Essay | Tolerantie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – 1588-1640

Dit essay gaat over de vraag hoe tolerant de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was gedurende de periode 1588-1640, in het licht van de Remonstrantie en zijn gevolgen. Was deze ‘nieuwe’ confederatie daadwerkelijk toleranter dan andere landen in Europa? Om die vraag te beantwoorden, werp ik een blik op de Remonstrantie, zijn ontknoping en zijn nasleep. Tot slot zal ik beoordelen of de Republiek onderscheidend was aan de hand van een internationaal perspectief. Bij dit internationale perspectief is gekozen voor een vergelijking met het Heilige Roomse Rijk, een rijk dat tegenwoordig het meest overeenkomt met Duitsland. Zij kende ook een tijdperk van tolerantie en een oorlog met een religieus karakter, net als de Nederlanden. Zo kunnen we de Republiek in context plaatsen.

Ik zal in dit essay beargumenteren dat het oordeel dat de Nederlanden tolerant waren overeind blijft, ondanks de Remonstrantie. Tevens laat ik zien dat de Republiek in haar verdraagzaamheid unieke kenmerken bezat, ook ten opzichte van andere Europese landen.

Tolerantie

Tolerantie is tegenwoordig een alledaags begrip en speelt een grote rol in bepaalde maatschappelijke debatten. Vaak wordt hierbij verwezen naar het verleden van Nederland waarin de Nederlanders als tolerant werden gezien. Desondanks is dit nog steeds het onderzoeken waard en verschillen historici op allerlei punten op het gebied van de tolerantie van de Republiek en zijn onderscheidenheid.

Historicus Benjamin Kaplan stelt bijvoorbeeld dat de Nederlandse tolerantie al vroeg is gemythologiseerd. Hij benoemt dat er de laatste decennia een reactie is gekomen op de viering van tolerantie. Collega-historicus Jonathan Israel benadrukte de verheffing van het calvinisme en de marginalisatie van minderheden binnen de Republiek. Gedurende de zeventiende eeuw heerste er volgens hem semi-tolerantie. Revisionist Gijswit-Hofstra keek naar de motieven en beweerde dat men alleen maar tolerant was, omdat het gunstig zou zijn voor het verdienen van geld. Gijswit stelde dat tolerantie inherent intolerant was, omdat het de dominante groep bevestigt in zijn eigen gedrag en de ‘ander’ als afwijking. Kaplan waarschuwt er in zijn artikel voor dat we de tolerantie van vroeger gaan meten aan de maatstaven van nu. Maarten Prak neemt het standpunt in dat tolerantie verschilde per gebied en beschrijft de relatie tussen de autoriteiten, publieke kerk en andersdenkenden.

Willem Frijhoff schrijft dat religieuze diversiteit een feit was in de Republiek, maar benadrukt dat dit niet hetzelfde was als tolerantie. Het is hierbij van belang het onderscheid tussen gewetensvrijheid en vrijheid van verering te maken. Volgens Frijhoff zijn er meerdere gradaties in wat we onder tolerantie kunnen scharen en die niet bij de hedendaagse betekenis van het woord passen. Zo kan er worden gesproken over actieve tolerantie, waarbij wettelijk is vastgelegd dat men mag afwijken van de ‘norm’. Bij passieve tolerantie mag men ook in het openbare leven deze gedachten uitoefenen. Voor dit artikel vinden we het essentieel dat beide gradaties aanwezig zijn in meer of mindere mate om te beoordelen in hoeverre de Republiek tolerant was. Frijhoff zelf achtte beide gradaties wel aanwezig in de Republiek. Passieve tolerantie bestond er in de vorm van oogluikende toelating en actieve was er door de regel van gewetensvrijheid. Frijhoff zag unieke kenmerken terugkomen bij de Verenigde Nederlanden. Ook historicus Mijnhardt gaf in zijn oratie aan dat alleen Nederland praktische tolerantie kende en dat de Republiek wereldspeler was op de intellectuele markt. Hierin verschillen Frijhoff en Mijnhardt met James C. Kennedy die de Republiek niet als uniek zag in zijn verdraagzaamheid. Volgens hem was deze eigenschap elders in Europa ook aanwezig.

