Samenvatting
Populisme is een politiek verschijnsel dat moeilijk te omschrijven is. Omdat populisten beweren rechtstreeks voor het volk te spreken, presenteren zij zich als echte democraten. Toch worden zij vaak gezien als een bedreiging voor de democratie. Joanne Smienk stelt de vraag of het populisme een vervolmaking van, of een bedreiging voor, democratie betekent. Zij belicht vier verschillende visies op de relatie tussen democratie en populisme.
Download de PDF
Lees met ISSUU
Volledige Tekst
INLEIDING
Populisme is een moeilijk te omschrijven concept waarover geen consensus bestaat. Wel zijn er een aantal karakteristieken die vaak genoemd worden. Het populisme komt op ten tijde van crisis en heeft een reactionair karakter waarbij het zich afzet tegen de macht en waarden van de heersende elite. Diens corruptie is volgens populisten verantwoordelijk voor de crisis waarin het volk verkeert. Populisten eisen dat de macht wordt teruggegeven aan het volk, maar willen geen nieuwe orde te creëren; zij willen het herstel van een geïdealiseerd verleden. Het populisme heeft zelf geen ideologische inhoud, maar is sterk afhankelijk van de context waarin het opkomt en de gevestigde orde waartegen het zich verzet. Hierdoor kan populisme zowel links als rechts zijn en is het niet gebonden aan een specifieke sociale klasse. Populisten zien het volk waar ze voor strijden als homogeen geheel zonder interne scheidingen. Het volk staat hierbij niet synoniem voor alle burgers in de natie, maar sluit bepaalde groepen in de samenleving uit, zoals de elite en buitenstaanders als immigranten en criminelen. Het populisme heeft daarnaast een sterk anti-institutioneel karakter omdat instituties worden gezien als belemmering voor de directe expressie van de wil van het volk. In plaats daarvan willen ze een directe relatie tussen het volk en een (charismatisch) leider die de wil van het volk belichaamt.
Democratie betekent in de moderne samenleving vrijwel altijd liberale of constitutionele democratie. Dit is een regime waarin er grondwettelijke beperkingen zijn aan de macht en waarin periodieke verkiezingen van vertegenwoordigers worden gehouden. De grondwettelijke beperkingen garanderen het behoud van de democratie en beschermen de rechten van individuen, inclusief die van minderheden. Belangrijk hierbij is dat dus de wil van het volk onderhevig is aan grondwettelijke beperkingen. In dit essay refereert de term democratie aan een constitutionele democratie.
Omdat populisten oproepen tot directe regering door het volk presenteren zij zich als de echte democraten. Toch worden zij door velen niet als dusdanig erkend of zelfs als bedreiging voor de democratie gezien. Dit roept vragen op over de relatie tussen democratie en populisme, die beiden een beroep doen op het volk.
Dit essay zal ingaan op die relatie van het populisme tot de democratie. Is het populisme een vervolmaking van, of een bedreiging voor, democratie? Hierbij worden vier verschillende visies belicht. De eerste visie komt van Margaret Canovan, die populisme ziet als schaduw van democratie. Als reactie hierop formuleert Benjamin Arditi een zienswijze van populisme als spook van democratie. De derde visie, die wordt aangehangen door Giofranco Pasquino, Koen Abts en Stefan Rummens, ziet populisme als bedreiging voor democratie. Ten slotte zien Mark Bovens, Anchrit Wille en Philip Abbott populisme juist als toevoeging aan democratie.
1: POPULISME ALS SCHADUW
Een veelgenoemd model voor de relatie tussen democratie en populisme is de tweepilaren theorie die stelt dat de hedendaagse democratie een ongemakkelijke combinatie is: enerzijds staat pure democratie, ofwel directe regering door het volk, en anderzijds constitutioneel liberalisme, ofwel beperking van de macht. Dit suggereert dat populisme onderdeel is van democratie, maar ook dat een overschot ervan de balans zal verstoren. Volgens politiek theoretica Margaret Canovan wordt de oppositie tussen regering door het volk en liberaal constitutionalisme overdreven. Het lijkt vanzelfsprekend dat populisme en liberalisme vijanden zijn omdat het hedendaagse populisme vaak ingaat tegen de rechten van minderheden. Canovan wijst er echter op dat in breder perspectief populisme en liberalisme niet per definitie vijanden zijn, maar juist veel met elkaar in gemeen hebben. Liberale principes als individuele rechten zijn volgens Canovan niet in strijd met de macht van het volk, maar juist een van haar meest fundamentele voorwaarden.
