Emiel Picard: De Vendée-oorlog

Emiel Picard

Samenvatting

Genocide of burgeroorlog? Een heikel vraagstuk… Zo ook wat de Vendée-oorlog (1793 – 1796) betreft. In dit conflict tussen de Franse republikeinse regering en de royalistische opstandelingen sneuvelden duizenden Vendéans – op het slagveld, onder de guillotine en voor het vuurpeloton. De gewelddadige aard van dit conflict resoneert in de historiografische discussie omtrent de Vendée-oorlog: historici (onderverdeeld in de republikeinse blues en de royalistische blancs) beschuldigen elkaar van bronvervalsing, giswerk en haatstokerij. In Genocide of burgeroorlog? analyseert Emile Picard op feilloze wijze beide standpunten om vervolgens tot een afgewogen oordeel te komen in dit sublieme onderzoek. Een aanrader voor zowel blues en blancs als iedere historicus!

Download de PDF

Emiel Picard (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

Iedere middelbare scholier en geschiedenisstudent leert over de Franse Revolutie (1789). De verhalen over hoe de Franse bevolking in opstand kwam tegen koning Lodewijk XVI (1754 – 1793) en de edelen, de bestorming van de Bastille, liberté, egalité en fraternité voor iedereen; het is vaste prik in het curriculum. Wat echter een vrijwel onbesproken aspect van de Franse Revolutie is, is de opstand in de Vendée (1793 – 1796). In dit deel van West-Frankrijk begon een conflict met aan de ene kant de republikeinen en de revolutionaire regering en aan de andere kant de royalisten en de katholieke kerk. De strijd tussen deze partijen resulteerde in een gruwelijk (en omvangrijk) bloedbad: het geschatte dodenaantal ligt tussen de 117.000 en 450.000 Vendéans.
In eerste instantie stelde de bevolking van de Vendée zich afwachtend op ten opzichte van de Revolutie. Na verloop van tijd bleken echter enkele ontwikkelingen van de Franse Revolutie niet langer te verdragen. Zo werd de katholieke kerk steeds harder aangepakt door de nieuwe regering. Ook het feit dat de koning werd onthoofd, was moeilijk te verkroppen voor de (royalistische) Vendéans. Onder invloed van het absolutisme, waarbij de heerser een haast goddelijke status heeft onder zijn onderdanen, had de koning voor de katholieken namelijk een belangrijke positie verworven. Daarnaast werden priesters vervolgd en gildes afgeschaft. De uiteindelijke reden die de bevolking daadwerkelijk in opstand liet komen – de druppel die de emmer deed overlopen –, was de levée en masse: de verplichte militaire dienst. De jonge Republiek reageerde snel op de opstand in de Vendée door troepen naar het gebied te sturen. Op 1 augustus 1793 werd generaal Jean-Baptiste Carrier (1756 – 1794) door de nieuwe regering in Parijs gevraagd om vrede af te dwingen in de Vendée. Dit wilden ze bereiken door met harde hand op te treden. In de beginfase van de opstand wisten de Vendéans winst te boeken op de republikeinse troepen. Echter, door het gebrek aan een uniforme militaire strategie en cohesie binnen het leger en de verdedigende houding van de Vendéans, verloren de troepen hun voorsprong.
De Vendée-oorlog is belangrijk voor de Vendéans, omdat deze gebeurtenis de cultuur, het karakter en het nationaliteitsbesef heeft gevormd van de regio’s Pays de la Loire en het noordelijke deel van Poitou-Charente. Het culturele en nationalistische gewicht van dit conflict maakt dat de Vendéans tegenwoordig nog steeds strijden voor erkenning door de Franse regering van de – in hun ogen – genocide, die zou hebben plaatsgevonden. Hierdoor speelt de Vendée-oorlog tot op de dag van vandaag in de Franse politiek een rol. Zo zijn zelden hoogwaardigheidsbekleders uit Parijs in de Vendée te vinden (buiten de ambtenaren die zelf uit de Vendée komen) en heerst onder de Vendéans een wantrouwen richting Parijs. Een goed voorbeeld van de diepe onvrede en woede van de Vendéans over de Vendée-oorlog – en de actuele waarde van deze historische gebeurtenis –, is de toespraak die de Franse presidentskandidaat Philippe de Villiers (1949) hield tijdens een bezoek aan Armenië. De Villiers, voorzitter van de Conseil Général de Vendée (het provinciebestuur) en Europees parlementslid, eiste dat de Franse autoriteiten officieel de door de Franse revolutionairen gepleegde genocide zouden erkennen. De Villiers, zelf afkomstig uit de Vendée, deed onder andere de volgende ferme uitspraak over de opstand in de Vendée: ‘Zoals in Armenië in 1915, heeft mijn streek, de Vendée, een genocide gekend in 1793. En evenzeer als de Armeense genocide is de genocide in de Vendée nooit erkend.’
De laatste paar jaar is het debat over de Vendée-oorlog weer opgelaaid; wetenschappers zijn opnieuw naar de Vendée-oorlog gaan kijken, maar komen niet tot een eenduidige conclusie over de aard van het conflict. Het vraagstuk dat in dit debat centraal staat is: in hoeverre kan worden gesproken van een genocide? Is de opstand niet eerder te typeren als een burgeroorlog? In dit onderzoek wordt dit historiografische debat onder de loep genomen en de ware aard van de Vendée-oorlog voor het voetlicht gebracht.

