Een van de vele vrouwen die bij de notaris haar goede eer wilde bewijzen was Adriana Jacobs Vermeulen. Op verzoek van de Rotterdamse Adriana verklaarden Cornelis Huijbregtsz en Neeltje Willems op 17 december 1720 bij de notaris dat Adriana een goede én bovenal een eerbare vrouw was. De reden voor Adriana om dit vast te laten leggen bij de notaris was het feit dat haar man, Jacob Pietersz van het Hoff, op dat moment in het buitenland verbleef. Adriana was zeker niet de enige vrouw in deze periode die alleen achterbleef wanneer haar man aanmonsterde bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Het feit dat Adriana alleen was, zorgde echter al snel voor de nodige roddels. Was ze wel trouw aan haar man? Verdiende ze de kost op een eerlijke en vooral eervolle manier? ‘Hard’ bewijs was nodig om deze geruchten de kiem in te smoren.
Eer en oneer waren aan de orde van de dag in de schaamtecultuur van het achttiende-eeuwse Noord-Europa, zo ook in Rotterdam en Delfshaven. Vooral situaties van oneer vonden hun weg naar de notaris en de daar opgemaakte verklaringen. Het rechtzetten of bewijzen van de goede eer bij de notaris was een veel gebruikt instituut om je eer te redden. In deze hechte gemeenschappen kon je eer gemaakt of gebroken worden door je eigen toedoen, maar ook door de vele roddels en achterklap van anderen.
In de hedendaagse historiografie wordt seksuele eer voor vrouwen als belangrijkste neergezet. Aan de hand van deze traditionele literatuur zouden deze vrouwen die hun goede eer wilden bewijzen, alleen verwijzen naar hun seksuele eer. Voor deze vrouwen wordt er zoals zal blijken, onterecht voorbijgegaan aan andere elementen van hun eer zoals de economische aspecten. In dit essay zal ik door middel van attestaties van achttiende-eeuwse Rotterdamse en Delfshavense vrouwen een kritische blik werpen op vrouwelijke eer en de conceptualisaties hiervan. Een herziende kijk op eer nodig is om een beter begrip te krijgen van de complexe betekenis van eer voor de vroegmoderne vrouw.
Traditioneel beeld van vrouwelijke eer
Eer kan gezien worden als een evaluatie van de persoonlijke reputatie bepaald door de buitenwereld.[1] Deze informele sociale controle van eer kan daarmee omschreven worden als een handelsmiddel: de erehandel.[2] Eer en reputatie hadden naast de sociale gevolgen, ook grote invloed op de werking van de vroegmoderne economie; de cultuur van de valuta en het krediet.[3] Krediet was net zoals het principe van eer van enorme waarde in de vroegmoderne maatschappij en verwees naar de hoeveelheid vertrouwen in de economie van een maatschappij. Dit bestond uit het beoordelen of iemand betrouwbaar was, bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van de buren. Betrouwbaar zijn werd als een gemeenschappelijke deugd gezien in de vroegmoderne periode.
In de traditionele kijk op eer, zoals omgeschreven door bijvoorbeeld Lotte van de Pol en Manon van der Heijden, zit vanuit de hedendaagse secundaire literatuur een duidelijke genderspecifieke kijk ingebed.[4] Soile Ylivuori wijst dit aan als een groot kritiekpunt, deze kijk afkomstig uit de achttiende eeuw is namelijk bepalend voor hoe eer heden ten dage geconceptualiseerd is in de traditionele literatuur.[5] Voor mannen zou vooral de economische eer van belang zijn geweest. Dit uitte zich in de beroepseer en betrouwbaarheid. Voor vrouwelijke eer zou daarentegen alleen de seksuele eer van belang zijn, dat wil zeggen de seksuele staat van een vrouw. Voor een man wil dit gegeven echter niet zeggen dat overspel geen gevolgen had voor hun eer. Wel wordt er gesteld door Lotte van de Pol dat de gevolgen voor vrouwen bij het beschadigen van hun seksuele eer vele malen groter zou zijn: ‘Alleen als eerlijk persoon was men een volwaardig lid van de stedelijke gemeenschap’.[6]
Als we de traditionele literatuur volgen dan zou haar eerlijkheid, verwijzend naar haar eer, voornamelijk gemaakt en gebroken kunnen worden op basis van haar seksuele eer. Voor de niet-seksuele kant van de vrouwelijke eer is duidelijk, en zoals zal blijken onterecht, minder aandacht.