Canovan stelt dat het terugkerende karakter van het populisme er op wijst dat populisme in de grondslag van democratie zelf zit. Ze betoogt dat de hedendaagse democratie twee gezichten heeft: een pragmatische kant en een verlossende kant. De eerste ziet het doel van politiek puur als het in bedwang houden van macht en wordt gevormd door de verzameling van instituties waarbinnen vreedzame oplossing van conflicten tot stand komt. De tweede ziet politiek als een middel om de perfecte harmonieuze samenleving te creëren. Deze kant belooft verlossing en heeft een hekel aan politieke instituties, omdat deze tussen het volk en de handelingen van de politiek in staan. Deze twee kanten staan op gespannen voet met elkaar, maar zijn volgens Canovan beiden onmisbaar voor de democratie. Zonder pragmatisme kan de democratie niet functioneren aangezien directe regering door het volk gewoonweg onmogelijk is in een staat, maar een pure pragmatische democratie vergelijkt Canovan met het behouden van een kerk zonder geloof. Het conflict tussen deze twee kanten van democratie creëert een kloof waarin populisme kan bloeien. Populisme exploiteert de kloof tussen de belofte en de werking van democratie. Canovan stelt daarom voor populisme te zien als een schaduw geworpen door de democratie zelf.
Het wordt echter niet duidelijk of Canovan het populisme ziet als synoniem voor de verlossende kant die soms de overhand heeft waardoor een kloof ontstaat, in welk geval populisme onderdeel is van de democratie, of als een symptoom van onbalans tussen de twee kanten en dus als bedreiging voor de democratie. Aan de ene kant stelt ze dat de liberale visie, met haar grondwettelijke beperkingen aan de wil van het volk, democratie alleen mogelijk maakt door het inperken van de toegang van het volk tot de politiek. In die zin meent ze dat populisten gelijk hebben als ze stellen dat liberale democratie een complot is om de macht weg te houden bij het volk. Aan de andere kant stelt ze dat het problematisch is dat populisten slechts een deel van het volk mobiliseren in naam van het volk in zijn geheel. De wil van het volk is niet hetzelfde als de meerderheid van de stemmen op een bepaald tijdstip en er is geen enkele procedure die kan garanderen dat de uitkomst legitiem gezien kan worden als handeling van het volk. Ten slotte benadrukt ze de ironie in de populistische afkeer voor instituties en hun voorkeur voor persoonlijke vertegenwoordiging, aangezien deze persoonlijke macht moeilijk te verenigen is met democratie. Maar tegelijkertijd vindt ze een puur pragmatische democratie niet wenselijk omdat de bevolking wel moet geloven in de democratische belofte. Ze stelt daarom voor democratie te zien als een zelfcorrigerend systeem waarin beide kanten een rol spelen.
Uiteindelijk laat Canovan zich niet expliciet uit over de vraag of de opkomst van het populisme een bedreiging vormt voor de democratie, maar ze benadrukt dat de ongemakkelijke relatie tussen populisme en democratie voortkomt uit de vaagheid van het open begrip ‘volk’, wat de capaciteit heeft om zowel een deel als het geheel van de bevolking te betekenen. Meer analyse van dit begrip is volgens haar noodzakelijk voor een beter begrip van populisme in relatie tot democratie.
2: POPULISME ALS SPOOK
Benjamin Arditi bouwt voort op de centrale stelling van Canovan en poogt de conceptuele status van de kloof tussen pragmatisme en verlossing te verduidelijken. Hij ziet twee mogelijkheden. De eerste is dat populisme een gevolg is van de onbalans tussen de twee kanten van democratie en dat het mogelijk is tot de correcte combinatie te komen. In deze visie is populisme niet democratisch aangezien het in een gezonde democratie niet voorkomt. Canovan ziet zowel de verlossende als pragmatische kant als onmisbaar voor democratie, dus deze optie valt af volgens Arditi. De tweede optie is dat de kloof een kwestie is van structurele slechte timing. De samenkomst van de twee kanten komt altijd te vroeg of te laat waardoor de spanning die deze onbalans genereert eeuwig door zal gaan. In dit geval is populisme structureel onderdeel van democratie. Deze bewering past bij wat Canovan betoogt.
