De Grand Tour van Hendrik Fagel: prenten, palazzi en pittoreske landschappen

door Jelle van de Graaf

Dagelijks siet men hier iets nieuws, en hetgeen men siet is onder verscheide gezichtspunten interessant. […] Nooit heb ik een plaats gesien daar so veel te doen is als hier. Daar gaat geen dag voorbij of wij sien iets nieuws, en iets fraays.[1]

Zo beschrijft Hendrik baron Fagel de jonge (1765-1838) Rome na zijn eerste dagen in de Eeuwige Stad. Eind van de achttiende eeuw begon de twintiger zijn Grand Tour en reisde hij naar Italië af. Zulke Grand Tours waren in de zeventiende en achttiende eeuw populair onder adellijke jongemannen uit West-Europa. Zij maakten een reis naar landen als Frankrijk of Italië en beschouwden dit als het sluitstuk van hun opvoeding en (academische) opleiding; een uitgelezen kans om de culturele hoogstandjes die andere landen te bieden hadden met eigen ogen te aanschouwen. Net zoals toeristen in Rome vandaag de dag, was ook de achttiende-eeuwse Nederlandse reiziger Hendrik Fagel gefascineerd door alle prachtige bouwwerken die de stad rijk is. Zo lezen we in het reisverslag, Journaal van Hendrik Fagels reis door Italië (1786-1787), dat hij vrijwel alle belangrijke highlights bezocht. Daarnaast was ook netwerken in salons een vast onderdeel van Grand Tours, waarbij verfijnde smaak en beschaafde omgangsvormen onmisbaar waren.

Fagel bezocht vrijwel alle monumenten in Rome waar de route van de hedendaagse toerist ook langsloopt. Zijn reis verschilt in dat opzicht niet veel van onze huidige Rome-tripjes. Het lezen van zijn reisverslagen en brieven voor of tijdens je bezoek aan de stad kan daarom heel inspirerend zijn. Het grote verschil is echter dat een Grand Tour slechts voor een kleine elitaire minderheid mogelijk was, terwijl Rome tegenwoordig overspoeld wordt door hordes toeristen. Daar waar zij de avonden voornamelijk met hun eigen reisgezelschap doorbrengen, dineerde Fagel met andere welvarende buitenlanders. Ook op andere manieren verschilt de reis die de jonge Fagel maakte van de reizen die zijn leeftijdsgenoten vandaag de dag maken. In het geval van Hendrik Fagel had zijn reis voornamelijk een educatief, zakelijk en sociaal doel. Hoe zag de dag van een achttiende-eeuwse ‘toerist’ er eigenlijk uit?

Portret Hendrik Fagel (Bron: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie)

Fagels reisverslag en correspondentie

Hendrik Fagel, vergezeld door zijn zus Agnes en hun oom Jacob Boreel, maakte zijn reis van november 1786 tot juni 1787. In die tijd werd over land gereisd, in gammele en schokkerige wagens of karren waarbij elke hobbel in de weg te voelen was. Comfort was ver te zoeken. De andere kleine ongemakken die het gezelschap onderweg naar Rome had ervaren, zoals slechte, onhygiënische herbergen met zeer matig eten, vergat Fagel echter al snel bij het overweldigende aanzicht van de Eeuwige Stad. Hij was meteen zeer onder de indruk van de stad; er was immers zó veel te doen en zó veel moois te zien. Er moest wel nog even uitgerust worden van de enerverende reis: ‘De eerste dagen van ons Verblijf alhier hebben wij expres willen employeeren om van de fatigues van de Reis […] uit te rusten. Dus sijn wij maar terloops eenige seer beroemde dingen gaan sien.’[2]

Zoals voor veel achttiende-eeuwse reisverslagen gebruikelijk was, schreef ook Fagel zijn journaal in het Frans, dé taal onder de hoogopgeleide adel. Zulke verslagen waren meestal bedoeld voor het thuisfront om de familie op de hoogte houden van alle ervaringen. Bovendien was het interessant voor zogenaamde ‘leunstoelreizigers’, want dankzij de vaak accurate beschrijvingen konden zij zich toch in Rome wanen. Fagels reisjournaal is heel overzichtelijk: hij schrijft op vrij beknopte wijze wat hij die dag gezien of gedaan heeft. Andere Grand Touristen deden ook dagelijks verslag van hun ervaringen. Fagels beschrijvingen zijn meestal vrij objectief en neutraal, of in ieder geval probeert hij zo over te komen. In de brieven aan zijn grootvader, die hij wel in het Nederlands schreef, durft hij daarentegen duidelijker zijn mening te uiten. Wat een interessant inkijkje in zijn reisavonturen geeft.

Het belang van kunst en goede smaak

Richten we ons weer op de redenen van jonge edellieden naar Rome, dan had de Grand Tour ten eerste vooral een educatieve functie: het ontwikkelen van een verfijnde smaak. In Frankrijk leerden reizigers bijvoorbeeld beschaafde omgangsvormen. Italië werd dan weer gezien als de bakermat van beschaving en (antieke) cultuur. Daar bestudeerden de Grand Touristen antieke ruïnes en sculpturen enerzijds en de Renaissance- en Barokke kunst anderzijds. In Italië en Rome in het bijzonder werden vooral de klassieke monumenten, zoals het Colosseum en het Forum Romanum, zeer gewaardeerd. Velen hadden hier thuis immers al over gelezen, of er prenten van gezien, waardoor de klassieke overblijfselen een enorme aantrekkingskracht uitoefenden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de talloze prenten van Giovanni Battista Piranesi die vrijwel alle belangrijke monumenten in en rond Rome afbeeldden, of de voorstellingen van Giovanni Paolo Panini. Zo wakkerden zij de nieuwsgierigheid naar al die Romeinse bezienswaardigheden aan. Als een ware Grand Tourist was ook Fagel geïnteresseerd in vrijwel alle verschillende aspecten van Rome: antieke ruïnes, kerken, musea, private kunstcollecties en de schoonheid van de natuur.

Giovanni Paolo Panini, An architectural capriccio with figures among Roman ruins (Bron: Wikimedia Commons)

Ook al was Fagel geïnteresseerd in het hele spectrum van Romeinse bezienswaardigheden, hedendaagse- en Renaissancekunst namen een bijzondere plaats in gedurende zijn reis. Dit blijkt uit het feit dat Fagel in de brieven aan zijn grootvader uitgebreid sprak over de beeldende kunst die op dat moment in Rome te vinden was. Dit brengt ons bij het zakelijke aspect van zijn reis: Fagel had namelijk van zijn grootvader de opdracht gekregen om een aantal schilderijen, prenten of tekeningen voor hem mee te brengen. Vandaar dat hij zo nu en dan verslag deed van zijn bezoekjes aan musea en palazzi (waar de adel haar privécollecties bewaarde), en opsomde welke kunstwerken hij allemaal had gezien. Fagel was een fanatieke bewonderaar van de Italiaanse kunst, waardoor hij zeer goed geïnformeerd was en zijn mening over kunst niet onder stoelen of banken stak. Fagel stelde dat iemand die niet in Rome geweest is, zich nauwelijks kon voorstellen hoeveel tekeningen, prenten, schilderijen en beelden men er wel niet kon kopen. Helaas was alles dan wel ‘excessief duur’, zodat zelfs de rijkste persoon niet genoeg vermogen had om alle fraaie dingen aan te schaffen die hij wenste. Toch kon men ‘voor bepaalde en modique sommen dog genoeg aequireeren, om een gedachtenis te hebben van de fraaye dingen die men gesien heeft en die nergens dan hier te sien sijn.’[3]

Johann Zoffany, The Tribuna of the Uffizi (1772-1778) (Bron: Wikimedia Commons)

Fagels kennis van kunst kwam bovendien goed van pas bij discussies en bijeenkomsten met de adel. In zulke ontmoetingen kwamen esthetische, commerciële of zakelijke, en sociale redenen van Fagels reis duidelijk samen. Zich verdiepen in kunst had namelijk ook een sterke sociale component; een bezoek aan de ateliers van kunstenaars of de palazzi van rijke verzamelaars was niet alleen gericht op de kunst zelf. Het was ook een manier om jezelf te manifesteren in elitaire kringen. In de hedendaagse stedentripjes ontbreekt vaak dit sociale aspect en is het bezoeken van villa’s en kunstcollecties van welgestelde heren niet meer gangbaar.

