In oktober 1990 onthulde de Italiaanse premier Giulio Andreotti het bestaan van een geheim verzetsnetwerk in Italië, dat was opgezet om nationaal verzet te organiseren na een mogelijke bezetting door het Warschaupact. Deze organisatie bleek onderdeel van een netwerk van soortgelijke organisaties, stay-behind genaamd, die in vrijwel ieder Europees land bleken te bestaan. Ook in Nederland bestond een stay-behind-organisatie, genaamd Inlichtingen en Operatiën (I&O), waarvan het bestaan in november 1990 bekend werd gemaakt door minister-president Ruud Lubbers.[1]
De onthulling van het Europese stay-behind-netwerk leverde in de volgende decennia een gepolariseerd debat op waar journalisten, academici, en vooral samenzweringstheoretici zich in mengden. In dit essay richt ik mij op de wijze waarop het Nederlands stay-behind-netwerk I&O onderdeel werd van de theorieën van samenzweringstheoretici in de eenentwintigste eeuw. De casus van het stay-behind-netwerk is relevant, omdat deze het ontstaan van zulke theorieën inzichtelijk maakt. Het hedendaags complotdenken kenmerkt zich door een sterk wantrouwen tegen de staat en de overheid, die het op de vrijheden en privacy van haar burgers gemunt zou hebben, om de eigen invloed te doen toenemen. Ook het stay-behind-netwerk, dat in wezen vooral een voorzorgsmaatregel was tegen een mogelijke bezetting van West-Europa door het communistisch Warschau Pact, zou hier schuldig aan zijn, en viel daarom ten prooi aan dit samenzweringsdenken.
Samenzweringsdenken in hedendaags Nederland
In onderzoek dat is gedaan naar samenzweringstheorieën en de personen die deze theorieën aanhangen wordt zulke gedachtegoed vaak weggezet als irrationeel en een te vermijden fenomeen. Het samenzweringsdenken kan worden gezien als een geheel van:
[…] onbewezen veronderstellingen […] die ervan uitgaan dat achter bepaalde belangrijke gebeurtenissen of groepen zitten die intentioneel, in het grootste geheim en illegaal die gebeurtenissen hebben veroorzaakt, waarbij ze het officiële en algemeen aanvaarde verhaal als dekmantel gebruiken.Massimiliano Simons
Complotdenkers gaan per definitie uit van kwaadaardige intenties achter grote gebeurtenissen. Deze intenties zijn echter overal waar te nemen, waardoor alles een complot kan worden.
Vandaag de dag richt complotdenken zich vooral op de eigen (overheids-)instellingen. Hierbinnen overheerst de zogenaamde ‘strategie van de spanning’: het zou de intentie van overheden zijn om hun eigen macht te doen toenemen, ten koste van de rechten en vrijheden van burgers. Dit gebeurt door middel van ‘valse-vlag-aanvallen’: in scene gezette gebeurtenissen die burgers angst aanjagen door (dodelijke) slachtoffers. Tijdens de Koude Oorlog zou het voor overheden vrij makkelijk zijn geweest om de vijandige communisten de schuld te geven van interne spanningen en aanslagen. Zij waren immers publieke vijand nummer één.
Maar na de val van de muur, zo redeneren de complotdenkers, moesten de overheden een nieuwe vijand creëren, omdat de imploderende Sovjet-Unie geen geloofwaardige Nemesis meer was. In plaats van communisten werden bijvoorbeeld extremisten en terroristen door overheden aangewezen als de oorzaak van de aanslagen die burgerslachtoffers maakten. Voorbeelden van ‘moderne’ valse-vlag-aanvallen zijn de moord op Pim Fortuyn in mei 2002, het neerhalen van het passagiersvliegtuig MH17 in de Oost-Oekraïense Donbas in juli 2014 en zelfs de Nederlandse deelname aan de oorlog in Irak tegen de Islamitische Staat vanaf september 2014 zou volgens complotdenkers verborgen agenda’s dienen. Angstige burgers denken dat de overheid het beste met ze voor heeft door hun veiligheid te vergroten, maar volgens samenzweringstheoretici is het doel hiervan vooral het doen toenemen van de macht van individuen en groepen in de schaduwen. De burgers moeten aan vrijheid inboeten.
Wetenschappelijk?
