Bohemian Rhapsody (2018)
Regie: Bryan Singer
Met o.a.: Rami Malek, Gwilym Lee, Joseph Mazzello
Bij mij thuis werden vroeger heel veel bands uit de jaren zeventig en tachtig gedraaid, maar Queen was daar eigenlijk nooit één van. Mijn vader vond hun muzikale koers helemaal niks en mijn moeder vond de zanger maar lelijk. Ik had daardoor alleen wat vage popculturele kennis over de band. Hun muziek, alsmede een paar smakelijke anekdotes, passeerden eigenlijk maar heel sporadisch de revue. Queen was daardoor voor mij een legende en een enigma, een ver-van-mijn-bed-show en een bekende tegelijkertijd. Ik hoopte dat de nieuwe film Bohemian Rhapsody wat meer inzicht zou geven over de realiteit van de band en haar legendarische frontman Freddie Mercury – maar dat viel tegen.
Conventioneel
Bohemian Rhapsody mag dan de meest succesvolle biopic aller tijden geworden zijn, in feite is het een heel conventionele film over een artiest die zich juist niet door conventies liet vangen. Het is het stereotype Hollywoodverhaal dat start met een nederig begin, de rooskleurige eerste stapjes in de showbizz volgt, oploopt tegen wat problemen onderweg en afsluit met een happy ending in de vorm van Queen’s weergaloze optreden bij Live Aid in 1985 – toen iedereen weer vrienden met elkaar was, Freddie zijn losbandige seksuele uitspattingen achter zich had gelaten, Jim Hutton als partner had gevonden en hij zijn vader trots had gemaakt. O ja, en ergens tussendoor had Freddie nog AIDS opgelopen, maar daardoor liet de grote zanger zich natuurlijk niet van zijn stuk brengen. In de veertien minuten durende eindscène waarin het Live Aid-concert wordt nagebootst, heeft iedereen die Mercury aanschouwt natte oogjes. Maar waarom? Is het de emotionele ontlading na de zware professionele en persoonlijke hordes? Zijn het de puzzelstukjes die eindelijk op hun plaats vallen? Of is het een wijze levensles die ze allemaal hebben geleerd? Het is niet helemaal duidelijk.
Dat komt omdat het verhaal vanaf begin tot einde rommelig is en overal heel oppervlakkig blijft. In slechts twee uur tijd raast de kijker in sneltreinvaart door vijftien jaar muziekgeschiedenis heen, waarin cruciale ontwikkelingen niet worden uitgediept en veel te veel minuscule details worden aangekaart. Zeker in de eerste helft van de film lijkt het alsof elke scène om een grappig feitje draait. Zo wordt tijdens de eerste ontmoeting tussen de bandleden de nadruk gelegd op de vier extra tanden waar Mercury mee was geboren en waar hij zijn waanzinnige stembereik aan toeschreef. Later wordt een verjaardagsfeest bij Freddies familie geënsceneerd, waarin wordt getoond dat niemand in Mercury´s vriendenkring – waaronder Queen-gitarist Brian May, drummer Roger Taylor, bassist John Deacon en vriendin Mary Austin – eigenlijk weet dat Freddie eigenlijk Farrokh Bulsara heet, van Parsi afkomst is en opgroeide in Zanzibar. Het is om te illustreren dat de echte Freddie Mercury, ondanks zijn flamboyante voorkomen, een gesloten boek was.
Muziekgeschiedenis
Het verhaal wordt verder opgevuld door slappe suggesties en inside jokes, zoals hints naar Roger Taylors rokkenjagergedrag of de ruzies rondom de uitgave van het liedje I’m In Love With My Car. Fans zullen die humor misschien wel snappen, maar nieuwkomers niet. Het is in elk geval niet duidelijk wat de makers er nou eigenlijk mee aan het publiek proberen over te brengen. Een lesje muziekgeschiedenis is het zeker niet, want er klopt vanuit historisch perspectief ontzettend weinig van de film. Allereerst zitten er fouten in de grote chronologische lijnen. Zo werd het lied We Will Rock You al uitgebracht in 1977 en niet in 1980 zoals de film doet vermoeden. Freddie Mercury was tevens al lange tijd bevriend met zijn toekomstige bandleden en vriendin Austin toen hij frontman werd van Queen: hij ontmoette ze dus niet allemaal op één avond zoals in de film. En ten slotte wist Mercury nog helemaal niet dat hij AIDS had ten tijde van Live Aid. Hij kreeg zijn diagnose één of twee jaar later en hij vertelde het de rest van de band pas in 1989.
Andere in de film vertoonde gebeurtenissen hebben helemaal nooit plaatsgevonden. De belangrijkste daarvan is een vermeende breuk tussen de bandleden in de vroege jaren tachtig. In het echt was er toen weliswaar sprake van onenigheid, maar de band is nooit uit elkaar geweest. Hun conflicten waren ook niet het gevolg van Mercurys soloproject in München, zoals in de film wordt weergegeven. In werkelijkheid waren de onderlinge relaties onder druk komen te staan nadat Paul Prenter in 1977 de persoonlijke assistent van Freddie Mercury was geworden. Volgens May en Taylor isoleerde Prenter Mercury van zijn bandlenden en pushte hij de zanger om een nieuw elektronisch geluid uit te proberen op hun album Hot Space uit 1982 – wat uiteindelijk hun grootste flop werd. May en Taylor stonden niet achter het resultaat en hebben Prenter altijd verantwoordelijk gehouden. Prenter werd uiteindelijk in 1986 ontslagen. Overigens ná Live Aid en niet ervoor zoals in de film.
Frustrerende film
Het enige dat de film de moeite waard maakt, is de formidabele rol van Rami Malek, die terecht een Oscar won voor zijn optreden als Freddie Mercury. Er zijn momenten dat je vergeet dat je niet naar de echte zanger kijkt, maar naar een acteur. Malek heeft zich werkelijk al zijn maniertjes en bewegingen eigengemaakt – een erg knappe prestatie. Bovendien speelt Malek het enige complexe en gelaagde personage in de film, tevens verantwoordelijk voor de leukste grappen en oneliners. Paradoxaal genoeg maakt Maleks acteerprestatie Bohemian Rhapsody ook een heel frustrerende film: het is namelijk zo zonde dat de acteur zoveel moeite heeft gedaan om Mercury realistisch over te laten komen, terwijl de schrijvers het plot zo hebben laten afwijken van de realiteit. Een gemiste kans!
Door Jasmijn Groot.
Jasmijn Groot (1989) studeerde Geschiedenis en Oudheidkunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit en was redactrice bij Skript Historisch Tijdschrift en CODEX Historiae. Ze is werkzaam als content manager bij SEADISH en helpt met het opzetten van tijdelijke tentoonstellingen bij Huis van Hilde.