Een man met een zwarte hoed en lange jas, stok in de hand en een snavelachtig masker voor het gezicht. Iemand die het aftappen van bloed of het toedienen van giftige kruiden beschouwde als geldige geneeswijzen. Dat is het stereotype van de middeleeuwse arts. Net als vele andere stereotypen bezit dit beeld een kern van waarheid, maar slaat het grotendeels de plank mis. De middeleeuwse geneesheer was een goed opgeleid man, op zoek naar de beste manieren om zijn patiënten te helpen met de eeuwenoude kennis die hij bezat.
Deze scriptie behandelt het werk van laatmiddeleeuwse arts Paracelsus, een man die met zijn eigenzinnigheid en aparte inzichten tot nieuwe geneesmiddelen en behandelingen kwam, maar daarbij ook vele vijanden maakte. Daarbij schreef hij uitgebreid over zijn theorieën en bevindingen, waarbij hij zich graag afzette tegen de traditionele geneeskunde. In deze scriptie wordt een van zijn manuscripten, Liber de Homunculis genaamd, geanalyseerd en binnen het wetenschappelijk en filosofisch vertoog van zijn tijd geplaatst. Aan de hand van thema’s uit het manuscript worden Paracelsus’ inzichten onderzocht door ze te spiegelen aan de heersende overtuigingen waartegen hij zich verzette. Hoe bijzonder en vernieuwend was zijn visie, en in hoeverre was hij toch een kind van zijn tijd?
EERST DE LONGREAD LEZEN? DEZE VIND JE HIER!
http://issuu.com/jongehistorici/docs/38_floortje_guijt?e=3845706/31024574