EERST DE LONGREAD LEZEN? DEZE VIND JE HIER.
In de achttiende eeuw was het gebruikelijk voor de Europese elites om een Grand Tour te ondernemen naar landen als Frankrijk en Italië, waarvan Rome vaak het hoogtepunt vormde. De gedachte hierachter was om de om de welgestelde jongemannen volwassen te laten worden; om hun (academische) opleiding te voltooien en te proeven van de culturele hoogstandjes die andere landen te bieden hadden. In Italië en Rome werden vooral de klassieke monumenten en ruïnes zeer bewonderd. Velen hadden hier thuis immers al over gelezen, of er prenten van gezien, waardoor de klassieke overblijfselen een enorme aantrekkingskracht uitoefenden op jonge Grand Touristen.
Echter, in de achttiende eeuw was Rome een stad in verval; er heerste armoede en de vele ruïnes waren slechts een zwakke afspiegeling van het ooit zo glorieuze Rome. Deze teleurstelling kenmerkte veel Grand Tours, maar aan het einde van de achttiende eeuw ontwikkelde zich een nieuwe tendens: reizigers gingen juist de staat van verval meer waarderen en waren gefascineerd door de pittoreske situering van ruïnes in de natuur. De Nederlandse Grand Tourist Hendrik Fagel is hier een uitstekend voorbeeld van. De grote hoeveelheid reisjournalen en brieven die Fagel naliet, laten zien dat er niet alleen maar een spanning bestond tussen heden (het achttiende-eeuwse Rome) en verleden (het bloeiende Rome uit de Oudheid). Zijn bewondering voor de schoonheid van ruïnes kenmerkt juist een verzoening tussen dat heden en verleden.