Eten met de elite

Een belangrijk onderdeel van de Grand Tour was om in contact te komen met de Italiaanse adel, maar zeker ook met andere buitenlanders die in Rome verbleven. Het netwerken met de elite was een uitgelezen mogelijkheid om de beschaafde omgangsvormen, die men net geleerd had, in de praktijk te brengen. De meest gebruikelijke manieren hiervoor waren het bezichtigen van private kunstcollecties, diners, of het bezoeken van ‘assemblées’ en bals. Fagel deed vaak mee aan dit soort aangelegenheden: ‘Daar gaat ook bijna geen dag voorbij of wij ontmoeten ons in ’t een of ’t andere geselschap.’[4] Geregeld vermeldde Fagel dat soort uitstapjes in zijn reisverslag en in de correspondentie met zijn grootvader. Het komt vooral vaak voor dat hij bij een buitenlandse gastheer dineerde: ‘Wij eeten ordinair eens in de week bij zijn eminentie, die hier als cardinaal en als Ambassadeur van Vrankrijk op een seer grooten voet leeft, en de Vreemdelingen het meeste accuil doet,’ zegt Fagel over de Franse kardinaal Bernis.[5] Jammer genoeg blijft het meestal bij zo’n korte vermelding en treedt Fagel niet in detail over wat zich op een dergelijke avond afspeelde. Dit past geheel in zijn stijl van het objectief en beknopt opsommen van zijn ervaringen, iets wat overigens zeer gebruikelijk was voor reisjournalen aan het eind van de achttiende eeuw.

In tegenstelling tot buitenlandse gastheren, leefden de ‘romeinsche groote heeren’ volgens Fagel op een erg sobere en zuinige manier – zelfs de allerrijksten. Bovendien nodigden zij zelden mensen uit voor het diner, tenzij het goede vrienden waren.[6] Helaas laat Fagel weinig los over zijn eigen verblijfplaats in Rome, en we weten dan ook niet of hij zelf weleens gasten uitnodigde. Het lijkt erop dat hij vooral op bezoek ging bij anderen, zoals de Franse ambassadeur, de ‘Pretendent’ of een kardinaal in het Vaticaan: ‘gisteren hebben we gedineerd in het Vaticaan bij kardinaal Buoncompagni, de staatssecretaris.’[7] Blijkbaar was Fagel dus goed bevriend met deze kardinaal, maar afgezien van Buoncompagni lijkt hij zich vooral in het gezelschap van buitenlanders te hebben bevonden. Dit waren tijdelijke bewoners, de Grand Touristen, en ook buitenlanders die blijvend in Rome woonden.

De schoonheid van natuur en ruïnes

Afgezien van de genoemde verschillen met hedendaagse reizen, is er nog een laatste aspect wat Fagels reis bijzonder maakt: zijn fascinatie voor natuur en ruïnes. Dit onderscheidde hem van de meeste van zijn tijdgenoten. Veel reizigers in Rome waren namelijk teleurgesteld dat er van de ooit zo imposante Romeinse bouwwerken nog maar zo weinig over was. Waar zij hoopten het Rome uit de Oudheid in volle glorie te aanschouwen, troffen zij een stad in verval aan. Hendrik Fagel vond dit geen probleem. Sterker nog, hij was zelfs zeer onder de indruk van begroeide ruïnes, die volgens hem een pittoresk aanzicht opleverden. Het prachtige Colosseum, zo stelt Fagel, was op meerdere plekken bedekt met planten en struiken, die daardoor een nobele en interessante aanblik veroorzaakten. Daarnaast zegt ook de locatie van een bouwwerk veel over de schoonheid ervan, zoals het geval was bij de piramide van Cestius: ‘Verspreide huizen, villa’s en enkele aanzienlijke ruïnes, zoals de Piramide van Cestius, vormen de achtergrond van dit landschap, dat op de meest opvallende manier wordt afgewisseld met cipressen, dennen en eiken.’[8] De situering van villa’s en ruïnes tussen cipressen en andere bomen zorgde voor een zeer ‘frappante’ aanblik.

Anoniem, The Pyramid of Caius Cestius, from a Drawing Made upon the Spot (1798) (Bron: Wikimedia Commons)

Behalve het bewonderen van Romes rijkdommen, maakte Fagel ook uitstapjes naar plekken als Napels en Tivoli (het oude Tibur). Met gevoel voor overdrijving meende hij dat de aanblik van Napels misschien wel de mooiste in de hele wereld was.[9] Hoewel er in de stad zelf niet zoveel fraaie gebouwen of andere bezienswaardigheden te vinden waren als in Rome, was de omgeving van Napels magnifiek. Fagel was onder de indruk van het prachtige landschap en de mooie uitzichten rond Napels. Fagels fascinatie voor dit pittoreske was ook de reden dat hij uitstapjes maakte naar het platteland rondom Rome, evenals Tivoli of Paestum (vlakbij Napels). ‘Tivoli is vermaard door derselves situatie en natuurlijke schoonheden. […] Deese kleine reis is een van de aangenaamste die ik mij erinnere ooit gedaan te hebben.’[10] Dit kwam vooral door de prachtige, idyllische ligging van Tivoli in de natuur. Eén van de hoogtepunten was de villa van Maecenas, maar om deze ruïne in zijn volle ‘grandeur’ te zien, moest het gezelschap wel naar een dal afdalen. Daar, dichtbij de beroemde waterval, was het uitzicht het meest pittoresk.[11] Fagels waardering voor het pittoreske aanzicht van ruïnes contrasteert hier kortom duidelijk met de teleurstelling van veel van zijn tijdgenoten.

Claude-Joseph Vernet, La cascade à Tivoli (ca. 1750) (Bron: Wikimedia Commons)

Een reis die toeristen vandaag de dag naar Rome maken, lijkt in bijna niets meer op een Grand Tour in de achttiende eeuw. Dit blijkt wel uit het verhaal van Hendrik Fagel, waarin die verschillen – educatief, zakelijk en sociaal – mooi verweven zijn. Er was immers zowel een netwerk als goede smaak voor nodig om bijvoorbeeld goede kunst aan te kunnen schaffen, maar andersom gold ook: het hebben van een goede smaak en de bereidheid om kunst te kopen, boden toegang tot hogere kringen. Ten slotte hielpen omgang met een sociale elite en de zoektocht naar kunst weer bij het cultiveren van een goede smaak. In Fagels reisverslag en correspondentie vinden we veel verwijzingen naar dit soort sociale activiteiten, in zijn geval voornamelijk diners bij andere reizigers in Rome. Wat hij daar precies meemaakte, blijft ongewis, omdat hij zich beperkt tot het geven van droge en zakelijke beschrijvingen of opsommingen. Fagel was beduidend spraakzamer als hij het over kunst had. Met name in de brieven aan zijn grootvader wijdt hij soms lang uit over de enorme hoeveelheid kunstwerken die hij in Rome aanschouwde. Dit was duidelijk een thema dat hem na aan het hart lag. Daarnaast is Fagel’s toon ook meer opgewonden als hij zijn tripjes naar bijvoorbeeld Tivoli of Paestum beschrijft. De schoonheid van de natuur en vervallen ruïnes maakte veel indruk. Kortom, hij manifesteerde zich net als veel andere Grand Touristen in de hogere sociale kringen, maar wat hem echt boeide, waren pittoreske landschappen en prachtige kunstwerken. Daarin lijkt hij alweer iets meer op een hedendaagse toerist. Op het eerste gezicht was Hendrik Fagel ook een typische Grand Tourist, maar door zijn fascinatie voor vervallen ruïnes in een idyllisch landschap past hij ook weer niet helemaal in het traditionele plaatje.

 

Jelle van de Graaf (1994) heeft na zijn Bachelor Geschiedenis in Utrecht de Master ‘Eternal Rome’ (een specialisatie van Geschiedenis) in Nijmegen gedaan. Op dit moment werkt hij in Arnhem bij Erfgoed Gelderland aan een project over de Tweede Wereldoorlog.

 

 

[1] Brieven van H. Fagel de Jonge aan zijn grootvader Hendrik Fagel de Oude, 1786-1787, Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Fagel, nummer toegang 1.10.29, inventarisnummer 2661.

[2] Brieven, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 2641.

[3] Brieven, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 2641.

[4] Ibidem.

[5] Brieven, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 2641.

[6] Ibidem.

[7] Journaal van Hendrik Fagel’s reis door Italië, 1786-1787, Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Fagel, nummer toegang 1.10.29, inventarisnummer 195.

[8] Journaal, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 195.

[9] Ibidem.

[10] Brieven, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 2641.

[11] Journaal, NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. 196.

DE SCRIPTIE WAAR DEZE LONGREAD OP GEBASEERD IS VERSCHIJNT HIER BINNENKORT. BEKIJK HIER ONDERTUSSEN ALLE SCRIPTIES VAN DE UITGEVERIJ.

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP.

 

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven