aan de bundel ‘Snelweg naar Rome. Een nieuwe generatie historici over het verleden’ die deze week bij Prometheus/Bert Bakker verschenen is.