1 Genocide

Alvorens in dit onderzoek kan worden behandeld of de Vendée-oorlog een genocide was of een burgeroorlog, zal eerst de definitie van genocide worden vastgesteld. In dit onderzoek wordt de definitie gebruikt, die door de Verenigde Naties is gepubliceerd/opgesteld in 1948. Alle landen die lid van de Verenigde Naties zijn, erkennen deze definitie. Hieronder valt ook Frankrijk, waardoor deze definitie aansluit bij de van origine Franse discussie over de ware aard van de Vendée-oorlog.

In het verdrag van de Verenigde Naties is de volgende definitie van genocide gegeven:

‘Een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:
– het doden van leden van de groep;
– het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
– het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;
– het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
– het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.’

Een belangrijk deel van de definitie is de zinsnede: ‘Gepleegd met de bedoeling om (…) geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen.’ Hieruit blijkt namelijk dat wat de genocidepleger met zijn acties¬/daden beoogt, een centrale voorwaarde is van de kwalificatie genocide. Waarom zijn de intenties van de genocidepleger van belang? Reynald Secher (1955), de belangrijkste voorstander van de kwalificatie genocide voor de Vendée-oorlog, draagt een controversieel document aan als bewijs voor genocide, dat direct te maken heeft met bovenstaande zinsnede. Het document/bewijs is de brief van de revolutionaire generaal Joseph François Westermann (1751 – 1794) aan de centrale regering. Hierin schrijft hij: ‘There is no more Vendée, Republican citizens. It died beneath our free sword, with its women and its children. I have just buried it in the swamps and woods of Savenay. Following the orders you gave to me, I who, those at least, will bear no more brigands. I have not a single prisoner to reproach myself with. I exterminated them all.’ De authenticiteit van deze brief wordt weliswaar in twijfel getrokken, maar indien deze brief authentiek is, dan is hier duidelijk sprake van genocide. Echter, de Franse staat zegt dat de daden van de revolutionairen niet kunnen worden bestempeld als genocide; het waren acties tegen opstandelingen die niet moesten worden uitgemoord, maar enkel in het gareel moesten worden gebracht. Dit valt echter te betwijfelen aangezien de represailles van de republikeinse regering niet alleen de opstandelingen van de Vendée troffen. Ook de bewoners die de republikeinse regering steunden, moesten het namelijk ontzien, zo stelt Adam Jones. Het volgende opmerkelijke punt uit de definitie van de Verenigde Naties heeft van doen met geboortebeperking. Dit is ook terug te zien in de brief van generaal Westermann. Hij zegt immers dat de vrouwen geen ‘brigands’ meer kunnen baren (brigand is een benaming voor criminelen, tegenwoordig specifiek toegepast op de Vendéans). Oftewel, vrouwen kunnen geen brigands meer baren, waardoor het ‘ras’ van de Vendéans zou uitsterven. Er bestaan meerdere soortgelijke brieven zoals de brief van generaal Westermann. Zo werd een andere brief, naar aanleiding van Westermanns bericht over de vernietiging van de Vendée, gestuurd aan de eerder genoemde Jean-Baptiste Carrier. In deze brief stond vermeld dat Westermann de Vendée had vernietigd en de grond had gereinigd. Op 11 december 1793 schreef generaal Carrier ook een brief, deze was gericht aan het Comité voor Publieke Veiligheid te Parijs. Hierin bepleitte Carrier dat de Vendéans moesten worden uitgeroeid – absoluut en totaal. Een andere briefschrijver was generaal Bard, die vermeldde dat hij zijn mannen om twintig ‘brigandhoofden’ per dag had gevraagd voor zijn eigen ‘vermaak’. Tot dusver had hij deze ook gekregen…
