Kim Rijsdijk: Modische Superfrauen

Kim Rijsdijk

Samenvatting

Kon een modetijdschrift in de DDR zowel een westerse, als een Oost-Duitse socialistische inslag hebben? Kim Rijsdijk onderzocht in haar scriptie of dit kon, en deed dit aan de hand van het modetijdschrift Sibylle. Dit tijdschrift had een progressieve houding jegens de westerse cultuur, maar hield tegelijkertijd ook vast aan de socialistische normen en waarden van de DDR. In hoeverre heeft Sibylle bijgedragen aan de verwestersing van de Oost-Duitse consumptiemaatschappij, en in hoeverre was het blad juist een afspiegeling van de Oost-Duitse vrouw en Oost-Duitse maatschappij? U vindt het antwoord in deze publicatie.

Download de PDF

Kim Rijsdijk (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

Haren kleuren met crème voor voetschimmel in plaats van met haarverf: het lijkt absurd. Vandaag de dag staan de schappen in Duitse drogisterijen en kappers namelijk vol met pakjes haarverf, klaar voor gebruik. Toch zijn er mensen die dit gedaan hebben. Visagist Frank Schäfer herinnert zich dat hij experimenteerde met allerlei producten, vaak met verrassende resultaten. De voetschimmelcrème werd gebruikt om haren groen of roze te verven wanneer er geen echte haarverf beschikbaar was. Vaak zag het resultaat er prachtig uit. Schäfer was visagist in de Duitse Democratische Republiek, en werkte onder andere voor het vooraanstaande Oost-Duitse modetijdschrift Sibylle. Haarverf was zeker niet het enige product dat niet altijd voorhanden was: Schäfer heeft met diverse producten geïmproviseerd.
In de Oost-Duitse consumptiemaatschappij was schaarste een bekend fenomeen, zoals bovenstaand voorbeeld aantoont. In de Duitse Democratische Republiek was er door de planeconomie geen overvloedige ‘koopmarkt’ zoals in het Westen, maar de Westerse massacultuur had wel degelijk invloed in Oost-Duitsland. Historica Ina Merkel heeft aangetoond dat de Westerse cultuur via verschillende kanalen (waaronder de televisie) de DDR binnenkwam. Consumptie was een manier om de Westerse standaard over te nemen. Deze consumptiecultuur in het Oosten was niet op het niveau van de Westerse consumptiecultuur, omdat lang niet alle producten goed verkrijgbaar, en vaak van mindere kwaliteit waren. Dit was ook het geval in de mode, volgens historicus Judd Stitziel. Kleding is interessant om te onderzoeken, omdat het een consumptiegoed is dat zeker noodzaak is, maar ook luxe kan zijn. Tevens kunnen kledij en andere cosmetica gebruikt worden om een bepaald (politiek) statement te maken en om een bepaalde identiteit te creëren of te imiteren. Hoe zat dat in Oost-Duitsland? Stitziel beschreef in zijn boek Fashioning socialism de ontwikkeling van de Oost-Duitse mode-industrie. Modereclames visualiseerden in de Duitse Democratische Republiek een beeld van de Westerse consumptiemaatschappij dat onbereikbaar was voor de inwoners. Dit droeg bij aan het ontstaan van teleurstelling over het gehele socialistische staatssysteem, en het wakkerde de voorliefde voor het Westen aan. Het tijdschrift Sibylle (1956-1994) lijkt hierbij een rol gespeeld te hebben. Sibylle was een tijdschrift voor mode en cultuur, waarbij dat laatste begrip moet worden opgevat volgens de sociale definitie van cultuurwetenschapper Raymond Williams: cultuur als een manier van leven. Het tijdschrift verscheen zes keer per jaar en was erg populair: Stitziel meent dat het blad het meest toonaangevende modetijdschrift was van de Duitse Democratische Republiek. Voor het blad werkten vooraanstaande figuren uit de Oost-Duitse modewereld. Maar wat voor soort tijdschrift was het precies? Uit de herinneringen van oud-hoofdredacteur Dorothea Melis blijkt dat de regering zich herhaaldelijk met de inhoud van het blad bemoeid heeft. Stitziel besteedt in zijn boek echter nauwelijks aandacht aan Sibylle. Mediawetenschapper Sabine Tonscheidt geeft wel een korte beschrijving van het blad in haar boek Frauenzeitschriften am Ende, maar deze is niet erg diepgravend en voor een groot deel kwantitatief van aard. Tonscheidt onderzoekt hoe de vrouwentijdschriften