Deze vorm van denken wordt weliswaar door een zeer kleine groep mensen aangehangen, maar met de komst van het internet is het zeer makkelijk om complot-gerelateerde gedachten online te delen. Het is relevant dit te belichten, omdat complotdenkers steun zoeken voor hun ideeën bij wetenschappelijke bronnen en omdat sommige wetenschappelijke bronnen hun steun aan samenzweringsdenken hebben betuigd. Hierdoor wordt het zeer ingewikkeld om een onbewezen veronderstelling te onderscheiden van een wetenschappelijk onderbouwd feit. Complotdenken over het stay-behind-netwerk wordt wetenschappelijk onderbouwd door bijvoorbeeld de Zwitserse historicus Daniele Ganser, die het een terreurnetwerk van de NAVO noemt en het beticht van het uitvoeren van aanslagen in Europa gedurende de Koude Oorlog. Hoewel Ganser minimaal bewijs aanvoert, wordt zijn werk door tal van samenzweringsdenkers overgenomen.
Dan is er ook nog de politiek analist dr. Randy Short, die de aanslagen in Parijs van 13 november 2015 vergelijkt met de terreurdaden die de stay-behind-netwerken zouden hebben gepleegd. Deze ideeën worden door diverse complotdenkers overgenomen om hun ideeën te onderbouwen.
Het Nederlandse stay-behind netwerk, 1945-1994
Inlichtingen & Operatiën vond zijn oorsprong in twee afzonderlijk van elkaar ondernomen initiatieven. Het eerste initiatief was afkomstig van kolonel Jan Somer (1899-1979), het hoofd van de Bureau Inlichtingen (BI), die het tekort aan overheidsinspanningen om verzet te organiseren voor de Duitse inval in mei 1940 bekritiseerde en op basis van zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog een organisatie wilde opzetten die wél voorbereid was en inlichtingen kon verzamelen over de vijandelijke bezettingsmacht voor de regering in ballingschap. Deze organisatie kreeg de naam ‘I’(nlichtingen) en viel onder de Nederlandse generale staf. Een tweede initiatief werd ondernomen door oud-verzetsman Henk Veeneklaas, die met steun van Prins Bernhard (1911-2004) en Louis Einthoven (1896-1979), de leider van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) een organisatie oprichtte voor sabotage, liquidatie en gewapend verzet als Nederland zou worden bezet. Deze tweede stay-behind kreeg de naam ‘O’(peratiën) en viel onder de inlichtingendiensten.
Vanaf 1949 werden de werkzaamheden van de twee organisaties gecoördineerd in het lichaam I&O. In 1965 werd de taakverdeling aangescherpt: I organiseerde radioverbindingen met de regering in ballingschap en bereidde evacuatie van personen en materieel voor. De sabotagetaken van O, waartoe zij een aantal wapendepots ter beschikking had, werden secundair. Voortaan zou de dienst hoofdzakelijk voorbereiding op psychologische oorlogvoering treffen ‘ (…) teneinde het moreel van het eigen volk te schragen en het moreel van de vijand te ondermijnen’. Op internationaal niveau werd I&O vertegenwoordigd in de Nationale Clandestiene Dienst (NCD).
Samenwerking tussen de NCD en andere stay-behind-organisaties vond plaats via twee NAVO-organisaties. Ten eerste de Clandestine Planning Committee (CPC), voor gemeenschappelijk beleid. Ook was er het Allied Clandestine Committee (ACC), dat dienst deed als forum en zich vanaf 1958 richtte op de voorbereiding op en uitvoering van internationale oefeningen en het uitgeven van handleidingen. Hoewel er duidelijk sprake was van internationale betrokkenheid bleef de organisatie van I&O een puur nationale aangelegenheid. Dit was de situatie op nationaal en internationaal niveau van de jaren 1950 tot de vroege jaren 1990, toen het bestaan van I&O aan het licht kwam. Na de bekendmaking van het netwerk bleef het actief tot 1992,maar met het definitieve einde van de Koude Oorlog werd het netwerk geheel overbodig, waarna de afbouw in 1994 werd voltooid.
De drie koppen van het monster
Een officiële CIA/NAVO-kop als stay behind-organisatie in geval van een Russische bezetting, een tweede sluwe kop als manipulator om via ‘false-flag’ operaties, terreur en propaganda de maatschappij te manipuleren en te destabiliseren. En dan een derde gemene kop die via ogenschijnlijk onaantastbare criminele activiteiten zichzelf manifesteert of ontspoorde agenten op jacht laat gaan naar het grote geld.
Ton Biesemaat
Een monster met drie koppen, zo wordt het stay-behind-netwerk over het algemeen in de beeldvorming genoemd. In wat volgt zal ik de koppen stuk voor stuk ontleden, om construeren waar deze redenering vandaan komt en welke bewijzen er worden aangedragen.
Eerste kop: een dekmantel?
De eerste kop steunt op onzekerheid over de structuur van het netwerk en de onduidelijke taakstelling. Daarnaast is de afwezigheid van enige opheldering over eventueel wapenbezit van het netwerk een rijke voedingsbodem voor speculatie over verboden wapenbezit en geweldpleging.
Volgens samenzweringstheoretici bereidde het netwerk zich niet voor op een invasie, zoals hedendaagse academici stellen, maar zou het netwerk een dekmantel zijn voor organisaties die aanslagen pleegden met het doel West-Europese communistische en extreemlinkse partijen te bestrijden. Binnen deze denkwijze liep de originele stay-behind-activiteit, de voorbereiding op een Sovjetbezetting, uit de hand en escaleerde deze tijdens de Koude Oorlog, met alle gevolgen van dien. Dit werd gesteld, terwijl er geen bewijs is dat aanslagen van dit kaliber tijdens de Koude Oorlog in Nederland zijn uitgevoerd.
Belangrijk voor de totstandkoming van deze gedachte zijn de wapendepots, oorspronkelijk bedoeld voor kleinschalige sabotage door de O-dienst, die het bewijs zouden vormen voor het bestaan van dergelijke dekmantelorganisaties in Nederland. Het is niet duidelijk waar deze wapens vandaan kwamen, maar samenzweerders nemen aan dat ze toebehoorden aan ‘professionele undercover-commando’s’ die buiten het toezicht van de overheid en de krijgsmacht opereren in opdracht van de NAVO en buitenlandse inlichtingendiensten.] De commando’s beschikken over ‘(…) duizenden kilo’s explosieven en wapens (…) in veertig geheime ondergrondse bergplaatsen’. De stay-behind was deel van een groter Europees geheel, met als voornaamste motief het terroriseren van de Nederlandse bevolking.
Complotdenkers zijn het niet eens of de dekmantel definitief werd beëindigd of op een later moment heropgericht. Hiervoor bestaan drie hypothesen. Ten eerste de stichting Quia Opportet. Dit betekent ‘voor het geval dat’. De stichting zou ‘een financiële voorziening voor de activering van de dienst (…)’ zijn, maar concreet bewijs ontbreekt. Ten tweede kwam tijdens een Kamerdebat in 2008 boven water dat nog jaarlijks 400.000 Euro door de overheid aan veertig ex-medewerkers en nabestaanden wordt uitgekeerd ter compensatie van bewezen diensten jegens het vaderland.[2] Complotdenkers menen echter dat dit ‘zwart geld’ is, bestemd voor onbekende doeleinden. Daarnaast werd gesteld dat de organisatie was opgeheven, maar dat de medewerkers na ‘misdragingen’ weer in actieve dienst werden genomen.
Tweede kop: internationale terreur?
De tweede kop steunt, net als de eerste, op onzekerheid omtrent de organisatie van de netwerken, maar dan op voornamelijk internationaal niveau. Verbinding wordt bijvoorbeeld gezocht met de NAVO, maar bewijs voor terreurdaden kan niet worden aangedragen. Anders dan de eerste kop, wordt naast geweld, ook vooral propaganda gebruikt om burgers te beïnvloeden.
De invloed van de stay-behind-netwerken blijft niet alleen merkbaar op nationaal niveau. In de internationale sferen zou het Europees stay-behind-netwerk, en ook I&O, onderdeel zijn van een wereldwijde terreurgroep. Om deze stelling te ondersteunen verbinden samenzweringstheoretici I&O aan complotten over internationale machtspolitiek, waarin een hoge mate van politieke controle op het netwerk rust en de anticommunistische propaganda een manier wordt om het denken van mensen te beïnvloeden. Dit perspectief wordt gevoed door hedendaagse terreurdaden, waarin bewijs werd gevonden dat het netwerk nog onder ons is. Deze stellige overtuiging is terug te vinden in een artikel van Thomas de Flo, die stelt:
Gladio betrof een geheim Europees netwerk dat na de Tweede Wereldoorlog onder NATO-voogdij […] false-flag operaties hield. Tijdens de Koude Oorlog specialiseerde het netwerk er zich in de schuld voor zelf opgezette terreuraanslagen op de communistische vijand te schuiven. Verknocht aan deze […] strategie, werden dergelijke onfrisse gewoonten weer opgerakeld nadat het communisme al op de knieën was gedwongen.
Thomas de Flo
Het beeld dat uit de tweede kop naar voren komt is dat van een organisatie die verboden gedrag afschermt, misdaden begaat voor het persoonlijk gewin van individuen en de overheid en door middel van terreurdaden de invloed van diezelfde overheid tracht te vergroten. De mate van geheimzinnigheid, en vooral het feit dat organisaties, zonder ogenschijnlijk duidelijk doel, gewapend waren door machtige instanties, maakt begrijpelijk waarom complottheorieën omtrent dit netwerk konden ontstaan. De voorbeelden zijn talrijk: Irakese milities zouden vanaf 2001 ‘zogenaamd’ tegen de Amerikanen vechten en ook de aanslagen in Madrid (11 maart 2004) en London (7 juli 2005) zijn voorbeelden van stay-behind-terreur. Binnen deze vorm van complot-theoretisch valse-vlag-denken is I&O onderdeel van een wereldwijde samenzwering, waarin staten door middel van een strategie van de spanning en terreuraanslagen hun invloed over de burgers trachtten te vergroten.
Derde kop: een criminele organisatie?
De derde kop steunt op voornamelijk onzekerheid omtrent de financiering van de dienst. Waar komt het geld vandaan, waaraan werd het uitgegeven, en wie hielden de hand op de knip? Anders dan de eerste en de tweede kop, is de derde kop meer manipulatief dan gewelddadig van karakter. Hoofdzaak hier is het verdienen van geld met onfrisse praktijken, niet zo zeer het zaaien van terreur.
Samenzweringstheoretici benadrukken dat I&O in een financieel grijs-zwart gebied opereert. Deze niet te bewijzen aanname leidt tot associaties met criminele en subversieve organisaties en oefent invloed uit op de perceptie van het netwerk. Binnen deze perceptie valt het zogenaamde ‘Schaduwcommando’ van samenzweringstheoreticus Jan Portein op, dat de criminele kanten van het netwerk belicht. Volgens Portein had I&O mogelijk banden met dit commando. Het Schaduwcommando was een criminele en ‘geheim opererende groep’ onder leiding van zakenman en ex-verzetsman Hans Teengs Gerritsen en genoot, zo stelt de auteur, de bescherming van Prins Bernhard, waaraan het commando zijn naam dankt. Volgens Portein is deze groep synoniem aan ‘de (…) opgedoekte Nederlandse Gladiolenvereniging’ I&O, maar dit verband is niet te bevestigen. I&O zou gebruikmaken van de diensten van criminelen zoals Hans Gerritsen om geld te verdienen in de drugshandel.] Concluderend stelt hij vast dat dit geen gezelschap is ‘dat je dagelijks tegenkomt in Walibi’, maar ‘meer een club waarvan (…) de spelers (…) een elleboogje in het gebit van hun tegenstanders planten als de scheids even niet kijkt’
Conclusie
Het stay-behind-netwerk Inlichtingen en Operatiën trof tijdens de Koude Oorlog in het diepste geheim voorbereidingen op een mogelijke bezetting van Nederland door het Warschaupact. In de periode na de bekendmaking van het netwerk werd het netwerk onderdeel van allerlei samenzweringstheorieën.
Dit essay concludeert dat samenzweringstheoretici het stay-behind-netwerk een plaats geven ten midden van de angsten die leven in de Nederlandse eenentwintigste-eeuwse samenleving. De communistische vijand verdween en daarvoor in de plaats zijn nieuwe vijanden gekomen. I&O kreeg binnen dit veranderende perspectief, binnen dit nieuwe eenentwintigste-eeuwse vijandbeeld, ook een plaats. Ten grondslag aan het ontstaan van dit denken liggen diepgegronde onzekerheden over de structuur van het stay-behind-netwerk, de organisatie ervan op nationaal en internationaal niveau, in hoeverre er politieke controle op het netwerk rustte, wie feitelijk de leiding hadden, en de aangetoonde aanwezigheid van wapens en munitie waarover geen opheldering werd gegeven. Dit is deels te wijten aan de Nederlandse overheid, die pas in 2008 een PIVOT onderzoek liet uitvoeren naar het netwerk.
Complotdenkers hadden allang hun eigen conclusies getrokken. Samenzweringstheoretici zien in I&O namelijk vooral een middel tot staatsterreur dat vandaag de dag nog steeds bestaat. In plaats van erkenning voor het initiatief van enkelen, die een vuist maakten jegens de communistische dreiging en bereid waren de wapens op te nemen om het vaderland te dienen, bestaat het netwerk tegenwoordig in een schimmige wereld van clandestiene en criminele associaties.
Door Wouter Kuijl.
Wouter Kuijl (1995) is MA-student International Relations in Historical Perspective aan de Universiteit van Utrecht. Hij is geïnteresseerd in hedendaagse conflicten, intelligence, peacekeeping, de Koude Oorlog en civiel-militaire samenwerking.
[1] Brief van de minister-president, minister van Algemene Zaken, Maatregelen in bezettingstijd, 1990-1991, 21 895.
[2] Aanhangsel van de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal 2007-2008, 2453, 1-3.