Zoals uit bovenstaande brieven blijkt, behoorde oorlogsgeweld tot de dagelijkse gang van zaken. Een goed voorbeeld hiervan is de tactiek die generaal Louis Marie Turreau (1756 – 1816) bedacht, genaamd ‘colonnes infernales’, beter bekend als ‘verbrande aarde’. Op 6 februari 1794 kreeg Turreau een bericht van de regering waarin stond dat hij enkel de brigands moest uitroeien. Uit het feit dat Turreau daarna tweemaal op het matje is geroepen vanwege zijn buitensporige gruweldaden, kan worden geconcludeerd dat hij ver over de scheef is gegaan.
Het aantal moordpartijen en executies in deze periode, kan ook worden beschouwd als buitenproportioneel; zelfs als het rumoerige karakter van de periode (de twee hoogtijdagen van executies en ander oorlogsgeweld zijn onderverdeeld in La Terreur à Nantes en La Terreur en Anjou), in ogenschouw wordt genomen, is het aantal executies hoog. Na de Slag bij Savenay (1793) werden bijvoorbeeld duizenden Vendéans gevangen genomen in Nantes. Binnen twee maanden werden zesentwintighonderd van deze gevangenen gefusilleerd (met een record van tweehonderd executies op één dag). Dit bleek echter niet te voldoen aan de eisen van de revolutionairen. Generaal Carrier hield daarom ‘mariages républicains’. Meerdere mensen werden aan elkaar vastgebonden, evenals hun benen. Vervolgens werden de vastgebonden gevangen in het water gegooid en op deze manier verdronken zij. Er zijn tussen de zeven à elf van deze georganiseerde verdrinkingen geweest. Bij de verdrinkingen, verdronken drie- tot vierhonderd gevangenen per keer. Tijdens de drie maanden dat generaal Carrier in Nantes verbleef, zijn tussen de twaalf- en dertienduizend mannen, vrouwen en kinderen geëxecuteerd door fusillades, verdrinkingen en de guillotine.
Bij La Terreur en Anjou springt een gelijkenis in het oog met de bloedbaden in Nantes. In Anjou arriveert ook een grote stroom gevangen, maar vooral vrouwen die zijn veroordeeld voor activiteiten die als contrarevolutionair werden bestempeld. Hieronder viel bijvoorbeeld moeder zijn van een revolutionair en weigering van jurydienst bij een rechtszaak. In totaal zouden in het gebied rond Anjou elf- à vijftienduizend doden vallen, waarvan zevenduizend werden gefusilleerd of onthoofd en tweeduizend à vijfentwintighonderd overleden in hun cel.
Schrikbarend is de vreugde waarmee de republikeinen de gruweldaden uitvoerden. Zo zegt een vertegenwoordiger van de republikeinen in Nantes over de verdrinkingen van de gevangenen: ‘Mijn vriend, ik informeer u met plezier dat de brigands grondig zijn vernietigd.’ Typerend voor de ongepaste vreugde waarmee de moorden gepaard gingen, is de volgende praktijk: de republikeinen vonden het plezierig om de lichamen van hun tegenstanders vol te stoppen met explosieven om deze vervolgens tot ontploffing te brengen, zodat de lichamen volledig ‘verdwenen’.
Een ander voorbeeld van de schokkende gruweldaden uit de Vendée-oorlog levert Felix Deniau, schrijver van het omvangrijke Histoire de la Guerre de la Vendée (1911). Hij vertelt hoe een oude priester het tempo van de andere gevangenen niet meer kon bijhouden. Een ongeduldige republikeinse soldaat die de gevangenen bewaakte, stak de priester met zijn bajonet in zijn zij en vroeg vervolgens een kameraad hetzelfde te doen. De soldaten staken de oude priester tot deze stierf.

Al met al moet worden geconcludeerd dat de Vendée-oorlog een genocide was indien enkel naar de eisen van de Verenigde Naties wordt gekeken. Vooral de punten van geboortebeperking en het doden van ‘leden van de groep’ komen duidelijk naar voren in de hierboven besproken correspondentie/bronfragmenten. De vele moordpartijen en executies, opgezet door de republikeinse ambtenaren en generaals, leveren hiervan het verdere bewijs. Zoals Adam Jones (1963) – auteur van het toonaangevende Genocide: a comprehensive introduction (2010) – schrijft werd geen onderscheid gemaakt tussen republikeinen en opstandelingen: de Vendéans moesten volledig worden uitgeroeid. Dit was ook het bericht dat generaal Turreau ontving: roei uit die brigands. De generaal sloeg hierin zover door dat de regering hem meerdere malen op het matje riep om verantwoording af te leggen voor zijn daden. Andere briefwisselingen tussen republikeinse generaals als Carrier en Westermann en de centrale regering tonen aan dat alles draaide om het uitroeien van de Vendéans – van onderdrukken of ‘heropvoeden’ was geen sprake. Om kort te gaan, doordat de generaals en ambtenaren handelden tegen één groep (namelijk de Vendéans in het algemeen), met als doel uitroeiing van deze bepaalde groep, is hier sprake van genocide.
Desondanks blijft de motivatie achter de gruweldaden in de Vendée-oorlog een twistpunt onder historici. Dit komt vooral omdat de authenticiteit van essentiële documenten/bronnen niet is te waarborgen. Met name tegenstanders van de beoordeling van de Vendée-oorlog als genocide gebruiken dit argument. Dit onder de noemer: alleen als je het zeker weet, mag je het genocide noemen. In het volgende hoofdstuk wordt hier verder op ingegaan.

2 Burgeroorlog

In het voorgaande hoofdstuk is gekeken naar de definitie van genocide. Om te kunnen vaststellen of de Vendée-oorlog kan worden bestempeld als een genocide, moet eerst de andere optie in overweging worden genomen. Oftewel, was dit conflict niet eerder een burgeroorlog dan een genocide?
In tegenstelling tot genocide, bestaat voor burgeroorlog geen eenduidige definitie. De Verenigde Staten, de NAVO en de Verenigde Naties hebben bijvoorbeeld allemaal verschillende definities/eisen gesteld aan het predicaat burgeroorlog. De Verenigde Naties hanteren zelfs geen definitie, enkel eisen. Desondanks wordt in dit onderzoek dit pakket eisen gebruikt, omdat dit door alle lidstaten wordt erkend (vanzelfsprekend inclusief Nederland en Frankrijk). De eisen zijn opgetekend tijdens de Geneefse Conferentie in 1949 en luiden als volgt:

– De opstandige partij moet een deel van het land in handen hebben;
– De opstandelingen moeten de facto autoriteit over een gebied hebben;
– De opstandelingen moeten enige vorm van erkenning hebben als strijders;
– Legale regering is verplicht om beroep te doen op de reguliere strijdkrachten tegen opstandelingen georganiseerd als militaire strijdkracht;
– Beide partijen moeten zich houden aan de regels die tellen voor krijgsgevangenen.

Hieronder wordt besproken, aan de hand van bovenstaand eisenpakket, in hoeverre de situatie in de Vendée kan worden bestempeld als een burgeroorlog. Wat de eerste twee eisen betreft: in de Vendée-oorlog hadden de opstandelingen een deel van het land in handen, namelijk de Vendée, daarbij hadden zij de facto autoriteit over dit gebied. Uit welke partijen bestond deze de facto autoriteit? Allereerst bestond deze uit de aanwezige kerkelijke ambtenaren. De kerkelijke ambtenaren hadden zich tegen de republikeinen gekeerd vanwege de strenge regels die de republikeinse regering hen had opgelegd. Aangezien de Vendéans erg katholiek waren, luisterden zij goed naar deze ambtenaren. Ten tweede was er de adel, die ook getroffen was door de nieuwe republikeinse wetten. De al arme en zwakke adel in de Vendée, kwam door deze wetten bijna compleet zonder macht te zitten. Daarom zijn het ook vooral de edelen geweest die de troepen aanvoerden en hieraan hun naamsbekendheid ontleenden. Grote namen van de royalisten waren Henri du Vergier graaf van La Rochejaquelein (1772 – 1794) en Charette de la Contrie (1763 – 1796). Als laatste resteren de ambtenaren die ervoor kozen, niet meer naar de nieuwe republikeinse regering in Parijs te luisteren. Kortom, de Vendéans hadden dus daadwerkelijk, tot op zekere hoogte, een ‘geordende’ macht/regering.
De opstandelingen werden al snel erkend als strijders. Dit was onder meer te danken aan het feit dat milities waren gevormd die de grenzen van het gebied verdedigden tegen de binnenkomende troepen van de republikeinse regering. Deze milities gingen zelfs op campagne in het gebied buiten de Vendée om aanvallen uit te voeren op de republikeinen. De erkenning nam toe toen enkele edelen de opstandelingen wisten te groeperen tot de Armée catolique et royale; een leger dat redelijk lang stand wist te houden en zelfs overwinningen wist te boeken. Kortom, het staat buiten kijf dat de opstandelingen werden erkend als strijders. En hiermee wordt voldaan aan de derde eis die de Verenigde Naties stellen aan een burgeroorlog. Aangaande de vierde eis: als reactie op de onlusten stuurde de republikeinse regering (de legale regering van Frankrijk) troepen om de Vendéans te bestrijden. De gestuurde troepen waren de reguliere strijdkrachten van de Franse regering, en zij vochten tegen de opstandelingen, die, zoals hierboven bleek, moeten worden beschouwd als een georganiseerde, militaire strijdkracht. Oftewel, aan de vierde eis van de Verenigde Naties wordt door de Vendée-oorlog ook voldaan. De laatste eis die wordt gesteld aan een burgeroorlog, is hier niet van toepassing (‘Beide partijen moeten zich houden aan de regels die tellen voor krijgsgevangenen’). Het feit dat deze eis pas is opgesteld in 1899, duidt op zijn té moderne karakter om toepasbaar te zijn op een gewapend conflict van ruim een eeuw eerder. Daarom is ervoor gekozen om deze laatste eis te laten vervallen.

De historicus Peter McPhee is een groot aanhanger van de Vendée-oorlog kwalificeren als een burgeroorlog, en niet als een genocide. Zo ziet hij – in tegenstelling tot Secher – de (burger)oorlog als een oorlog tegen royalisten uit de Vendée, in plaats van Vendéans in het algemeen. Dit is echter discutabel, want als wordt gekeken naar de tegenaanval van de Franse regering, dan wel de represailles, werden vrijwel alle Vendéans geraakt door het militaire geweld. Niet slechts de royalisten. Kortom, dit argument van McPhee is lastig houdbaar. Niet alle argumenten van McPhee zijn even gemakkelijk te begrijpen, maar dat geldt gelukkig niet voor zijn volgende argument: op het moment dat de republikeinse campagne tegen de opstandelingen eindigde, eindigde ook de gruweldaden in de Vendée. Hieruit moet worden geconcludeerd dat indien de regering daadwerkelijk de uitroeiing van de Vendéans voor ogen had, zij waren doorgegaan tot de laatste Vendéan was omgebracht. Een ander argument dat McPhee aandraagt om te laten zien dat de Vendée-oorlog niet voldoet aan de genocide-eisen van de Verenigde Naties, bestaat uit het feit dat, volgens hem, genocide een eenzijdige massamoord is waarbij de staat (of een andere groep met autoriteit) een andere groep probeert uit te roeien. McPhee vindt dat de Vendéans zich ook schuldig hebben gemaakt aan massamoorden. Hierom voldoet de Vendée-oorlog niet aan McPhee’s voorwaarde van eenzijdigheid, waardoor het predicaat genocide niet toepasbaar is. Bovendien zegt McPhee dat de Vendée-oorlog niet voldoet aan Kurt Jonassohns definitie van genocide. Dit terwijl Jonassohn in zijn boek Genocide and gross human rights violations (1998) schrijft dat in het geval van de Vendée sprake is van genocide, omdat dat duidelijk vermeld staat in de orders van meerdere generaals en enkele decreten van de overheid.
Timothy Tackett (1945), als historicus verbonden aan de Universiteit van Californië, ziet de kwestie weer anders. Hij beschouwt het verloop van zaken in de Vendée als een tragische burgeroorlog, waarin beide kampen misdaden begingen. In andere woorden, de Vendéans waren niet minder schuldig dan de republikeinen als het aankomt op oorlogsmisdaden en -geweld.
Een argument van de voorstanders van de bestempeling genocide, is anders te interpreteren. Het gaat om het argument dat de Vendéans die het eens waren met de republikeinse ideologie, ook slachtoffer werden van gruweldaden. In het vorige hoofdstuk bleek dat de pro-genocide partij beweert dat dit werd gedaan door de republikeinen omdat zij de gehele Vendée-bevolking wilden uitroeien. De pro-burgeroorlog partij claimt echter dat als de Vendée-oorlog een genocide zou zijn, de republikeinse Vendéans buiten schot zouden zijn gebleven. Immers, anders zouden de republikeinen hun medestanders uit de weg ruimen, degenen die juist hun opvattingen en ideeën deelden en daardoor niet behoorden tot de groep die de republikeinen wilden ‘uitroeien’.

Al met al moet worden geconcludeerd dat de Vendée-oorlog voldoet aan voldoende eisen van de Verenigde Naties om te worden bestempeld als een burgeroorlog. De Vendéans hadden immers daadwerkelijk een deel van het land in handen waarin ze tevens de autoriteit hadden. De opstandelingen kregen daarnaast erkenning als strijders, onder andere doordat hun strijdkrachten als brigands en Armée catholique et royale werden betiteld. Daarbij wisten zij, onder leiding van de edelen en priesters, een geordend leger uit de grond te stampen, dat werd ondersteund door een functionerend ambtenarenapparaat. Slechts aan de eis aangaande krijgsgevangen is niet voldaan, maar die is, zoals reeds vermeld, na overweging niet meegenomen in deze afweging.

3 Historiografie en debat

Allerlei factoren bemoeilijken de discussie over de Vendée-oorlog. Ten eerste zijn daar de problemen met de bronnen. Veel documenten zijn tijdens de onlusten verdwenen en/of verloren. Daarbij bestaan nauwelijks statistische documenten over de Vendée en evenzo zijn de overgeleverde correspondenties tussen generaals en de republikeinse regering, evenals correspondenties tussen personen in het algemeen, schaars. Dit tekort aan documenten maakt het doen van onderzoek problematisch, soms slechts afgewogen giswerk, waardoor de geloofwaardigheid van historische analyses daalt.
Een goed voorbeeld van het bronnendilemma is Secher. In zijn boek The Vendée: a French genocide (2003), presenteert hij talloze cijfers over de populatievermindering in de Vendée en het aantal huizen dat is verwoest gedurende het conflict. Secher beschikt echter niet over harde feiten. Zijn berekening van het aantal doden heeft hij verkregen door de bevolkingsregisters van voor de oorlog te vergelijken met de registers van 1803. Natuurlijk, in de registers van 1803 ontbreken de mensen die zijn omgekomen in de oorlog, als soldaat dan wel als burger, maar oorlogsslachtoffers is niet de enige variabele: mensen kunnen simpelweg door ouderdom zijn gestorven, of gevlucht voor al het oorlogsgeweld. In Sechers simpele berekening blijven deze andere factoren achterwege. Het is daarom niet verwonderlijk dat (onder andere) de historicus Hugh Gough van University College Dublin Secher beschuldigt van historisch revisionisme. In andere woorden: Secher probeert de geschiedenis voor te stellen op een manier die zijn ideeën en theorieën ondersteunt. Dit doet hij bijvoorbeeld door belastende informatie niet te vermelden in zijn werk. Een ander discussiepunt/probleem aangaande de bronnen is de authenticiteit van bepaalde documenten. Juist de belangrijke documenten, zoals de brief van Westermann, worden op het gebied van authenticiteit in twijfel getrokken. Degenen die de authenticiteit van dit document in twijfel trekken, zeggen dat op het moment waarop deze brief werd geschreven, generaal Westermann duizenden gevangenen had. Kortom: waarom zou hij schrijven dat hij geen enkele gevangene in leven had gelaten? Daarbij zouden de moordpartijen tegen de wil ingaan van de republikeinse regering.

Een tweede factor die de discussie over de Vendée-oorlog beïnvloedt, is de verdeling van Vendée-historici in twee kampen. Onder geschiedschrijvers bestaat een tweedeling binnen de opvattingen over de Vendée-oorlog. Die twee kampen zijn ontstaan in de 18e eeuw en worden verdeeld in “bleus” (dit zijn de voorstanders van de term burgeroorlog; “blues” staat voor de bijnaam die de republikeinen hadden te danken aan hun blauwe uniformen), en de “blancs” (de voorstanders van de term genocide, naar aanleiding van de witte uniformen van de royalisten). Een ander onderscheid tussen beide partijen is dat de “bleus” zich vooral richten op archieven en de “blancs” de nadruk leggen op orale geschiedvertelling. Tot op de dag van vandaag wordt iedere historicus die zich met dit onderwerp bezigt, ingedeeld in een van beide categorieën; dit keurslijf beïnvloedt in zoverre de discussie over de oorlog dat zij weinig ruimte openlaat voor andere, genuanceerdere interpretaties.
De Vendée-oorlog bleef een lange tijd een onbeduidend onderwerp in de Franse geschiedschrijving. Pas in 1986 ontstond meer aandacht voor het onderwerp. Dit kwam vooral doordat Sechers boek in het Engels werd vertaald, maar ook doordat hij de Franse republikeinse regering beschuldigde van genocide. Hij kreeg al snel bijval van Pierre Chaunu (1923 -2009). Deze twee historici waren/zijn de twee voornaamste voorstanders van de term genocide en vormen daarmee de harde kern van de “blancs”. Hun grootste tegenstanders zijn de historici Peter McPhee, Jean-Clément Martin (1948) en François Lebrun (1923). Martin heeft zich het hardst gekeerd tegen Sechers standpunten. Hij beschuldigt Secher ervan essentiële informatie achterwege te laten en met nummers te goochelen.

De derde factor die van invloed is op de discussie over de Vendée-oorlog heeft van doen met het feit dat veel informatie wordt gewonnen uit orale bronnen. Nog steeds leven de verhalen over de daden in de Vendée namelijk voort onder de lokale bevolking. Een sterke orale historie, kenmerkend voor de Vendée, houdt dit in stand. Maar deze verhalen zijn doordrenkt van een duidelijke mening. Zo gaan zij voornamelijk over de moordpartijen. Natuurlijk, in de verhalen zit een kern van waarheid, maar de objectiviteit is meestal ver te zoeken. Hierdoor zijn deze verhalen op geschiedkundig-wetenschappelijk niveau niet bruikbaar. Toch moeten deze verhalen worden gebruikt voor geschiedkundig-wetenschappelijke onderzoeken. Immers, voor de rest bestaan nauwelijks bronnen die hiervoor kunnen worden aangewend.
Als laatste factor is daar dat de bestempeling van daden als genocide of burgeroorlog, in iedere situatie, een delicaat probleem oplevert. Immers, niet alleen is de scheidslijn uiterst dun, maar de formuleringen zijn daarbij vaag. Tevens is een intentie van een daad moeilijk te achterhalen. Vooral in het geval van de Vendée-oorlog, een periode waarover maar weinig bronnen zijn overgeleverd. Niettegenstaande kan weliswaar met zekerheid worden gesteld dat de Vendée-oorlog een burgeroorlog was, maar wanneer is een bepaalde groep van de bevolking daadwerkelijk een groep? Dit zijn punten waarover wetenschappers geen overeenstemming kunnen bereiken.

Al met al moet worden geconcludeerd dat de Vendée als onderwerp aan verscheidene problemen onderhevig is en door verschillende factoren wordt beïnvloed. Zo zorgt het bronnenprobleem vooral voor twijfels over de authenticiteit van het te gebruiken materiaal (en logischerwijs de conclusies die hieraan worden verbonden). Hierdoor beschuldigen wetenschappers elkaar snel van giswerk. Ook kunnen door al deze twijfels over het bronnenmateriaal essentiële vragen over dit conflict niet worden beantwoord. Dit bemoeilijkt ieder onderzoek naar de Vendée-oorlog. Verder moet worden vermeld dat al vanaf de 18e eeuw wetenschappers worden onderverdeeld in de “bleus” en “blancs”. Deze halsstarrige indeling laat andere, meer afgewogene visies geen ruimte. Daarbij is de scheidingslijn tussen genocide en burgeroorlog vaag en moeilijk te begrijpen. De intentie van de dader is waar het in principe om draait, maar dit is tegelijkertijd moeilijk te achterhalen zonder betrouwbare bronnen.

Conclusie

In dit onderzoek zijn de begrippen en de eisen aan zowel genocide als burgeroorlog bekeken en vergeleken, en hieruit is gebleken dat de Vendée-oorlog zowel een genocide als een burgeroorlog is geweest. Het is echter een misvatting dat beide begrippen niet naast elkaar kunnen bestaan. Indien die misconceptie overboord wordt gezet, kan worden geconcludeerd dat de Vendée-oorlog een uit de hand gelopen burgeroorlog is geweest; een burgeroorlog die zo erg uit de hand is gelopen, dat het een genocide werd. En daarmee een niet te misverstane genocide: de republikeinen maakten geen onderscheid meer tussen republikeinse Vendéans of de royalistische Vendéans, iedereen in de Vendée moest het ontgelden. De Vendéans moesten worden uitgeroeid: kinderen en zwangere vrouwen werden om het leven gebracht, alles om de ‘brigands’ te stoppen. Executies, gruweldaden en moordpartijen behoorden in deze periode tot de dagelijks gang van zaken. Het ging zelfs zover dat de Franse regering soms een generaal op het matje moest roepen om hem op zijn vingers te tikken.
Uit menig correspondentie tussen de republikeinse regering en de generaals, valt op te maken dat het een doelgerichte actie is geweest om de Vendée te vernietigen en uit te roeien. Door veelvoudig gebruik te maken van termen als, ‘uitgeroeid’, ‘vermoord’, ‘geen kinderen meer kunnen krijgen’, wordt voldaan aan de doelstelling die voor de kwalificatie van genocide noodzakelijk is. Ook de vreugde waarmee de generaals berichten over hun daden, is toch zodanig te begrijpen als doden met de intentie om de Vendéans uit te roeien. Daarnaast is, zoals hierboven al is aangekaart, geen onderscheid gemaakt tussen de Vendéans door de republikeinen. Dit ondanks dat veel Vendéans de republikeinen steunden in hun ideologie en daden. Toch werden ook deze het slachtoffer van de daden van de republikeinen. Aan de andere kant, voorstanders van de term burgeroorlog zien dit laatste argument anders. Als in de Vendée daadwerkelijk sprake is geweest van een genocide, zo claimen zij, dan hadden de republikeinen niet de Vendéans uit de weg geruimd die dezelfde ideologie erop nahielden. In feite komt dit neer op een meningsverschil over de exacte definitie van een genocide.
Het is niet de bedoeling dat de term burgeroorlog volledig van de tafel wordt geveegd. Genocides spelen zich vaak af tijdens (of binnen) een burgeroorlog. In zekere zin kan hier daarom worden gesteld dat de Vendée-genocide onderdeel was van de overkoepelende Vendée-burgeroorlog. Het verschil zit hem in het doelgericht vermoorden, met de intentie tot uitroeiing van de bevolking.

Het Vendée-conflict heeft te kampen met een bronnenproblematiek. De authenticiteit van de essentiële bronnen voor deze historische periode is in het geding. Zo moet de cruciale brief van Westermann met het nodige wantrouwen worden benaderd. Juist met dit document staat of valt immers de kwalificatie als genocide… Hierbij zijn veel andere bronnen verloren gegaan dan wel vernietigd tijdens het conflict. Dit heeft tot gevolg dat duidelijke cijfers over het aantal doden, gevangenen en vluchtelingen tijdens het conflict ontbreken. Hierdoor is het slecht gissen naar het daadwerkelijk aantal overledenen; zowel voor het complete conflict als voor de individuele executies en moordpartijen. In het licht van dit alles is te constateren dat dit onderwerp nog lang niet is afgesloten. Sterker nog, meer onderzoek naar de contrarevolutie in de Vendée is van belang, want op die manier kunnen de onduidelijkheden over dit conflict aan de kant worden geschoven. Dit nieuwe onderzoek zal ontstaan doordat een nieuwe generatie historici de vurige discussies tussen de “bleus” en de “blancs” blijft aanwakkeren.
Als laatste moet het maatschappelijke belang van historisch onderzoek naar de Vendée-oorlog worden aangestipt. Het is namelijk weliswaar in zekere mate acceptabel dat de huidige Franse regering de gebeurtenissen in de Vendée (nog) niet als genocide wil bestempelen, maar zij moeten zeker de optie openlaten of op zijn minst grondig laten onderzoek. Immers, de oorlog in de Vendée heeft het historisch besef van de Vendéans in grote mate gevormd, en als het op dit soort invloedrijke gebeurtenissen aankomt, is het boven tafel halen van de waarheid essentieel om misverstanden en wrok geen kans te geven.


Literatuurlijst

Chaunu, P., La Vendée après la terreur, la reconstruction (Parijs 1997).

Daileader, P., French historians 1900-2000: new historical writing in twentieth-century France (Wiley 2010).

Dupuy, R., La République jacobine; terreur, guerre et gouvernement révolutionnaire, 1792-1794 (Parijs 2005).

Gough, H., ‘Genocide & the bicentenary: the French Revolution and the revenge of the Vendée’ in: Historical Journal, 30.4 (1987) 977–88.

Guépin, A., Histoire de Nantes 1839 (1992).

Hussenet, J., Détruisez la Vendée! (2007).

Jonassohn, K. en Solveig Bjeornson, K., Genocide and gross human rights violations (Transaction Publishers 1998).

Jones, A., Genocide, an comprehensive introduction (Abingdon 2006).

Martin, J., Contre-révolution, révolution et nation en France, 1789-1799 (Seuil 1998).

Martin, J., La Vendée et la Révolution. Accepter la mémoire pour écrire l’histoire (Parijs 2007).

McPhee, P., ‘A review of Reynald Secher, A French Genocide’ in: H-France Review, 4.26 (2004).

Secher, R., A French genocide: the Vendée (Notre Dame, Indiana 2003).

Tackett, T., French historical studies (2001).

Berichten gemaakt 1260

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven