De sprekende grafsteen van Fabius Hermogenes uit Ostia

Ieder jaar worden er weer honderden historische boeken uitgebracht. Maar ongeacht je interesse en de bestaande historiografie, primaire bronnen, in al hun soorten en maten, blijven essentieel voor geschiedkundig onderzoek. De komende weken keren we “Terug naar de bron,” en laten we Jonge Historici aan het woord over hun meest waardevolle historische bron. Deze week reconstrueert David van Alten een fascinerende familiegeschiedenis aan de hand van een Romeinse grafinscriptie. 

Een tekst in steen gegraveerd biedt de historicus een fascinerende mogelijkheid om direct te communiceren met het verleden. Het was tijdens de mastercursus Latijnse Epigrafie aan het KNIR (Koninklijk Nederlands Instituut Rome)  toen de uitdrukking Saxa Loquuntur, de stenen spreken, voor mij een belangrijke betekenis kreeg. Ik zal dit gevoel illustreren aan de hand van een Romeinse grafinscriptie uit de tweede eeuw, waarin een vader terugkijkt op het leven van zijn te vroeg gestorven zoon.

Hoe werden grafstenen in de Romeinse wereld gebruikt? In de eerste plaats was het voor Romeinen heel belangrijk om herinnerd te worden na de dood. Zo stonden de Romeinen jaarlijks negen dagen in februari stil bij de dierbaren die hen waren ontvallen. Tijdens deze dagen van de Parentalia lag een groot deel van het publieke leven stil. Men ging op bezoek bij de graven van de overledenen om er giften te brengen en met elkaar te eten. Sommige grafstenen zijn zelfs door middel van kleine buisjes verbonden met de overblijfselen onder de grond, om zo letterlijk met de overledenen te dineren. De tekst op de grafsteen van een zekere Pollio, zoon van Cnaeus, verwijst hier bijvoorbeeld ook naar: Omdat het mijn lot is hier te slapen en hier altijd te blijven, drink ik des te gulziger door in mijn graf (CIL 12, 5102).

In de tweede plaats was een grafsteen een belangrijk communicatiemedium. De meeste inscripties spreken de lezer heel direct aan, soms op een macaber humoristische wijze.  “Reiziger, wat jij bent, was ik ook; wat ik nu ben, zullen we allen zijn. Atarbius” (CIL 8, 9913). De grafinscriptie van een onbekende negentienjarige inwoner van het Romeinse rijk luidt:  “met mensen is het net zo gesteld als met citroenen: of ze vallen als ze rijp zijn, of ze worden onrijp geplukt”(CIL 12, 533/B 465). Blijkbaar vonden er ook regelmatig ongure activiteiten plaats, aangezien het grafschrift van Vibius Felix uit de tweede eeuw luidt: “Wanneer je klaar bent met lezen, waarschuw ik je: geen vandalenstreken! Wil het opschrift niet stelen en mijn lijk bezoedelen. (…) Wanneer je dit gelezen hebt, schenk de wijn uit!” (CIL 6, 36537/B 2164).

Het aantrekkelijke aspect van inscripties als bronsoort vind ik het feit dat we te maken hebben met tastbare herinneringen uit het verleden. Daarbij hebben we de tekst zoals hij is opgesteld echt in handen, wat bij tekstuele bronnen uit de oudheid nog maar de vraag is door het eeuwenlange overleveringsproces. Daarnaast vind ik het een aansprekende bronsoort, omdat het in sterke mate de mogelijkheid biedt om de wereld van de ‘gewone’ Romein te leren kennen. Het is de Romeinse elite wiens klassieke teksten we kunnen lezen en van wie we de overgeleverde gebouwen bewonderen. Inscripties echter bevatten vaak waardevolle biografische gegevens van de moeilijk te traceren middenklasse die in hun sterk ontwikkelde traditie van grafinscripties allerlei informatie prijsgeven over hun carrières, sociale status en religie.

Een voorbeeld  daarvan zien we ook terug bij de eerdergenoemde grafsteen uit de belangrijke havenstad Ostia, gelegen nabij Rome aan de Tiber. De marmeren inscriptie van twee meter is gevonden tijdens opgravingen te Ostia in 1909. De inscriptie is opgesteld door zijn vader Fabius Eutychus. Hij was een lokale ambtenaar en voorzitter van een belangrijk collegium van Ostia, een soort gilde van timmerlieden. De inscriptie van Eutychus past in de context van een grote sociale revolutie die gaande was rond de tweede eeuw in Ostia. Oudhistoricus Russel Meiggs stelt namelijk dat er in deze periode een nieuwe elite opstond, een  nouveau riche, die zich afzette tegen de gevestigde elite die teerde op de eeuwenoude adellijke familietitels. Van vader Eutychus staat vast dat hij de adellijke titel van eques (ridder) niet mocht kopen, doordat hij een slavenverleden had. Met zijn opgebouwde vermogen deed Eutychus er alles aan om zijn zoon wel hoger op de sociale ladder te doen klimmen. Uit de inscriptie blijkt dat hij Hermogenes bijvoorbeeld heeft laten adopteren door een welgestelde senatorenfamilie. Het was een gebruikelijk dat welvarende ouders door middel van adoptie hun zonen konden laten toetreden tot een hogere sociale orde.

Hoewel Hermogenes dus nog relatief jong stierf (25-30 jaar oud), kreeg hij een aantal prominente eerbewijzen van de stad Ostia. Hermogenes had zich in zijn korte carrière blijkbaar al verdienstelijk ingezet voor Ostia. Zo vermeldt de inscriptie bijvoorbeeld dat hij als eerste en enige theaterspelen had betaald in de functie van priester van de vergoddelijkte Hadrianus. Ook had hij inmiddels zijn eerste politieke baantje in de hoofdstad Rome als secretaris bemachtigd. De gemeenteraad, waarin hij zelf plaatshad, betaalde voor hem een publieke begrafenis en een ruiterstandbeeld op het Forum. Vanuit het geld dat vader Eutychus op zijn beurt als dank hiervoor schonk aan de stad, werd vervolgens bepaald dat elk jaar op de verjaardag van Hermogenes vaste bedragen aan aanwezige bestuurders zouden worden geschonken, op het Forum aan de voet van het geschonken standbeeld.

De locatie van het grafmonument voor Hermogenes valt ook op. Eutychus had een van de meest prominent zichtbare plekken gekocht op de meest populaire begraafplaats, vrijwel direct aan de Porta Romana, de belangrijkste ingang van Ostia. Bij al deze zaken valt op hoe ze gericht zijn op het publiekelijke aspect van het herinneren van het leven van Hermogenes. Het is een goed voorbeeld van families in het Romeinse rijk die via grafstenen hun sociale posities tentoonspreidden. Natuurlijk was het voor de rouwende Eutychus in de eerste plaats belangrijk om voor zijn zoon een waardig graf te laten maken. In de vele voorbeelden zien we echter ook dat het voor Eutychus blijkbaar ook belangrijk was om de sociale positie van zijn zoon te benadrukken, om te laten zien dat hij zijn familiestatus had laten toenemen: van slaaf tot de op één na hoogste burgerstand.

Bronverwijzingen

L. Bouke Van der Meer, Ostia Speaks; Inscriptions, buildings in Rome’s main port (Leuven 2012).

Russel Meiggs, Roman Ostia (Oxford 1960, sec. ed. 1973).

Vertaling van de hierboven geciteerde inscripties zijn van Ivo Gay, Dis Manibus, Grafschriften uit het Oude Rome  (Baarn 1994).

De catalogusnummers van de inscripties verwijzen naar het Corpus Inscriptionum Latinarum (CIL).  

 

David van altenDavid van Alten (1990) studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht met een minor Antieke Cultuur. Tijdens de Onderzoeksmaster ‘Ancient studies’ specialiseerde hij zich in de geschiedenis van het Romeinse rijk. Voor zijn scriptie over Romeinse religie in de westelijke provincies deed hij onder andere drie maanden onderzoek in Rome. Na het behalen van een tweede Master leraar Geschiedenis en staatsinrichting eerstegraads, is David per september 2015 aangesteld bij de Universiteit Utrecht als PromoDoc. Daarin combineert hij een onderwijskundig promotieonderzoek naar flipping the classroom met het doceren van geschiedenis op een middelbare school.

Berichten gemaakt 1264

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven