Op de tweede etage van het Rijksmuseum is een eigenaardige kamer met een nog eigenaardigere naam. In deze drinkspelletjeskamer staan verschillende vroegmoderne drinkbekers: stenen kruiken, metalen schalen en weelderig gedecoreerde kannen. Drie drinkbekers vallen in het bijzonder op. Ze trekken niet alleen de aandacht vanwege hun schoonheid en detail, maar nog meer vanwege hun onhandigheid. De drinker kan de beker niet wegzetten zolang deze gevuld is, want de bekers missen een voet. In plaats daarvan zit er een molentje onderaan de beker. Als op het buisje naast het trappetje geblazen wordt gaan de wieken draaien. De drie molenbekers zijn niet uniek. Het Rijksmuseum heeft maar liefst negen van deze gekke bekers in haar bezit en ze duiken regelmatig op in andere musea en private collecties. Waarom waren deze bekers zo populair?
Molenbeker als prop
Molenbekers werden gebruikt tijdens drinkspelletjes die door groepen mannen gespeeld werden. De roemer werd volgegoten met drank, leeggedronken en doorgegeven. Wegzetten was geen optie: pas als de drank op was kon hij omgedraaid worden. Veel tijd hadden de deelnemers van het molendrinkspel niet om de beker te adten. Een test met een Duitse molenbeker liet zien dat zelfs met een harde blaas in het buisje de wieken maar vijf seconden bleven draaien. Deelnemers van het drinkspel dronken dus grote hoeveelheden alcohol in weinig tijd. De zeventiende-eeuwse schrijver Dirk Pietersz. Pers noemt de molenbekers dan ook in een lijst met ‘vreemde grillen (…) om den mensch tot dronkenschap te brengen’. De molenbeker was echter geen levenloos object. We moeten het zien als een prop in een theaterstuk van dronken mannelijkheid. Net als een prop speelt de molenbeker een rol; het acteert met de andere deelnemers van het spel. De mannen aan de drinktafel zijn niet alleen onder invloed van de drank, maar ook onder de invloed van de beker waaruit ze die drank drinken.
Net als kaarten, dobbelstenen en Stef Stuntpiloot faciliteerden de molenbekers een competitief drinkspel. De winnaar van het spel voerde de taken die de molenbeker gaf goed uit: hij blies hard en dronk snel. De verliezer werd beschimpt en moest mogelijk meer drinken als straf voor zijn falen. Een deelnemer aan het spel gaf zo de regie over zijn drinkgedrag – hoeveelheid en snelheid – over aan een voorwerp en de groep waarin dit voorwerp werd gebruikt. Maar dit was niet enige manier waarop de drinker werd beïnvloed door de beker. Behalve hun drankconsumptie beïnvloedde de beker ook hun gevoelens en gedachten.
Een omgekeerde wereld
De psychologen Claude Steele en Robert Josephs concludeerden dat dronkenschap resulteert in een soort ‘bijziendheid’ waarin de directe ervaring een sterker effect heeft op de gevoelens en gedachten van mensen dan normaal. De omgeving van de drinker heeft dus grote invloed op de roes. Ik denk dat de molenbeker de ‘bijziende’ drinker in een minicarnaval zoog. Carnaval was het premoderne feest van de omgekeerde wereld. Alles wat heilig en serieus was werd tijdens deze dag(en) voor de vastenperiode beschimpt en bespot. De molenbeker doet exact dit door het heilige, het zondige en de waanzin samen te voegen.
Het heilige van de molenbeker zit in zijn opvallende gelijkenis met een ander soort beker: de miskelk of avondmaalbeker. Net als de avondmaalbeker is de molenbeker ook van zilver en net als de avondmaalbeker werd de molenbeker rondgegeven in een drinkritueel dat, net als een kerkdienst, gevuld werd met toespraken, zegeningen (de toast) en liederen. Er was één groot verschil: waar het tijdens het ritueel van het Laatste Avondmaal bij een slok wijn bleef, werden de molenbekers in een teug leeggedronken. Van deze overdaad aan drank kwam het zondige en de waanzin, twee dingen die materialiseren in de carnavalesk omgekeerde molen.
Waanzin en zonde
Veel Nederlandse gezegden over waanzin hadden te maken met molens. De waanzinnige Don Quichot vocht met molens en de gek ‘loopt met molentjes’ of – die kennen we nog steeds – ‘heeft een klap van de molen gehad’. Dronkenschap werd gezien als zelfgekozen waanzin, want zoals wind de wieken van de molen laat draaien, zo laat dronkenschap de wereld van de dronkaard draaien. Daarnaast zijn de molen en de molenaar beruchte figuren in premoderne folklore. De molen stond vaak buiten de stadsmuren om de meeste wind te vangen, maar viel daarom ook buiten de sociale controle van de stedelingen. Om die reden wordt de plaats vaak geassocieerd met zonde. Geruchten over magische rituelen of seksuele transgressie bij molens zijn terug te vinden in vroegmoderne liedjes en verhalen.
De molenbekers in de drinkspelletjeskamer lijken enorm onhandig, maar blijken dus verassend functioneel. De beker was een prop en speelde met de mannen aan de drinktafel een uitgebreid toneelstuk van mannelijke dronkenschap. Als materieel minicarnaval keerde de beker een religieus ritueel om tot een feest van waanzin en zonde. Want hoe je het spel ook speelde, uiteindelijk kreeg elke deelnemer een klap van de molen.
Door Adriaan Duiveman
Adriaan Duiveman is promovendus aan de Radboud Universiteit. Hij doet onderzoek naar de rol van rampen in de vorming van lokale en nationale identiteiten in de achttiende eeuw. Eerder bestudeerde hij de drinkcultuur in de Nederlandse Republiek aan de hand van vroegmoderne drinkliederen en drankspelletjes. Deze column is een verkorte en aangepaste versie van een artikel over vroegmoderne drinkspelletjes en -rituelen dat later uitkomt.