De prestaties van het Mongoolse leger onder en na Djenghis Khan (1162-1227) laten vandaag de dag nog steeds monden openvallen van verbazing. En terecht. Het grootste aaneengesloten rijk in de geschiedenis werd gesticht door een niet significant en – tot de dertiende eeuw – voor de geschiedenis irrelevant steppevolk. Geweldige anekdotes over ongelofelijke overwinningen doen al eeuwenlang de literaire en wetenschappelijke ronde. In het paper de bello Mongolico [1], waarop deze longread is gebaseerd, zijn de bronnen die overgeleverd zijn zo nauwkeurig mogelijk gevolgd en afgewogen. Dit om een brongetrouw beeld van de Mongoolse strijdmacht onder Djenghis Khan weer te geven. Verhalen die in meerdere bronnen overeenkomstig vermeld worden, zijn voorzichtig als waar aangenomen. Verhalen die eenzijdig verteld worden, zijn nader onder de loep genomen.
Zodoende dreven enkele discrepanties boven tussen geschiedkundige literatuur en de primaire bronnen die voor handen waren. Historici blijken bronnen aangevuld te hebben, en soms zelfs gaten ingevuld. Hierom is in dit paper het nevendoel gesteld om historische missers op te sporen. In dit abstract wordt, vanwege het tweeslachtige karakter van het paper, zowel een methodische als een historische casus uitgewerkt, na een korte inleiding. Met deze twee voorbeelden zullen zowel de methodische als de historische conclusies uit de bello Mongolico geïllustreerd worden.
Onder de gebruikte bronnen vallen enkele reisverslagen, verslagen in opdracht van latere khans en materiële archeologische bronnen. Vooral de verslagen van Europese reizigers dienen de analytische lezer, daar deze geneigd waren zaken vast te leggen die voor mensen aldaar vanzelfsprekend waren. Zoals reeds genoemd, worden in het paper zaken die door meerdere onafhankelijke schrijvers geschreven werden, voorzichtig als waar aangenomen. Ik schrijf ‘voorzichtig’ aangenomen omdat niet altijd uitgesloten kan worden dat reizigers elkaars verslagen gekend hebben en op deze manier hun eigen verhaal aanvulden.
Inleiding
Djenghis Khan werd geboren onder de naam Temüjin en kende een rumoerig leven. Als zoon van de khan van de clan waarin hij leefde zou hij de opvolgende khan worden.[2] Deze clan leefde volgens één van de bronnen onder zeer erbarmelijke omstandigheden. Ze zouden geleefd hebben van rattenvlees en hondenhuiden gedragen hebben als kledij.[3] Na een succesvolle moordaanslag op Temüjins vader viel de clan echter uiteen en bleef Temüjins gezin alleen achter.
Temüjin vond na enige omzwerving na de dood van zijn vader een veilige ruimte onder de vleugels van een lokale khan, Toghril genaamd. Diens zoon Jamuhka werd een zeer vertrouwde vriend van Temüjin. Een vriendschap echter, die geen lang leven beschoren was. Sterker nog, de twee kwamen als vijanden lijnrecht tegenover elkaar te staan. Dit had er waarschijnlijk mee te maken dat Temüjin steeds meer eigen aanhang begon te vergaren, terwijl hij nog onder bescherming van Toghril stond. Hierdoor werd hij een potentiële bedreiging voor verschillende aanzienlijken onder Toghril, maar vooral voor Toghril en Jamuhka zelf. Aangezien wij vandaag de dag de naam Djenghis Khan kennen, en die van Toghril en zijn zoon bij het grote publiek niet bekend zijn, zal het geen verrassing zijn dat Temüjin als overwinnaar uit hun strijd kwam. Toghril werd gedood, maar Jamuhka werd gevangengenomen door zijn eigen manschappen, en gebonden aan Temüjins voeten geworpen. Toen gebeurde er iets vreemds. Temüjin liet de gevangene lossnijden en liet de lieden die hem gevangen genomen hadden – en waarschijnlijk beloning verwachtten – executeren. Voor lieden die hun eigen leider verraden hadden, was er geen ruimte aan Temüjins zijde. Jamuhka werd, na een persoonlijk gesprek met zijn voormalig kameraad, eveneens geëxecuteerd.
In 1206 had Temüjin dusdanig veel aanhang vergaard dat hij tot Djenghis Khan benoemd werd door degenen die vanaf dat moment zijn onderdanen werden. Virgil Ciociltan schrijft dat het benoemen van Temüjin tot Djenghis Khan een typisch geval van ‘do ut des’ was. Oorlog voedt op oorlog, dus het benoemen van de sterkste krijgsheer tot enige leider belooft de benoemers rijkdom en welvaart.[4]
Na de benoeming van Temüjin begon de echte reeks aan veroveringen pas in alle ernst. Het is dan ook vooral deze periode die in de bello Mongolico aandacht krijgt.
Methodische casus
De dood van Jamuhka is problematisch geworden voor hedendaagse geschiedschrijvers en derhalve een mooi voorbeeld van de methodische problematiek omtrent de Mongolen. Twee van de belangrijkste bronnen omtrent Djenghis Khan melden over deze gebeurtenis enkel dat Jamuhka gedood werd zonder bloedvergieten en dat er een grootse begrafenis volgde.[5] Een executie zonder bloedvergieten was onder Mongolen de manier om belangrijke mensen te doden. Dit omdat de gedachte leefde dat in het vergoten bloed een deel van de persoon achter zou blijven op aarde. De manier van executeren wordt nergens in de primaire bronnen genoemd. Timothy May schrijft echter, zonder voetnoot te plaatsen, dat ze hem in dekens wikkelden totdat hij stikte.[6] Een vreemde invulling van de executie, niet door bronnen gestaafd. Biograaf Martin beschrijft dat hij ‘… dodelijk verpletterd werd’, en biograaf Harold Lamb beweert dat hij gewurgd is met een zijden draad.[7] James Chambers stelt, terecht, enkel dát hij geëxecuteerd is.[8] In een documentaire van de BBC wordt geschreven dat Temüjin Jamuhka’s rug gebroken zou hebben.[9] Niet één vertaling van de bronnen steunt deze zeer uiteenlopende verhalen, op die van James Chambers na.
Dit is typisch het soort probleem dat een leek als vaststaand feit voorgeschoteld krijgt wanneer hij zich niet verder verdiept in de materie. Géén van de schrijvers geeft een historiografisch debat weer en géén van hen een duidelijk te volgen voetnoot. Derhalve is de strekking van het methodisch gedeelte van de bello Mongolico dat een lezer nooit dient te schrikken van een publicatie vol met voetnoten. Uw argwaan moet alleen gewekt worden bij het ontbreken hiervan. Het tweede deel van dit abstract zal een historische casus uit het paper uitwerken en toelichten.
Historische Casus
Flexibiliteit en rekrutering waren van groot belang omdat het feitelijk de enige manier was om een legermacht te vergaren die het aantal mannen binnen de stam zou overstijgen (normale nomadenlegers bestonden enkel uit een groot deel van de mannelijke bevolking). De term voor het groeien van stammen en bevolkingsgroepen doordat mensen zich bij hen aansluiten en hun gebruiken overnemen is ‘etnogenese’. Hiervoor was het niet nodig dat mannen Mongools waren, maar slechts dat ze enkele gebruiken van de Mongolen overnamen en trouw zwoeren aan de khan. Een opvallend gebruik dat door rekruten van niet-Mongoolse achtergrond aangenomen moest worden, was een distinctief Mongoolse haardracht. Dit maakte het leger uiterlijk uniform en voorkwam, in combinatie met tactische plaatsing in regimenten, de vorming van niet-Mongoolse entiteiten binnen het leger.Een belangrijk aspect van het Mongoolse leger, was het zeer flexibele karakter dat in meerdere bronnen expliciet terug te vinden is. Hier zullen een aantal voorbeelden gegeven worden uit verschillende bronnen die aantonen wat het Mongoolse leger de grote slagkracht gaf die het had.
Op deze manier kon de stam der Mongolen uitgroeien tot de wereldveroverende macht die het geworden is. Belangrijk om hierbij in gedachten te houden is derhalve dat als er sprake is van het ‘Mongoolse’ leger, dit niet alleen Mongolen betreft. Soldaten en ingenieurs uit alle door de Mongolen bezochte en bezette plaatsen werden gerekruteerd, of als slaaf meegenomen. Tevens deed desertie uit vijandelijke legers, en vervolgens aansluiting bij het Mongoolse, zich frequent voor.
De samenstelling van het leger was hierdoor, zeker na 1206, niet meer enkel traditioneel nomadisch. Mongolen vochten vooral te paard met boog, speer en lasso. Deze wapens waren echter niet meer altijd toereikend, zoals bij grote militaire ondernemingen als het belegeren van steden. Effectieve militaire technieken en wapens werden van vijanden en overwonnen volkeren overgenomen en direct ingezet. Zo vochten de Mongolen uiteindelijk onder andere met trebuchet – of slingerblijde – belegeringskatapulten, metalen Chinese harnassen en mogelijk een afgeleide van Grieks Vuur.
Tevens zou het leger een sterk meritocratisch karakter hebben gehad. Dit karakter was, naast de genoemde etnogenese, een sterke pijler van het leger. Binnen de meritocratie, losjes te vertalen als de regering van de kundigen of zij die het verdienen, bestond er een behoorlijke doorgroeimogelijkheid voor soldaten. Als een soldaat goed genoeg vocht en militair inzicht toonde, kon deze het tot generaal schoppen. Een generaal die echter steken liet vallen werd gedegradeerd. Een tekenend voorbeeld hiervan kan gegeven worden aan de hand van verslagen over generaal Subadei.
Subadei begon als gewone soldaat en werd één van de belangrijkste generaals van Temüjin. Het vertrouwen van Temüjin in Subadei is goed zichtbaar tijdens de belegering van de stad Samarkand in het Chormasmische rijk (grofweg het hedendaags grensgebied tussen Oezbekistan en Turkmenistan). De Sjah van Chorasmië vluchtte met zijn leger om aan de Mongolen te ontkomen. Terwijl het grootste deel van het Mongoolse leger achterbleef om Samarkand te belegeren, werd Subadei er samen met een andere generaal (Jebe genaamd) op uit gestuurd om de sjah te doden. Zij reisden maanden door vijandelijk gebied om deze sjah op te jagen. Pas toen hij uiteindelijk omstreeks 1222 stierf konden zij terugkeren naar het grote leger.[10] Temüjin moet behoorlijk vertrouwen in zijn generaals hebben gehad. Hij liet ze immers zelfstandig handelen, maanden achtereen.
Maar ondanks dat het leger een meritocratisch karakter bezat, kende het Mongoolse rijk geenszins meritocratie als politiek stelsel. De khans die Djenghis Khan zouden opvolgen waren zijn eigen nakomelingen. Zeer hoge posities in het leger konden door iedereen bekleed worden, maar voor de echte macht gold toch ‘keep it in the family’.
Conclusie
Aangezien de bello Mongolico vooral een kritische interpretatie is van de overgeleverde bronnen worden er op historisch vlak geen baanbrekende conclusies geboden. Het is eerder een herinterpretatie van al langer bekende, maar niet altijd goed bekeken, primaire bronnen. Hoewel er op methodisch vlak belangrijke suggesties gedaan worden voor een juiste methode voor kritische historici, biedt het historisch deel vooral een heldere en transparante analyse van verschillende, tegen elkaar afgewogen verhalen. Wetenschappelijke problemen waarmee historici onoverkomelijk te maken krijgen, geïncorporeerd in een kritisch geesteswetenschappelijk werk. Op deze wijze biedt de bello Mongolico een vernieuwde visie op de historie en een kritische reflectie op het vak van de historicus.
LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!
WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!
NOTEN:
[1] Volledige titel van het paper: De bello Mongolico: het succes van een nomadenvolk.
[2] ‘Khan’ was de titel voor Mongoolse leiders in de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw.
[3] Juvaini, The history of the worldconquerer, volume I vert. Boyle J.A. (Manchester 1958), 21.
[4] V. Ciociltan, The Mongols and the Black Sea trade in the thirteenth and fourteenth centuries (Leiden 2012) 8.
[5] A. Waley, The secret history of the Mongols (Londen 1963) 284.
[6] T. May, The Mongol art of war (Barnsly 2007) 128.
[7] H.D. Martin, The rise of Genghis Khan and his conquest of North China (Londen 1950) 105.
H. Lamb, Genghis Khan, the emperor of all men (Londen 1936) 68.
[8] J. Chambers, Genghis Khan (Gloucestershire 1999) 53.
[9] http://www.youtube.com/watch?v=RlEpJSwb7v4&channel=Ken4JCML (laatst geraadpleegd 13-01-2011)
[10] Turnbull, Genghis Khan and the Mongol conquests 24.Overigens opnieuw een punt van discussie. Sommigen claimen dat de Sjah aan dysenterie bezweek, anderen dat hij longontsteking kreeg of gedood werd.
Afbeeldingen
Afbeelding 1 http://www.panoramio.com/photo/42006233
Afbeelding 2 http://www.allempires.com/article/?q=The_Mongol_Empire