De Remonstrantie en de ontknoping van dit conflict zijn in deze artikelen niet specifiek tegen het licht gehouden, maar ook hier is over geschreven. Bijvoorbeeld door Gerrit Voogt die in zijn werk het debat tussen remonstranten en contraremonstranten heeft geanalyseerd. Hij heeft het hierbij vanzelfsprekend ook over de positie van de remonstranten. Aangezien er na de Remonstrantie een heftige theologische en daarmee politieke strijd losbarstte, is het relevant om tolerantie in deze context nader te bekijken. Op deze manier kunnen we de veronderstelling dat de Republiek tolerant was opnieuw tegen het licht houden.

De Remonstratie, ontknoping en nasleep

Om te kunnen beoordelen of de Republiek daadwerkelijk zo tolerant was gedurende eind-zestiende en midden zeventiende eeuw zullen we ons richten op de Remonstrantie, zijn ontknoping en zijn nasleep. De Republiek had een gereformeerde publieke kerk, die van de gemeenschap was en niet van de geestelijken of van de staat. Deze kerk opereerde onafhankelijk en men was niet verplicht lid te worden. Anders dan in vele andere landen waren kerk en staat niet sterk verweven met elkaar, maar bestond er een onduidelijk en fundamenteel onderscheid tussen beide, volgens Prak. Een ander kenmerk was dat de Republiek weigerde het religieuze domein te reguleren. Het grootste deel van de Nederlandse samenleving was geen lid van de publieke kerk en de Republiek was in religieus opzicht pluriform.

Desondanks konden er ook geschillen ontstaan, waarvan één erg heftig was. Hierbij wordt gedoeld op de Remonstrantie. Dit religieuze conflict ontstond na de publicatie van een verweerschrift waarin volgelingen van theoloog Jacobus Arminius hun agenda uiteenzetten in 1610. Dit was vlak na het ingaan van het Twaalfjarige Bestand (1609-1621), de wapenstilstand tussen de Republiek en de Spanjaarden. Zij verschilden van mening met de publieke kerk over de predestinatieleer (voorbeschikking) – het lot van ieder mens. Arminius verschafte hierin meer ruimte aan het menselijk handelen. Tegenstanders – met name orthodoxe calvinisten – geloofden dat alleen God dit lot kon bepalen. Arminianen, ofwel remonstranten, konden op redelijk wat steun rekenen uit hogere kringen en waren hier ook van afhankelijk. Zij hoopten op meer verdraagzaamheid van mensen met andere theologische opvattingen.

De remonstranten kregen al sinds de openbaarmaking van hun verweerschrift met veel tegenstand te maken. Toen Holland hier namelijk positief op reageerde in 1610, ontstond er onrust. Ook een paar jaar later liep een remonstrantse bijeenkomst in 1617 in Amsterdam uit de hand. Hierbij werden geschriften aan stukken gescheurd en moest men vluchten voor zijn leven. Deze onrust bereikte zijn hoogtepunt in 1618. Johan van Oldenbarnevelt – raadspensionaris – neigde naar de remonstrantse kant. Stadhouder Maurits, Prins van Oranje, koos daarentegen juist voor de orthodoxe calvinisten, ofwel contraremonstranten. Op een gegeven moment kwam het tot een politieke aanvaring tussen Van Oldenbarneveldt en prins Maurits. De prins begon met een tegenreactie door tegenstanders van belangrijke posities te zuiveren en te vervangen met contraremonstranten. Ook Van Oldenbarnevelt en de jurist Hugo de Groot moesten eraan geloven. Zij werden beiden gearresteerd en Van Oldenbarnevelt werd geëxecuteerd op het Binnenhof wegens hoogverraad. Hugo de Groot wist via een boekenkist te ontsnappen. Om dit hoogoplopende geschil op te lossen werd de Synode van Dordrecht in 1618 bijeengeroepen en deze duurde tot 1619. Hiermee werd de Arminiaanse leer officieel verworpen.

Voor mijn hoofdvraag is de nasleep van dit conflict ook belangrijk. Ten gevolge van deze aanvaring vluchtten vele remonstranten de Republiek uit. Vervolgens barstte er een polemisch debat uit. De ‘liberalere’ remonstrantse leiders, zoals Uytenbogaert en Episcopius, schreven overtuigende verdedigingen voor tolerantie. Deze polemiek voerden ze met contraremonstranten, zoals Henricus Arnoldi. Arnoldi verdedigde de onderdrukking van de remonstranten door het verschil tussen gewetensvrijheid en vrijheid van verering te benadrukken. De remonstranten gaven de voorkeur aan de aanwezigheid van beide aspecten.

Desondanks verbeterde de situatie van de remonstranten in de loop der jaren. Episcopius gaf in 1633 aan dat de situatie was verbeterd, meerdere remonstranten keerden terug en ook werd een kleine Remonstrantse Broederschap oogluikend toegelaten. Deze verbetering is te wijten aan het feit dat de emoties zijn gaan liggen, maar ook aan de dood van prins Maurits in 1625. De stadhouder trad hard op tegen remonstranten. Hij werd opgevolgd door Frederik Hendrik, die in theologisch opzicht verdraagzamer was. Dit hoogopgelopen conflict was bovendien het laatste dat de Republiek heeft mogen meemaken over het gereformeerde geloof.

Ook in de Republiek kon er dus onenigheid ontstaan over religieuze kwesties. Toch moet benadrukt worden dat de remonstranten na de bekoeling van het conflict weer konden terugkeren. Uiteindelijk werd men praktisch getolereerd. Tevens bestond er een karakteriserende ‘omgangsoecumene’ in Nederland. Men deed ook zaken met mensen van andere geloven, maar dit was gelimiteerd met betrekking tot katholieken. Volgens Frijhoff waren oogluikende toelating en overeenstemming de twee pilaren waarop beleid en religieuze vrede rustten.

De Republiek in internationaal perspectief

Waren de Nederlanden onderscheidend in hun mate van tolerantie ten opzichte van andere Europese landen? Ook hierover lopen de meningen uiteen. In dit deel vergelijk ik de Republiek met het Heilige Roomse Rijk, maar niet zonder eerst kort in te gaan op andere landen en waarom wij die niet bekijken.

Willem Frijhoff benoemt in zijn artikel dat Engeland en Zwitserland religieus divers waren, maar dat officiële tolerantie ontbrak. Frankrijk kampte daarentegen met acht religieuze oorlogen gedurende de zestiende eeuw. Wel werd tolerantie wet in 1598 met het Edict van Nantes. In de praktijk was dit echter beperkt en hield dit edict het geen eeuw vol. Frijhoff geeft ook aan dat beperkingen op het religieuze geweten van mensen door Europa de norm waren, ondanks bepaalde edicten.

Het Heilige Roomse Rijk kende de legale basis voor tolerantie met de Vrede van Augsburg (1555) en ook heerste er volgens Noble tolerantie. Wel moet benadrukt worden dat de staatsstructuur binnen dit rijk anders was dan in de Nederlanden. Het Heilige Roomse Rijk bestond uit meerdere staten met een eigen taal, cultuur en bestuur. Desondanks deden de Oostenrijks-Habsburgse keizers geen moeite religieuze uniformiteit af te dwingen en kon de kracht van de protestanten toenemen.

Toch ontstond er spanning binnen het rijk over religie en keizerlijke macht nadat keizer Rudolf II aan de macht kwam. Onder zijn bewind werden protestanten meer beperkt, maar dit verergerde onder zijn opvolger Matthias. Uiteindelijk was dit een van de oorzaken voor de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Er heerst veel debat over of dit een religieuze oorlog was of niet, maar religie speelde zeker een rol. De oorlog begon met protest van de protestanten tegen de katholieke Habsburgers. Aanvankelijk was het een conflict tussen het streven naar eenheid en één geloof enerzijds en pluriformiteit en territorialiteit anderzijds. Het Heilige Roomse Rijk kende dus wel een heftige oorlog, waarbij religie een rol speelde.

Hierin kan een vergelijking worden gemaakt met de Tachtigjarige Oorlog, die ook een religieuze aard kende. Een belangrijk verschil is dat de Tachtigjarige Oorlog daarbovenop een strijd was voor religieuze verdraagzaamheid. Voorts speelde tolerantie een minder belangrijke rol binnen het rijk. Het was er meer uit eigen gewin. Bovendien was de legale basis van de Vrede van Augsburg zwak, niet oprecht en een potentiële bron van conflict. Al deze verschillen maken dat tolerantie een belangrijkere rol speelde bij de Nederlanders, dan bij de Duitse burgeroorlog gedurende de Dertigjarige Oorlog.

Om het internationale perspectief te verbreden, moeten ook wat algemenere opmerkingen worden gemaakt. Er kwamen namelijk vele buitenlanders naar de Republiek die onder de indruk waren van de verdraagzaamheid. Zij verwarden de hele Republiek alleen vaak met Holland. Er waren dus ook regionale verschillen.

Conclusie

De Remonstrantie doet niks af aan het tolerante oordeel over de Republiek. Allereerst vanwege het feit dat er in de rest van Europa veel vaker conflict was over godsdienst en er zelfs burgeroorlogen woedden. Bovendien werden de remonstranten na verloop van tijd praktisch getolereerd. Daarbij zijn er genoeg argumenten die het unieke karakter van de Republiek benadrukken. Denk aan de aanwezigheid van zowel een legale basis met de Unie van Utrecht en de praktische tolerantie in de vorm van oogluikende toelating. De Republiek steunde op consensus en informele acceptatie van religieuze pluriformiteit. Bij het Heilige Roomse Rijk was de wettelijke basis voor tolerantie zwak. Ook brak er een grote oorlog uit waarbij religieuze verdraagzaamheid een minder prominente rol innam dan bij de Tachtigjarige Oorlog.

Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat tolerantie per regio verschilde. Holland was een stuk verdraagzamer dan een aantal andere gewesten. Voorts grensde de omgangsoecumene aan de omgang met katholieken. Kaplan maakt terecht op dat de tolerantie van destijds niet naar de huidige maatstaven gemeten kan worden. Ook vanuit die blik sluit ik mij aan bij Frijhoff, dat de Republiek unieke kenmerken op het gebied van tolerantie bezat.    

Door Sebas Lammers.


Sebas Lammers (2001) studeert Geschiedenis in Utrecht na een propedeuse te hebben behaald aan de School voor Journalistiek. In zijn tweede jaar verdiept hij zich in de politieke geschiedenis van Europa. Daarnaast interesseert hij zich voor de geschiedenis van de Nederlanden, de vroegmoderne tijd en de negentiende eeuw.


Verder lezen

  • Frijhoff, Willem, ‘Religious toleration in the United Provinces: from ‘case’ to ‘model’’ , in: Hsia, R., & Van Nierop, H. (Eds.), Calvinism and Religious Toleration in the Dutch Golden Age (Cambridge 2002) 27-52.
  • Gutmann, Myron P., ‘The Origins of the Thirty Years’ War’ , The Journal of Interdisciplinary History 18 (1998) 4, 749-770.
  • Haefeli, Evan, New Netherland and the Dutch Origins of American Religious Liberty (Pennsylvania 2012).
  • Kaplan, Benjamin J., ’‘Dutch’ religious tolerance: celebration and revision’ , in: Hsia, R., & Van Nierop, H. (Eds.),  Calvinism and Religious Toleration in the Dutch Golden Age (Cambridge 2002) 8-26.
  • Kennedy, James C., Een beknopte geschiedenis van Nederland (Amsterdam 2017).
  • Montias, John Michael, Art at Auction in 17th Century Amsterdam (Amsterdam University Press 2002).
  • Mijnhardt, Wijnand W., Religie, tolerantie en wetenschap in de vroegmoderne tijd (Utrecht 2008).
  • Noble, Thomas F.X., e.a., Western Civilization. Beyond boundaries (zevende druk; Boston 2014).
  • Pollmann, Judith, ‘Countering the Reformation in France and The Netherlands: Clerical Leadership and Catholic Violence 1560-1585’ , Past and Present 190 (2006), 83-120.
  • Prak, Maarten, The Dutch Republic in the Seventeenth Century: The Golden Age (Cambridge 2005).
  • Voogt, Gerrit, ‘Remonstrant-Counter-Remonstrant Debates: Crafting a Principled Defense of Toleration after the Synod of Dordrecht (1619-1650)’ , Church History and Religious Culture 89 (2009) 4, 489-524.
  • Wilson, Peter H., ‘The Causes of the Thirty Years War 1618-48’ , The English Historical Review 123 (2008) 502, 554-586.
Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven