Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef de gehuwde vrouw handelingsonbekwaam, terwijl in 1927 al pogingen waren gedaan deze situatie op te heffen. Deze scriptie onderzoekt waarom getrouwde vrouwen tot 1956 moesten wachten voordat zij hun eigen goederen mochten beheren en hun eigen handtekening voldoende was voor bijvoorbeeld het aanvragen van een visum. Het politieke besluitvormingsmodel van voormalig hoogleraar Vrouwenstudies Joyce Outshoorn vormt daarbij het theoretische kader. Dit barrièremodel onderstreept het belang van de media en de rol van personen binnen de politieke besluitvorming. In de negenentwintig jaar van het politieke proces was er weinig media-aandacht voor het issue en waren er slechts enkele personen die regelmatig de handelingsonbekwaamheid in de spotlight zetten: onder anderen J.C. van Oven en N.S.C. Tendeloo. Die personen behoorden tot drie verschillende groepen: de Nederlandse Juristenvereniging, de vrouwenbeweging en een groep politici. Vanwege de overheersende waarden en politieke spelregels bleef een besluit lange tijd uit: er was sprake van een non-decision. In de decennia na de oorlog veranderden die waarden en spelregels langzamerhand en was er meer ruimte voor baanbrekende politiek. Een andere stap voorwaarts voor de getrouwde vrouw in die periode was bijvoorbeeld de afschaffing van het arbeidsverbod voor gehuwde ambtenaressen in 1955.
LEES ‘IN LAW HUSBAND AND WIFE ARE ONE PERSON, AND THE HUSBAND IS THAT PERSON?’ HIER: