Vandaag, op 27 januari, herdenken we de Holocaust en de miljoenen mensen die tussen 1933 en 1945 slachtoffer werden van het naziregime. Het is vandaag 74 jaar geleden dat het grootste concentratie- en vernietigingskamp van het Derde Rijk, Auschwitz, door het Rode Leger werd bevrijd. In die 74 jaar is er in Duitsland geen moment geweest waarin er niet bij de Holocaust werd stilgestaan. Er zijn talloze monumenten opgericht en ieder jaar staat Duitsland meerdere keren stil bij de wandaden van het Derde Rijk. Maar vooral één uitspraak heeft de openbare (West-)Duitse herdenkingscultuur, hun Vergangenheitsbewältigung, gekenmerkt: ‘Dit nooit meer’ – we mogen dit nooit vergeten.
Nu, bijna driekwart eeuw na de bevrijding van Auschwitz, is het interessant om de omgang met de Holocaust in de Duitse samenleving onder de loep te nemen. Op welke manier is er, ondanks de herinnering, vandaag de dag nog sprake van antisemitisme in Duitsland?
‘Een vlekje vogelpoep’
Sinds de opkomst van de rechts-nationalistische partij Alternative für Deutschland (AfD) in 2011 is de partij veel in het nieuws geweest. De NOS berichtte op 15 januari nog dat de Duitse veiligheidsdienst onderzoekt of de AfD vanwege bepaalde vermeend antisemitische uitspraken als geheel onder toezicht moet worden gesteld, en op 23 januari kwam Reuters met het nieuws dat AfD-leden uit een sessie van het Beierse parlement waren weggelopen nadat een Holocaustoverlevende de partij er in een toespraak van beschuldigde de misdaden van de nazi’s niet serieus te nemen. Daarnaast zei Alexander Gauland, medeleider van het AfD en lid van de Bundestag, in september 2017 dat het naziverleden slechts ‘een vlekje vogelpoep’ is op de hele Duitse geschiedenis, en dat Duitsland ook trots kon zijn op de prestaties van de Wehrmacht, zoals ook andere landen trots op hun legers waren.
Dit soort uitspraken past in een grotere trend die als doel heeft het Duitse slachtofferschap in de Tweede Wereldoorlog uit te vergroten. Een andere bekritiseerde uitspraak komt van AfD-er Björn Höcke, die in januari 2017 zei dat de Duitsers het enige volk ter wereld waren dat een ‘monument van schaamte’ in de eigen hoofdstad had geplaatst – waarbij hij doelde op het Holocaustmonument –, en dat een ‘draai van 180 graden’ nodig was ten opzichte van het Duitse Tweede Wereldoorlog-verleden. De uitspraken van Gauland en Höcke veroorzaakten een storm van kritiek zowel in Duitsland als daarbuiten, maar ook binnen de eigen partij. Hieruit kan worden afgeleid hoe gevoelig het verleden nog ligt in de huidige Duitse samenleving, en hoe moeilijk politiek en samenleving het vinden om met zulke onverbloemde uitspraken om te gaan.
De Toilettenaffäre
Er zijn ook groeperingen aan de linkerkant van het politieke spectrum die met antisemitisme geassocieerd worden. Met name de partij Die Linke wordt in de media nogal eens van antisemitisme beschuldigd; vaak in het kader van het Israël-Palestinaconflict. Een voorbeeld is de zogeheten Toilettenaffäre uit 2014. Drie Linke-politici hadden twee antizionistische journalisten uit de VS en Canada uitgenodigd om op 9 november in de Bundestag te komen spreken over de ‘oorlogsmisdaden van Israël’.[1] Toenmalig fractievoorzitter Gregor Gysi lastte dat bezoek echter op het laatste moment af, waarna de twee journalisten hem tot in de toiletten van de Bundestag achtervolgden om hem ‘te confronteren met de waarheid over Israël’ en te vragen waarom ze niet welkom waren. Een filmpje van deze confrontatie verscheen online, waarna de Bundestagleden die de journalisten hadden uitgenodigd, publiekelijk onder vuur kwamen te liggen vanwege het uitnodigen van de journalisten, en vanwege antisemitische uitlatingen en handelingen die ze zouden hebben gedaan. Er zijn na deze affaire geen andere grote incidenten geweest waarin Die Linke werd verbonden aan antisemitisme, maar de partij heeft het imago niet van zich af kunnen schudden.
Online antisemitisme
Een nieuwe dimensie in het uitdragen van antisemitisme is het internet. Iedereen kan, vaak met bepaalde afstand of zelfs anoniem, nieuwsberichten delen en erop reageren. Vaak komt hier weinig zelfcensuur aan te pas. Dit kan leiden tot een normalisering van extremistisch gedachtegoed, waaronder antisemitisme. Met name nieuws over het Israël-Palestinaconflict leidt tot een verhoogd aantal antisemitische reacties. Dit online-aspect is een wezenlijk verschil met de tijd van het Derde Rijk, mede omdat spanningen tussen joden en de andere volkeren in het Midden-Oosten toentertijd niet of nauwelijks een rol speelden in Europees antisemitisme.
Ook Duitse joden ervaren de toenemende verharding van de samenleving waar zij deel van uitmaken: in een enquête uit 2017 onder Duitse joden door het Institut für interdisziplinäre Konflikt- und Gewaltforschung, is gebleken dat 47% van de ondervraagden vreest dat het antisemitisme in hun land in de komende jaren zal toenemen. 76% noemt daarbij antisemitisme als het grootste probleem in de Duitse samenleving. Van alle vormen van antisemitisme ziet 87% van de ondervraagden bovendien online antisemitisme als de meest problematische variant. Deze zorgen zijn niet per se ongegrond: vooral in voormalig Oost-Duitsland is de afgelopen vijf jaar het aantal antisemitische voorvallen, zowel intimidatie op straat als fysieke aanvallen en het vernielen van joodse winkels, restaurants, religieuze gebouwen en monumenten, toegenomen. Zowel de AfD als Die Linke behalen proportioneel meer stemmen in Oost-Duitsland. Een verklaring die hier vaak voor gegeven wordt, is dat de economie van de voormalige DDR nooit helemaal op het niveau van het westen van het land is gekomen, en dat de Oost-Duitsers zichzelf achtergesteld zouden voelen tegenover zowel West-Duitsers als ‘nieuwkomers’. Meer onderzoek naar een al dan niet bestaande relatie tussen deze zaken zou echter zeer welkom zijn.
Vergangenheitsbewältigung nog altijd relevant
Wat opvalt, is dat de discussie rond antisemitisme samen lijkt te hangen met de opkomst van de AfD en, breder gezien, de opkomst van nationalistische en soms zelfs extreemrechtse partijen in Europa en daarbuiten. In Duitsland veroorzaakt dit een ongemakkelijke en felle discussie die samenhangt met de discussie over de vorm die de Vergangenheitsbewältigung in het heden, nu er bijna geen overlevenden, daders of ooggetuigen meer in leven zijn, dient te hebben. Welke nadruk moet worden gelegd op de herdenking en schulderkenning van de Holocaust, en welke op het slachtofferschap van Duitsers in de Tweede Wereldoorlog? Deze discussie ligt in Duitsland zeer gevoelig en er bestaat geen eenduidig antwoord op deze vraag. Maar zolang de wandaden van het naziregime in de nationale herinnering blijven en de slachtoffers worden herdacht, blijft de discussie in elk geval op gang.
Door Emmalien Meijer.
Bron foto header: het ‘Auschwitz monument’ Wertheimpark Amsterdam, via Flickr, CC BY 2.0.
Emmalien Meijer (1993) is masterstudente Holocaust and Genocide Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Haar interesse gaat uit naar conflicten en genocides in de twintigste eeuw, met name in Duitsland, en naar perpetrator studies en herinneringscultuur. Momenteel werkt ze aan haar masterscriptie over de Duitse herinneringscultuur in de jaren ‘90.
[1] 9 november is in Duitsland een beladen dag, en wordt ook wel Schicksalstag genoemd. Hoewel de Berlijnse muur op die dag in 1989 viel en de laatste Duitse keizer, Wilhelm II, op die dag in 1918 aftrad, overheersen connotaties met het naziregime. Op die dag vonden namelijk ook zowel de Hitlerputsch (in 1923) als de Kristallnacht (in 1938) plaats.