De slechte eer van iemand binnen de gemeenschap, maar bovenal je eigen partner, kon ook jouw eer schaden. Waar wij tegenwoordig liever niet de vuile was van ons privéleven buiten hangen, liet Teunis Steenman in 1705 tot in details weten waarom zijn vrouw geen eerbare vrouw te noemen was. Teunis laat een attestatie opmaken waaruit naar voren kwam dat zijn vrouw niet voldeed aan haar huishoudelijke taken als vrouw.[7] Teunis meende dat zijn vrouw zo dronken was dat ze haar taken niet kon vervullen en dat zij de kinderen sloeg. De slechte reputatie van zijn vrouw had ook invloed op de eer van Teunis. Hij liet een attestatie opmaken om de negatieve situatie vast te leggen, maar ook om duidelijk te maken dat er over hem het tegendeel te zeggen was. Er werd verklaard dat Teunis ‘van gedrag te sijn, zoo als van een eerlijk man kan gesegt worden.’[8] Hiermee wekte Teunis de indruk dat ondanks het slechte gedrag van zijn vrouw, hij een man van eer was en niks misdaan had. Zo beschermde hij zijn positie en eer binnen de gemeenschap. Hij wilde niet geassocieerd worden met het oneerbare gedrag van zijn vrouw en wilde zelf wel als eerlijke man bekend staan binnen zijn gemeenschap.
Een hernieuwde kijk op eer is nodig om een beter begrip te krijgen van de betekenis van dit concept voor vrouwen. Zo komen in de zaak van Teunis en zijn vrouw al enige aspecten naar voren die niet binnen de context van de traditionele historiografie te plaatsen zijn. Zo werd er gezegd dat zijn vrouw niet eerbaar te noemen is omdat ze niet voldoet aan de taken van een huisvrouw. Met andere woorden, haar slechte gedrag zoals beschreven door Teunis, had niks met de seksuele staat van zijn vrouw te maken. In de historiografie wordt echter onvoldoende aandacht besteed aan de niet-seksuele aspecten van de vrouwelijke eer.
Hernieuwde kijk op vrouwelijke seksuele eer
Het ideaalbeeld van eer uit de gemeenschap kon sterk afwijken van wat een vrouw als persoonlijke eer ervoer en wat voor haar van belang was. Daarnaast werden vrouwen, zoals uit de Rotterdamse notariële verklaringen blijkt ook beoordeeld op de sociale en economische aspecten van eer. Om verschillende redenen is het idee van vrouwelijke eer in de geschiedschrijving achterhaald: zo wordt deze vrouwelijke eer gekoppeld aan seksualiteit en is er een duidelijke genderideologie ingebed in de toetsing van deze vrouwelijke eer. Daarnaast is de vrouwelijke eer gedefinieerd op basis van situaties van oneer.[9] Dit is moeilijk te ontwijken omdat er in bronnen pas duidelijk over eer wordt gesproken als de vrouw in kwestie deze verdedigde bij de notaris. Het is wel mogelijk om aan vormen van eerbare situaties te komen wanneer men oplettend zoekt naar vrouwen in de notariële attestaties. Er zijn namelijk verklaringen te vinden waarin de vrouwen lieten opstellen waarom zij als eerlijk en eerbaar te beschouwen waren. Tot zekere hoogte kloppen deze aannames dus, maar door verder te kijken zien we dat deze vrouwelijke eer veel meer omhelst en een stuk complexer is dan in veel onderzoeken omtrent eer naar voren komt.
Onderzoek naar vrouwelijke eer in Engeland door Ylivuori toont aan dat de fysieke kuisheid en dus de seksuele reputatie in de praktijk helemaal niet zo belangrijk was zoals in theorie gesteld wordt.[10] Getuigschriften van de lagere vrouwelijke bevolking, zoals gebruikt voor dit onderzoek, vormen een interessante bron om het idee van vrouwelijke eer te herzien. Deze getuigschriften werden opgesteld bij de notaris in opdracht van een persoon. Door situaties van oneer te analyseren en vervolgens te gebruiken om eer als concept te vormen, krijgen we een vertekend beeld. Deze oneer is namelijk een spiegel van de heersende normen en waarden die in de ogen van de buitenwereld zijn bepaald. In situaties van schelden en roddels zien we over het algemeen dat een vrouw vaak werd uitgemaakt voor ‘hoer’, omdat dit het ergste was voor vrouwen om genoemd te worden. Voor een man was ‘dief’ enorm onterend vanwege hun belang voor economische eer.
In deze situaties van oneer is duidelijk de traditionele genderspecifieke kijk op eer terug te vinden. Toch is deze manier heersend in onderzoek naar eer binnen de geschiedenis. Het is belangrijk volgens Ylivuori om in het achterhoofd te houden dat eer altijd om een performatieve vorm van eer ging. Performatief wil zeggen dat wat je uitdraagt niet waar hoeft te zijn, maar het erom gaat dat anderen erin geloven. Dat maakt eer ook een verraderlijk iets in de gemeenschap: een roddel over de buurvrouw kon, waar of niet waar, haar hele eer aantasten. Het was dan ook noodzaak om je eer zo snel mogelijk door bewijs en ondersteund door getuigen te herstellen, het zij bij de notaris of in de gemeenschap zelf. Al met al het liefste in het openbaar.
Zoals eerder beschreven in het geval van Adriana probeerde zij door middel van een verklaring de roddels over zichzelf de kop in te drukken en haarzelf neer te zetten als een eerbare vrouw. Er is echter ook een voorbeeld waaruit blijkt dat er niet licht om werd gegaan met roddels en dat de performatieve kant van eer hier ook een grote rol in speelde. De reputatie van degene die roddels aan het verspreiden was speelde ook mee in de geloofwaardigheid van deze roddels. Adriaene Altshoorn en Jan van der Gaag hadden samen Maria Ligthart en haar familie uitgescholden voor hoeren en dieven.[11] Bij de notaris verklaarden zij dat dit ten onrechte was.[12] We zouden kunnen stellen dat dit echtpaar roddelde, omdat zij onware praatjes verspreidde. Deze roddelaars die (indien dit bewezen kon worden) ‘onware’ praatjes verspreidde, verloren hun waardering in de gemeenschap.[13]
Deze roddels konden veel invloed hebben op de reputatie van anderen, of op de eer van de verteller zelf zoals in deze situatie. Het verspreiden van lasterlijke praat zorgde niet voor steken bij de uitgescholden familie, maar bij zichzelf. Ook dit voorbeeld laat de complexiteit zien van de werking van eer. Het is niet zo zwart-wit zoals het vaak geschetst wordt in onderzoeken. Het is moeilijk om alleen al voor de seksuele kant van vrouwelijke eer een eenduidig beeld te geven. Het traditionele beeld van vrouwelijke seksuele eer is niet voldoende om vrouwelijke eer te kunnen duiden.
De complexiteit van vrouwelijke eer
Het is duidelijk dat de seksuele reputatie centraal stond in de genderideologie van de vroegmoderne periode en de manier waarop wij kijken naar vrouwelijke en mannelijke eer heeft beïnvloed. Door het performatieve aspect van eer, is het een complex fenomeen om te onderzoeken. De kijk op de persoonlijke seksuele eer van een vrouw blijkt dus voorzien te moeten worden van nieuwe kritieken. Doordat deze genderideologie zich stand wist te houden tot de huidige tijd, zijn historici voorbijgegaan aan het belang van de niet-seksuele eer van vrouwen. Eer op basis van sociale en economische elementen is een combinatie die zelden wordt genoemd in de literatuur omdat de eer van vrouwen zoals duidelijk is geworden, doorgaans gekoppeld werd aan seksuele elementen.
In de notariële verklaringen zijn daarentegen ook enkele aanwijzingen te vinden dat vrouwen wel degelijk sociale en economische elementen betrokken in hun eer. Bijvoorbeeld, veel vrouwen verklaarden in hun attestaties dat zij eervolle huisvrouwen waren. Het vrouwelijke aandeel aan het huishouden en/of werk gaf de vrouw een gevoel van sociale identiteit en zelfwaarde waar vervolgens ook het gevoel van eer aan verbonden was.[14] Het feit dat deze vrouwen refereerden naar hun aandeel in het huishouden en/of werk laat zien dat niet-seksuele eer ook een rol speelde onder de vrouwen zelf. Een voorbeeld hiervan is de verklaring van Maria Blenkvliet. In deze bron komt naar voren dat zij zich manifesteerde op het gebied van niet-seksuele eer: ‘met eere verdiene zij haar kost’.[15] Vanwege deze verklaring is het aan te nemen dat Maria trots was op het feit dat zij op een eerlijke manier de kost verdiende en daar haar persoonlijke eer aan ontleende. Een andere attestatie waar de niet-seksuele kant van eer bij een vrouw naar voren komt, betreft die van 28 maart 1712. De attestatie was op verzoek opgesteld door Heiltje Jansdr de Grient en Pieter van der Linde.
Door getuigen werd verklaard dat Heiltje bij een ruzie met Jannetje en Barber ervan werd beticht 500 gulden van een wijnverkoper gestolen te hebben.[16] Jannetje betichtte Heiltje er daarnaast van dat ze van dit geld leefde en Barber dat Heiltje ‘op een oneerlijke manier en met haar jat de kost hadden verdient’.[17] Het oneerlijk de kost verdienen lijkt terug te verwijzen naar het stelen van het geld waar Heiltje vervolgens van zou leven. Het woord oneerlijk heeft dan niets te maken met de seksuele eer van Heiltje, maar met de betrouwbaarheid van Heiltje. Dus met haar manier van geld verdienen, dat is wat haar eerbaar maakt. De seksuele eer van Heiltje komt niet eens ter sprake.
Het overgrote deel van de attestaties die verwijzen naar de eer van vrouwen is echter niet duidelijk onder de noemer te plaatsen van seksuele, maar tevens ook niet onder niet-seksuele eer. In het Stadsarchief van Rotterdam zijn uit de vroege achttiende eeuw veelvuldig verklaringen omtrent het goede gedrag van vrouwen terug te vinden. Alle attestaties stellen dat de vrouw zich ‘niet oneerlijk hebben gecomporteert of zich qualijk gedraagen hebben’.[18] Over Maria Remij werd er in de door haar aangevraagde attestatie gesteld dat ze zich ‘comporteert als een eerlijke vrouw’ en ‘met eeren door de werelt te geraaken’.[19] Over Barber Poth werd in eenzelfde attestatie van verklaring van goed gedrag naast de standaard zin geschreven dat ze zich ‘altijd heeft gedraagen en gecomporteert, als een eerlijke dogter en vrouw betoont’.[20] Dit zijn standaardformules die veel voorkomen in de attestaties aangaande de vrouwelijke eer. Er werd echter niet direct aangegeven over welke vorm van eer het gaat, of het seksueel of niet-seksueel is en waar deze op is gebaseerd. Het is dus vanuit deze bronnen uit Rotterdam en Delfshaven niet vanzelfsprekend te noemen dat vrouwelijke eer standaard refereert naar de seksuele eer.
Conclusie
Welke punten moeten we voortaan meenemen in onderzoek naar (vrouwelijke) eer in het verleden? Ondanks dat er op grotere schaal onderzoek gedaan moet worden naar vrouwelijke eer om expliciet bewijzen van de complexiteit van seksuele en niet-seksuele eer van vrouwen te vinden, toont dit essay aan dat het uitgaan van seksuele eer bij vrouwen net zomin vanzelfsprekend is als uitgaan van niet-seksuele eer. Het klopt dat vrouwen makkelijk te raken waren in hun seksuele eer, maar dit betekende echter vanwege het performatieve aspect van eer niet dat de reputatie van de vrouw waar hoefde te zijn.
De kijk op de vroegmoderne (vrouwelijke) eer is toe aan een hernieuwde kritische kijk. Zoals is gebleken is het traditionele beeld omtrent eer niet afdoende en doet de werking van het complexe concept geen eer aan. De leidende genderideologie van de vroegmoderne periode legt dan wel de nadruk op de seksuele eer van vrouwen, maar de vrouwelijke eer blijkt in praktijk veel gecompliceerder te zijn dan tot nu toe in de Nederlandse historiografie verondersteld is. Daarnaast is het performatieve aspect van eer van groot belang in het begrijpen van de functie van eer, waar tot nu toe weinig oog voor is geweest. Zo zal het altijd de vraag blijven of Adriana Jacobs Vermeulen daadwerkelijk ‘eerlijk’ te noemen was of zich als een goede perfomer wist neer te zetten zoals het een goede vrouw in het achttiende-eeuwse Rotterdam betaamde.
Door Anne Sits.
Anne Sits (1994) heeft in 2018 haar bachelor Geschiedenis gehaald aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens haar studie richtte zij zich voornamelijk op gender- en vrouwengeschiedenis in de vroegmoderne tijd. Op dit moment is ze haar scriptie voor de master Algemene Geschiedenis aan de Uva aan het afronden. In deze masterscriptie wordt de rol van emotie onderzocht in het recht- en eerherstel van ongehuwde moeders in het achttiende-eeuwse Amsterdam. Momenteel werkt zij als datacurator bij het Stadsarchief van Amsterdam.
[1] Lotte van de Pol, De burger en de hoer. Prostitutie in Amsterdam (Amsterdam 2003), 48.
[2] Roodenberg, H., ‘De notaris en de erehandel: beledigingen voor het Amsterdamse notariaat 1700-1710’ in: Annemieke Keunen en Herman Roodenburg eds., Schimpen en schelden: eer en belediging in Nederland, ca. 1600-ca. 1850 (Amsterdam 1992), 367-388, aldaar 370.
[3] Craig Muldrew, The Economy of Obligation (London 1998), 148.
[4] Zie naast het werk van Lotte van de Pol bijvoorbeeld Manon van der Heijden, Misdadige vrouwen. Criminaliteit en rechtspraak in Holland 1600 – 1800 (Amsterdam 2014), 69.
[5] Soile Ylivuori, ‘Rethinking Female Chastity and Gentlewomen’s Honour in Eighteenth-Century England’, The Historical Journal 59:1 (2016) 71 – 97, aldaar 73.
[6] Lotte van de Pol, De burger en de hoer. Prostitutie in Amsterdam, 45.
[7] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 1246, akt.nr 134, blz 496 t/m 507, Daniël de Olyslager,14 oktober 1705.
[8] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 1246, akt.nr 134, blz 496 t/m 507, Daniël de Olyslager,14 oktober 1705.
[9] Laura Gowing, ‘Women, Status and the Popular Culture of Dishonour’, Transactions of the Royal Historical Society 6 (1996) 225 – 234, aldaar 225.
[10] Soile Ylivuori, ‘Rethinking Female Chastity and Gentlewomen’s Honour in Eighteenth-Century England’, The Historical Journal 59:1 (2016) 71 – 97, aldaar 75.
[11] Lotte van de Pol, Het Amsterdams hoerdom, 72 en Manon van der Heijden, Misdadige vrouwen. Criminaliteit en rechtspraak in Holland 1600 – 1800 (Amsterdam 2014), 69.
[12] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 3874, akt.nr 102, blz 404 t/m 405, Nicolaas van der Vaart, 1 september 1715.
[13] Bernard Capp, When Gossips Meet. Women, Family and Neighbourhood in Early Modern England (Oxford 2003), 60.
[14] Garthine Walker, Expanding the Boundaries of Female Honour in Early Modern England, 236.
[15] Idem.
[16] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 3870, akt.nr 98, blz 237 t/m 238, Johan Verhouff, 28 maart 1712.
[17] Idem.
[18] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 3870, akt.nr 98, blz 237 t/m 238, Johan Verhouff, 28 maart 1712.
[19] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 3878, akt.nr 72, blz 303 t/m 305, Nicolaas van der Vaart, 21 oktober 1722.
[20] Stadsarchief Rotterdam, (notariële akten), inv.nr 3875, akt.nr 60, blz 218 t/m 219, Nicolaas van der Vaart, 3 november 1716.
Eén gedachte over “Essay | ‘Soo als het een goede vrouw betaamt’ – Een kritische kijk op de vroegmoderne vrouwelijke eer”
Reacties zijn gesloten.