In de periode 1850-1873 kende de Nederlandse koopvaardijvloot een flinke achteruitgang. Dit alarmeerde een zestal Kamerleden in Den Haag. Onder leiding van Johannes Tak van Poortvliet dienden zij een voorstel in om via een parlementair onderzoek deze achteruitgang te onderzoeken. Deze parlementaire enquête kennen we nu als de Scheepvaartenquête van 1874. Met een ruime meerderheid werd dit voorstel in 1874 aangenomen door de Tweede Kamer. Binnen een jaar was het onderzoek afgerond en werden de bevindingen van de enquêtecommissie gepresenteerd. De commissie verhoorde voor haar onderzoek 83 getuigen en maakte daarnaast gebruik van statistieken. Het eindrapport van de enquêtecommissie gaf een somber beeld van maritiem Nederland. De koopvaardijvloot was in sterkte flink afgenomen; er was te lang vastgehouden aan de zeilvaart, stoomvaart was nauwelijks nog ontwikkeld, de scheepsbouw kwijnde, er was een gebrekkige maritieme infrastructuur (vaarwegen naar zee, spoorwegen en havenvoorzieningen) en ook over het Nederlandse maritiem onderwijs werden harde noten gekraakt. In de maritieme geschiedschrijving is dit algemene, sombere beeld lange tijd leidend geweest. In dit onderzoek probeer ik dit beeld te nuanceren. Ik doe dit door de belangrijkste conclusies van de Scheepvaartenquête te toetsen aan een regio, in dit geval Dordrecht. Ik heb onderzoek gedaan naar de Dordtse zeevaart, scheepsbouw, rederijen, maritiem onderwijs, vaarwegen naar zee, de spoorwegen en tot slot het Dordtse Zeemanscollege. De resultaten van mijn onderzoek wijzen uit dat het beeld geschapen door enquêtecommissie inderdaad enige nuancering behoeft. Voor verdere toelichting verwijs ik graag naar mijn scriptie.
EERST DE LONGREAD LEZEN? DEZE VIND JE HIER!