Arditi gaat daarna in op Canovan’s beschrijving van populisme als ‘schaduw’ van de democratie. Volgens Arditi suggereert de schaduw een fout in het functioneren van democratie die leidt tot een overschot aan pragmatisme of aan participatie van het volk. Een schaduw is echter niet iets wat per ongeluk kan gebeuren, maar is altijd aanwezig. Een tweede benadering is dus dat populisme een innerlijke relatie heeft met democratie. Arditi vindt ook deze formulering niet bevredigend, omdat het niet duidelijk is waar de grens tussen populisme en democratie dan ligt.
Daarom stelt Arditi voor populisme niet te zien als een schaduw, maar als een spook. Dit suggereert dat het niet per definitie altijd aanwezig is, maar langs kan komen. Ook benadrukt het de onberekenbaarheid van het populisme, dat democratie zowel kan vergezellen als kwellen. Dit kan volgens Arditi op drie verschillende manieren. Als eerst kan het populisme een uiting zijn van de overgang van de liberale democratie naar een toeschouwerdemocratie. Hierin worden de traditionele partijen vervangen door een directe link tussen politici en electoraat via de media. In deze visie is populisme geen bedreiging voor de democratie, maar een voorafschaduwing van een nieuw soort democratie. Als tweede mogelijkheid is populisme een herinnering aan de onvervulde belofte van de participatie van het volk, dus als teken van onvrede. Hierbij heeft het potentieel zowel onrust als vernieuwing te veroorzaken binnen de institutionele vorm van democratie. Ten slotte kan het populisme de democratie kwellen en het functioneren ervan bedreigen. In dit geval kan populisme snel overslaan in de tirannie van de meerderheid of autoritarisme. Arditi benadrukt dat het populisme verschillende verschijningsvormen kan hebben en niet per definitie ondemocratisch hoeft te zijn, maar wel ondemocratisch potentieel heeft.
3: POPULISME ALS BEDREIGING
Giofranco Pasquino betoogt dat de populistische perspectieven bijna onontkoombaar onverenigbaar zijn met democratie. Hij ziet inherente tegenstellingen tussen de twee. Ten eerste stelt hij dat de samenhang van populisme uit vijandigheid bestaat door de ‘exclusieve’ definitie van het volk. De populistische vijandigheid tegen degenen die niet bij het volk horen voorkomt samenwerking en behoudt een situatie van conflict. Dit een onacceptabele uitkomst in democratie, aldus Pasquino. Ten tweede wijst hij erop dat populisme nog nooit een democratie heeft versterkt. De opkomst van populisme is volgens hem een resultaat van het falen van een democratie en het maakt de democratie vervolgens alleen maar instabiel. Er is hem geen succesvolle institutionalisering van een populistische beweging bekend. Het peronisme in Argentinië is het beste voorbeeld van ‘succesvol’ populisme en diens loopbaan suggereert een vijandige opstelling tegen een degelijk functionerend democratisch regime. Ten derde merkt Pasquino op dat populisme alle vormen van institutionele bemiddeling verwerpt als instrumenten die de echte wil van het volk verraden. Het alternatief is een directe relatie tussen volk en leider. Deze verwerping van instituties ziet hij als directe bedreiging van de democratie. Het verschil tussen liberale en populistische democratie is volgens Pasquino niet wie toegang heeft tot de macht – beiden zijn representatief – maar hoe deze macht wordt uitgevoerd. Bij liberale democratie wordt dit gecontroleerd door institutionele procedures; bij populistische democratie is het direct en onbeperkt.
Koen Abts en Stefan Rummens concluderen, evenals Pasquino, dat populisme en democratie van nature antagonistisch zijn en zien populisme als een bedreiging voor de democratie. Democratie zien zij als een regime waarin de positie van macht leeg blijft. Hiermee zetten zij zich af tegen het tweepilaren model, maar om andere redenen dan Canovan, wiens theorie zij als een variant op dit model zien. Abts en Rummens menen dat dit model geen recht doet aan de interne cohesie van democratie. Daarnaast impliceert het dat populisme onderdeel is van democratie in de vorm van de democratische pilaar. Hierdoor is de grens tussen populisme en democratie onduidelijk en is het moeilijk te bepalen wanneer populisme een bedreiging vormt. In plaats daarvan stellen Abts en Rummens een model van drie logica’s voor. De eerste is de logica van democratie, gekarakteriseerd door de eis dat de macht een lege plek blijft. In een democratie zijn ambten tijdelijk en kunnen ze door niemand belichaamd worden. Vanwege de diversiteit en veranderende belangen van burgers kan de wil van het volk ook nooit definitief geïnterpreteerd worden en moet het democratische proces altijd open blijven. De soevereiniteit van het volk genereert tijdelijke interpretaties van de open wil van het volk. Dit noemen zij diversiteit-in-eenheid. Deze democratische logica kan volgens hen op twee manieren degenereren. Ten eerste in de logica van liberalisme, waarin de positie van macht is vervangen door anonieme regering door de wet. In deze logica verdwijnt het idee van de gemeenschap geheel met als risico de desintegratie van de gemeenschap. Dit noemen zij de illusie van pure diversiteit. Ten tweede kan het degenereren in de logica van populisme, waarin de lege positie van macht wordt geblokkeerd door een visie van een volk als homogene entiteit. In deze opvatting is het volk één en zijn tijdelijke interpretaties en bijkomende instituties die dit garanderen overbodig. De macht wordt gesloten in het volk als geheel en diversiteit wordt onderdrukt. Dit noemen ze de illusie van pure eenheid.
In deze opvatting staat populisme niet synoniem voor een democratische belofte, maar doet het juist een afbreuk aan de democratie. Abts en Rummens erkennen dat in een democratie de instituties vaak niet genoeg uiting geven aan de belangen van het volk en dat de onvrede van populisten terecht is. Maar de logica waarin populisten deze kritiek verwerken heeft ondemocratische implicaties volgens hen. Zowel populisme als democratie refereren aan het volk, maar alleen democratie erkent dat de wil van het volk bemiddeld moet worden en nooit vast kan staan. Populisme gelooft in de fictieve eenheid van het volk en diens wil waardoor ze poogt diversiteit te onderdrukken en de macht te sluiten. Hierdoor gaat het populisme in tegen de openheid van het systeem en de rechten van minderheden die beiden cruciaal zijn voor democratie. De onderdrukking van diversiteit als oppositie tegen ‘de wil van het volk’ gaat daarnaast in tegen het pluralisme van een democratie, waarin oppositie als legitiem wordt erkend. Hierbij benadrukken ze dat dit alles niet betekent dat elk gebruik van populistische elementen in stijl en strategie onlegitieme vormen van populisme zijn. Ze erkennen dat populistische partijen zich vaak gematigder opstellen wanneer ze meedelen in de macht, maar als ze echt de populistische ‘ideologie’ aanhangen zullen ze instituties als onlegitiem ervaren en deze proberen te omzeilen. Ook zullen zij het idee van een homogeen volk blijven verdedigen aangezien zij hun macht hieraan ontlenen. Hierdoor zullen zij diversiteit moeten blijven onderdrukken en kan een populistisch regime alleen overleven als het despotisch en ondemocratisch wordt.
4: POPULISME ALS TOEVOEGING
Mark Bovens en Anchrit Wille, die hebben gekeken naar de Nederlandse democratie, zien het populisme als mogelijk waardevolle toevoeging aan de democratie. Zij stellen dat er een kloof is tussen hoger en lager opgeleiden, en dat de lageropgeleiden in Nederland sterk ondervertegenwoordigd zijn in de politiek. Dit is problematisch aangezien de hoger en lager opgeleiden op een aantal belangrijke politieke kwesties niet dezelfde voorkeuren en belangen hebben. Dit verschil in voorkeur is gegroeid in de laatste decennia. Zij zien de opkomst van de nieuwe populistische partijen deels als een reactie op dit verschijnsel. In deze zin is de opkomst van het populisme dus het symptoom van een gebrek aan democratie.
Ze zien twee mogelijke scenario’s die de opkomst van het populisme teweeg kunnen brengen. Ten eerste kan er een correctie komen op de eenzijdige politieke agendavorming. De programmapunten van de populistische partijen zullen dan in gematigde vorm worden opgenomen in de bestaande politieke partijen. Ook zullen de populistische partijen zich gematigder gaan opstellen en zich voegen in het parlementaire bestel. Een tweede mogelijkheid is dat de populistische partijen en hun aanhang zich tegen de democratie en rechtsstaat keren. De democratie wordt dan niet meer als legitiem gezien en de achterban zal haar hoop vestigen op een charismatisch leider. Bovens en Wille achten de eerste mogelijkheid het meest waarschijnlijk omdat het vertrouwen in de democratie nog onverminderd hoog is. In dat geval beargumenteren ze dat de opkomst van populistische partijen niet per definitie gevaarlijk hoeft te zijn, maar ook een vermomde zegen kan zijn. Het populisme kan dienen als uitlaatklep voor de onvrede van de lager opgeleiden en de politiek dwingen meer aandacht te besteden aan hun belangen. Mits de populistische partijen binnen de grenzen van de democratie opereren, kunnen zij worden gezien als een correctie op de door hoger opgeleiden gedomineerde democratie. Dus hoewel ze erkennen dat het populisme ondemocratisch potentieel heeft, zien zij het niet als bedreiging maar juist als een versterking van de democratie.
Philip Abbott ziet in het populisme ook een mogelijke toevoeging aan de democratie in de vorm van erkenning van de positieve rol van emotie in politiek protest. Het liberale burgerschapsideaal benadrukt rationaliteit en wijst emotie af als irrationeel. Abbott wijst erop dat de onvrede van veel populisten gegrond en dus juist niet irrationeel is. Dit neemt niet weg dat deze begrijpelijke woede een potentiële bedreiging vormt voor de democratische stabiliteit, maar hij pleit voor meer ruimte voor deze gevoelens van het volk in de democratische theorie.
CONCLUSIE
Over de relatie tussen democratie en populisme kan op grond van de behandelde literatuur het volgende geconcludeerd worden. Canovan ziet populisme als een schaduw van de democratie die voortkomt uit de kloof tussen de verlossende belofte en de pragmatische werking van democratie. Ze maakt duidelijk dat populisme onlosmakelijk verbonden is met democratie, maar of de opkomst van populisme daarbij een negatief of een positief teken is voor een democratie, verheldert ze niet. In een poging de status van populisme te verduidelijken, stelt Arditi voor populisme te zien als een spook in plaats van een schaduw. Hierbij benadrukt hij dat dit spook verschillende verschijningsvormen heeft en de democratie zowel kan vergezellen als kwellen.
Beide auteurs schrijven populisme dus niet per definitie af als ondemocratisch, in tegenstelling tot Pasquino, Abts en Rummens die stellen dat populisme en democratie van nature antagonistisch zijn. Pasquino ziet het cruciale verschil in de uitvoering van de macht van het volk, die in een democratie wordt gecontroleerd door institutionele procedures terwijl het populisme een onbeperkte macht eist. Abts en Rummens zien populisme als bedreiging voor democratie omdat het de positie van macht sluit en diversiteit onderdrukt.
Degenen die daarentegen een meer positieve aandacht schenken aan het populisme – Bovens, Wille en Abbott – zien in haar een mogelijke toevoeging aan de democratie, maar erkennen dat het populisme een antidemocratisch potentieel heeft. Op grond van deze literatuur lijkt het plausibel om te stellen dat het populisme geen ‘vervolmaking’ van democratie is. Dit komt vooral door het anti-institutionele karakter en het gevaar voor de schending van de rechten van minderheden. Populisme in haar pure vorm is hierdoor een bedreiging voor democratie, maar het lijkt in getemperde vorm wel binnen een democratisch systeem te kunnen functioneren. Arditi’s argument dat het populisme verschillende vormen kan aannemen lijkt in dit opzicht overtuigend.
LITERATUURLIJST
Abbott, P., “Bryan, Bryan, Bryan, Bryan”: Democratic theory, Populism, and Philip Roth’s “American Trilogy”, Canadian Review of American Studies, Volume 37, Number 3, 431-452 (2007).
Abts, K., Rummens, S., ‘Populism versus Democracy’, Political Studies, VOL 55, 405 – 424 (2007).
Albertazzi, D., McDonnell, D., (ed), Twenty-first century Populism: The spectre of Western European Democracy (Hampshire 2008).
Arditi, B., ‘Populism as a spectre of Democracy: A response to Canovan’, Political Studies, LII, 135 – 143 (2004).
Bovens, M., en Wille, A., Diplomademocratie (Amsterdam 2011).
Canovan, M., The people (Cambridge 2005).
Canovan, M., ‘Trust the people. Populism and the two faces of democracy’, Political Studies, XL VIII, 2-16 (1999).
Taggart, P., Populism (Buckingham / Philadelphia 2002).