in Oost-Duitsland veranderden rond 1989. Ze heeft wel het allereerste exemplaar van Sibylle gebruikt in haar analyse, maar focust zich op de tijd om en nabij de Wende. Tonscheidt beschrijft alleen de balans tussen cultuur en mode, maar gaat niet expliciet in op deze cultuur en deze mode. Bovendien laat zij een groot aantal jaargangen van het tijdschrift onbeschreven. In het boek Off the wall van Günter Rubitzsch wordt ook nauwelijks aandacht geschonken aan het blad. Onlangs verscheen er wel een boek dat geheel gewijd was aan het tijdschrift, maar dat is uitgegeven door de voormalige hoofdredactrice Dorothea Melis. Haar boek Sibylle bevat voornamelijk oude beelden van het tijdschrift en is geen wetenschappelijke analyse. Wat voor boodschap bracht het blad en hoe reageerde het publiek daarop? Veel mensen herinneren zich het tijdschrift als ‘bijzonder’ en ‘Westers’, maar klopt dat beeld wel? Het tijdschrift lijkt in eerste instantie exemplarisch voor de Oost-Duitse consumptie-maatschappij: er waren soms bepaalde middelen niet voorhanden die nodig waren om het tijdschrift te maken, en er werden ook niet altijd genoeg bladen gedrukt om aan de vraag te kunnen voldoen. Toch zitten er meerdere kanten aan het tijdschrift. Er werd wel een mooi beeld neergezet met Oost-Duitse producten, wat de positieve kanten kon benadrukken van de mode uit de Duitse Democratische Republiek. Ook bevatte het blad meer dan alleen mode: het droeg een complete levensstijl uit. In Sibylle stond veel informatie over hoe vrouwen moesten koken, zich gedragen, presenteren, kleden et cetera. Er was te lezen hoe moeders hun kinderen op dienden te voeden, wat voor werk ze moesten doen, wat ze moesten lezen en hoe ze hun vrije tijd moesten besteden. Alleen over seksadviezen konden de lezeressen niet te rade gaan bij het tijdschrift: die stonden er niet in. Kortom: het blad verkondigde bijna a whole way of life voor de Oost-Duitse vrouw. In hoeverre kwam deze overeen met de alledaagse werkelijkheid van vrouwen in Oost-Duitsland, en in hoeverre was de agenda-setting van het tijdschrift aantrekkelijk om na te volgen? De politieke situatie van de DDR moet hierbij in acht worden genomen.
Welk beeld schetste het blad Sibylle van het vrouwenleven in de DDR tussen 1956 en 1976? Welke mensen lazen Sibylle? Hoe heeft het blad zich ontwikkeld, en gaat dat samen met andere ontwikkelingen op het gebied van mode, cultuur of politiek in de Duitse Democratische Republiek? Veranderde de inhoud en de boodschap van het blad gedurende de tijd? Het tijdschrift had tevens ook een voorbeeldfunctie voor de lezeressen en introduceerde trends en nieuwe gebruiken aan het publiek. Volgens historicus Bernard Cohen heeft media een grote invloed op het publieke gedachtegoed en de discussie daarover. Door de nadruk op bepaalde zaken te leggen en nieuwe producten en activiteiten aan te raden, zal het tijdschrift de levens van de lezeressen beïnvloed hebben. Op welke manier vond deze agenda-setting plaats? Om dit te kunnen bepalen, zal er een analyse gemaakt worden van het blad Sibylle uit de periode 1956 tot en met 1976. Deze edities zijn in het archief van het Haus der Geschichte in Bonn te vinden. Het onderzoek omvat daarmee drie perioden uit de Oost-Duitse geschiedenis: het begin van de DDR (1956-1962) de periode van Walter Ulbricht (1962-1971) en een gedeelte van de tijd dat Honecker aan de macht was (1971-1976). De periode 1977 tot en met 1994 wordt niet besproken omdat tijdschriften uit die periode helaas niet beschikbaar zijn. Gelukkig is de periode van ‘welvaart’ onder Honecker wel voor een belangrijk deel in het onderzoek opgenomen. Deze analyse van Sibylle zal voornamelijk kwalitatief van aard zijn. Om te kunnen bepalen hoe anders het tijdschrift was dan de andere Oost-Duitse modebladen, zal het worden vergeleken met een aantal exemplaren uit dezelfde periode van een ander modetijdschrift uit Oost-Duitsland: PRAMO. Ook zal een vergelijking worden gemaakt met het blad Vogue, om te kunnen bepalen hoe ‘westers’ de inhoud van het blad Sibylle eigenlijk was. Vogue wordt beschouwd als het meest toonaangevende westerse modeblad en is daarom een geschikt ijkpunt om Sibylle mee te vergelijken. Ook zal er worden gekeken naar oplagecijfers om de populariteit van het blad vast te kunnen stellen. Tevens zullen interviews met oud-medewerkers van Sibylle worden gebruikt, om hun herinneringen te vergelijken met de inhoud van het blad. Niet alle problemen die voorkwamen om het blad te maken zullen immers te zien zijn in het gedrukte tijdschrift. De ervaringen van lezers van het blad zullen ook gebruikt worden. Het tijdschrift had een rubriek met ingezonden brieven. Deze kunnen worden gebruikt om te bepalen hoe het publiek over het blad dacht en welke onderwerpen de lezeressen interessant vonden, of wat hen juist niet beviel. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet alle ingezonden brieven in het blad werden geplaatst: de redactie zal hier een selectie van hebben gemaakt. Helaas zijn er weinig andere bronnen waaruit de mening van het publiek over het blad Sibylle kan worden afgeleid. Deze scriptie is thematisch van opbouw. Allereerst wordt de plek van Sibylle in het Oost-Duitse perslandschap besproken, omdat het blad niet kan worden geanalyseerd zonder op de hoogte zijn van het de situatie van de pers in de DDR. Daarna worden mode en uiterlijk besproken, omdat Sibylle allereerst een modeblad is en mode dus een centrale positie heeft. Vervolgens volgen twee hoofdstukken over het ‘Alltagsleben’ van vrouwen in de DDR: in het derde hoofdstuk worden relaties en sociale conventies besproken, omdat dit een belangrijk deel van de inhoud van het blad besloeg en ook een significant onderdeel is van het dagelijks leven. Daarna wordt het vrouwenleven besproken met betrekking tot werk, opleiding en maatschappelijke positie en status. Het zesde hoofdstuk beslaat cultuur en vrije tijd in de DDR, waaruit vooral de agenda-setting blijkt.

1 Het perslandschap in de DDR

Sibylle was zeker niet het enige vrouwentijdschrift in de DDR. Volgens Daniela Scheel waren er in 1961 eenentwintig vrouwentijdschriften in het land, waaronder tijdschriften die over vrouwenbelangen, mode, kleding, wonen, en huishouden publiceerden. Dit waren dus niet allemaal modetijdschriften: in 1946 verscheen het eerste Oost-Duitse blad Die Frau von Heute als orgaan van de anti-fascistische Frauenausschüsse. Modetijdschriften verschenen in de DDR pas eind jaren veertig: dit kwam waarschijnlijk omdat het woord ‘mode’ tot in de late jaren veertig taboe was in de hogere kringen van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED),,de leidende politieke partij in de DDR. Voor die tijd claimden Oost-Duitse marxisten dat kapitalisten van harte de ‘wispelturige mode’ stimuleerden. Hierdoor zou de massa aangemoedigd worden om meer te kopen, ondanks dat ze dat niet nodig hadden. Het draaide bij de mode volgens de socialisten dus voornamelijk om de winst, wat niet wenselijk was in een socialistische samenleving. Pas in de jaren vijftig begon de SED een socialistische kledingcultuur te promoten, als cultureel onderdeel van de beschavingsmissie voor een nieuwe socialistische samenleving (Kulturgesellschaft), volgens Stitziel. Dit was waarschijnlijk de reden dat modetijdschriften rond deze tijd in de DDR verschenen.
Het blad Sibylle zag het levenslicht in 1956, PRAMO (afkorting van ‘Praktische Mode’) verscheen voor het eerst in 1948, en het blad Modische Maschen werd opgericht in 1963. Sibylle was beslist niet het meest verkochte tijdschrift: het blad had een oplage van 220.000 exemplaren. Dit was een stuk minder dan de andere modetijdschriften PRAMO en Modische Maschen, die een oplage hadden van respectievelijk 780.000 en 624.000 exemplaren. PRAMO verscheen maandelijks, en Modische Maschen kwam vier keer per jaar uit. Ook het tijdschrift Saison had een oplage van 340.000, nog altijd meer dan Sibylle. Alleen het tijdschrift Die Mode had een kleinere oplage dan Sibylle: die telde slechts 12.000 exemplaren. Dit blad kwam ook maar twee keer per jaar uit. Toch werd Sibylle volgens Stitziel als het meest toonaangevende modeblad beschouwd.
Ten eerste geeft de oplage van een blad maar beperkt weer hoe vaak een blad gelezen werd, zeker in een socialistisch systeem waar geen vrije markt aanwezig was. In de totalitaire staat stond de media onder de controle van de SED, die ook de oplage bepaalde. De pers moest immers voldoen aan de politieke ideologie van het marxisme-leninisme en in overeenstemming zijn met het politieke beleid. Ook was volgens Wolfgang Schülze, hoofdredacteur van de Sächsischze Zeitung, papier schaars in de DDR omdat het geïmporteerd werd. Caroline de Winter ondersteunt zijn mening: ook zij stelt dat er gebrek aan papier was, waardoor het aanbod niet kon voldoen aan de vraag. Hierdoor was de oplage kleiner dan het daadwerkelijke aantal lezeressen: één blad werd door meerdere mensen gelezen. De onderzoeksgroep van historica Susanne Freund, die een tentoonstelling opgezet heeft over Sibylle, ondersteunt deze mening. Volgens hen was het blad zeer gewild: ‘Für viele Frauen war die SIBYLLE ein begehrtes Medium, das häufig als „Bückware“ oder im Tausch gehandelt wurde.’ De tijdschriften werden dus onderhands verhandeld en het was lastig eraan te komen. Het voorbeeld van lezeres Cornelia Günther illustreert dit: zij herinnert zich dat haar moeder – ondanks de schaarste – toch een abonnement op het blad bemachtigde, dat zij als student in de jaren zeventig vol trots las in de trein naar Oost-Berlijn. Over de andere modebladen uit de DDR zijn dit soort anekdotes nauwelijks te vinden.
De papierschaarste was overigens niet alleen te merken aan de oplage, maar ook aan de vorm van het blad zelf. In de jaren vijftig en tot halverwege de jaren zestig had het tijdschrift nog een A3-formaat met een gemiddelde dikte van honderd pagina’s. Vanaf 1965 werd het blad gereduceerd in omvang: het kreeg een A4-formaat. Het aantal bladzijden bleef wel hetzelfde. De inhoud van het blad veranderde nauwelijks. De lay-out van het blad oogt vanaf dat moment een stuk drukker, omdat dezelfde inhoud in veel minder ruimte gepropt werd.
Niet alleen de schaarste en omvang maakten het blad populair, de inhoud deed dat ook. Het tijdschrift was vernoemd naar een legendarische zieneres, Sibylle, die volgens de Griekse mythologie in de Oudheid aan de baai van Napels zou hebben gezeten. De titel wekte de suggestie dat het blad meer bood dan alleen maar mode: een wereldse, vooruitziende blik op de toekomst. Dit in tegenstelling tot de andere tijdschriften, waarbij de titel alleen maar vermeldde dat het betreffende blad over mode ging. In het allereerste nummer van Sibylle, dat verscheen in 1956, schreef de redactie dan ook: ‘Ich verspreche Ihnen, daβ Ich meine Augen überall haben werde: In Prag und Florenz, in Warschau und in Wien, in Moskau und New York, in Peking und Londen – und natürlich immer wieder in Paris.’ Sibylle richtte zich dus nadrukkelijk niet alleen op de mode en cultuur uit Oost-Duitsland, maar vooral ook op mode en cultuur uit het westen. Tegenover elke Oostblokstad stond wel een westerse stad. Parijs werd door de redactie beschouwd als de belangrijkste modestad.
Die westerse oriëntatie is niet alleen terug te zien in de modereportages – zoals later zal blijken – maar ook in de vorm van het blad zelf. Sibylle vertoont wel erg veel overeenkomsten met de Britse Vogue. Het tijdschrift Vogue wordt al decennia lang als het meest toonaangevende modetijdschrift ter wereld beschouwd. Een vergelijking tussen een Brits exemplaar van Vogue uit 1956 en de eerste exemplaren van Sibylle toont aan dat Sibylle waarschijnlijk gemodelleerd is naar het voorbeeld van Vogue. Ten eerste hadden beide bladen dezelfde opmaak: een grote cover met een model erop. Dat hebben de meeste modebladen, maar de gelijkenis gaat verder. Beide bladen hadden ook aparte lifestyle-rubrieken over koken, reizen, mode, uiterlijk en wonen. De inhoud van de verschillende rubrieken verschilde natuurlijk wel: de taal was verschillend (Vogue was in het Engels, Sibylle in het Duits) en de inhoud ervan was ook toegespitst op de verschillende landen. Beide bladen hadden prachtige modereportages, geschoten door topfotografen, maar deze werden niet op dezelfde locaties geschoten. In de kookrubriek is het onderscheid te zien aan de gebruikte ingrediënten en typische Oost-Duitse gerechten. Sibylle vertaalde dus het Britse format naar een blad waarin Oost-Duitse vrouwen zich konden herkennen.
Volgens Sabine Tonscheidt had het blad lezeressen die geïnteresseerd waren in mode en handenarbeid, maar ook in amusement en cultuur. Het publiek van de andere Oost-Duitse modebladen was alleen geïnteresseerd in mode en handenarbeid. Sibylle had dan ook een andere functie voor haar publiek dan de andere tijdschriften: het was het enige blad dat ook cultuuronderwijs op andere terreinen bood aan haar lezeressen. Tonscheidt meent dat de andere bladen uit de DDR alleen mode toonden. Dit blijkt te kloppen: de verschillende functies van Sibylle zijn terug te vinden in de verschillende vaste rubrieken. Hoewel deze rubrieken door de jaren heen veranderden, had Sibylle in alle jaren wel een kook-, cultuur-, reis-, boeken-, woon- en brievenrubriek. Daarentegen toonde het blad PRAMO alleen modereportages, naaipatronen en praktische knutseltips voor de lezeressen. Andere vormen van cultuur waren niet in dat blad terug te vinden. Hetzelfde gold voor de andere bladen: zowel Modische Maschen als Saison toonden voornamelijk kleding en naaipatronen. Hetzelfde gold voor het blad Die Mode, alleen publiceerden zij slechts de modetrends van het Deutsche Modeinstitut te Berlijn. Bovendien waren alle andere bladen een stuk dunner dan Sibylle: PRAMO telde circa achtendertig pagina’s, Modische Maschen zesendertig en het blad Saison bestond meestal uit tweeënvijftig pagina’s. Sibylle was een stuk dikker: dit tijdschrift varieerde van tachtig tot honderd pagina’s. Sibylle onderscheidde zich dus nadrukkelijk door de inhoud van het blad, en bood hierdoor een unieke leeservaring. De redactie benadrukte dit ook in haar antwoorden aan de lezeressen: meerdere malen vroegen lezeressen om meer naaipatronen in het blad, maar dit weigerde de redactie altijd. In 1974 vroeg Christine Funke uit Rochlitz waar zij een patroon voor een blouse kon bestellen. De redactie antwoordde daarop dat zij maar in het blad PRAMO moest kijken: ‘Jedenfalls ist Sibylle nicht als ausgesprochenes Schnittmusterheft konzipiert wie z.B. die PRAMO, die auf 2 doppelseitigen Schnittbogen alle vorgesellten Modellen zum Nachschneidern bringt.’ Met andere woorden: Sibylle had niet als doel om de lezeressen kleding na te laten maken die in de reportages van het blad te zien waren. De redactie vond dat er daarvoor genoeg andere bladen waren. Ook Elke Schaldach uit Horst kwam van een koude kermis thuis toen zij om meer naaipatronen in het blad vroeg. Schaldach schreef aan de redactie dat er altijd veel mooie dingen in het blad stonden, maar dat ze deze nergens kon vinden in de winkels. Zij vroeg daarom of er meer naaipatronen in het tijdschrift geplaatst konden worden: ‘In Sibylle sind immer solche tollen Sachen, die ich in den Geschäften fast nie sehe. Deshalb die groβe Bitte an Dich: Lege doch für alle Modelle Schittmuster ins Heft.’ De redactie hield voet bij stuk en weigerde ook dit verzoek, met als argumentatie dat Sibylle een informatief blad was: ‘Auβerdem ist Sibylle, die neben informative Modeseiten einen umfangreichen Kulturteil aufweist, auch nicht als ausgesprochenes Schittmusterheft konzipiert wie beispielweise die Pramo.’ Sibylle was volgens de redactie niet bedoeld als een naai- en knutselblad: wie daarnaar op zoek was, moest maar een ander blad kopen. Sibylle vond de agenda-setting van de lezeressen belangrijker dan knutselen.

2 Mode en uiterlijk

Sibylle profileerde zich als een blad voor ‘Mode und Kultur.’ Kleding was daarom het belangrijkste onderdeel van het blad: het stond vol met modereportages. Die toonden niet alleen kleding uit de DDR, maar uit alle hoeken van de wereld, ondanks de pogingen van de SED om een communistisch utopia te creëren. Het betrof niet alleen socialistische en communistische kleding: behalve kleding uit het Oostblok werd er ook kleding uit Engeland, Frankrijk, Italië en andere landen getoond. De modereportages van het blad zagen er in alle jaren prachtig uit. De redactie kon dat voor elkaar krijgen omdat zij contacten hadden met de modeacademie. Vaak werden er prototypen van kledingstukken gebruikt, die niet in de winkel te koop waren. De lezeres werd in het blad ook aangemoedigd om haar eigen kledingstijl te laten inspireren door het westen. In 1965 stond er een modereportage in met de titel ‘Original und Kopie’, waarbij de redactie haar lezeressen aanmoedigde om zich net zo te kleden als internationale filmsterren. De redactie nam geen enkele vrouw uit de DDR als voorbeeld, maar alleen Westerse filmsterren als Sophia Loren, Audrey Hepburn, Brigitte Bardot en Marlene Dietrich.
Filmiconen waren voor de redactie niet de enige inspiratiebron voor kledingstijl. Stitziel stelt in zijn boek Fashioning Socialism dat mode een veel te internationaal fenomeen was om dit van invloeden van buitenaf te isoleren. Dat blijkt te kloppen: veel kleding uit de DDR leek erg op kleding uit het buitenland, en het blad toonde ook buitenlandse kleding. In 1957 stond er bijvoorbeeld een reportage in het blad met als titel: ‘In Paris geblitzt.’
Christian Dior, een invloedrijke Franse designer, introduceerde in 1947 zijn beroemde New Look, waarbij de nadruk op het zandloperfiguur werd gelegd. Zijn kleding had geprononceerde schouders en heupen en een ingesnoerde wespentaille. Vaak was de rok of jurk erg wijd, met een petticoat eronder. De look ademde luxe uit en was niet bepaald praktisch voor de werkende vrouw. Dit zorgde dan ook voor kritiek: sommigen spraken schande van de rokken en de meters schaarse stof die werden gebruikt. Deze look werd desondanks wereldwijd bekend en had volgens modejournaliste Charlotte Seeling grote invloed op het modebeeld tot in de jaren vijftig. Dit lijkt te kloppen, want de Britse Vogue uit 1956 toont allerlei kleding die geïnspireerd lijkt op de New Look. Ook in Sibylle was dit modebeeld terug te vinden: op de tweede pagina van de reportage stond een jurk die het schoolvoorbeeld was van deze trend, namelijk een ingesnoerde taille, een prachtige wijde rok tot iets over de knie en duidelijk aanwezige schouders. De overige kleding die getoond werd in de ‘In Paris geblitzt’-modereportage leek ook erg op Diors New Look met ingesnoerde tailles en een duidelijk aanwezig zandloperfiguur. Ook de mode die getoond werd op het internationale modecongres in Moskou leek geïnspireerd op Diors silhouet: ook daar legde de mode het accent op het zandloperfiguur. In 1958 bleek de New Look nog steeds invloedrijk. De reportages ‘Frühling in Praag’ en ‘Modischer Frottee und alte Handdrucke aus Italien’ toonden het bekende silhouet, maar langzaamaan doofde ook in de DDR de aantrekkingskracht van de New Look uit.
Vanaf 1957 verschenen er nieuwe silhouetten en modebeelden in Sibylle, maar Parijse mode bleef nog wel populair. In 1960 verscheen er in Sibylle een modeartikel getiteld ‘Paris in dieser Saison.’ Dit artikel vertelde de lezeres welke modetrends er in Parijs waren en hoe zij deze zelf kon dragen. De mode werd in de jaren zestig speelser en minder formeel. Dit was op meerdere manieren terug te zien: de silhouetten oogden meer relaxed, minder ingesnoerd, en de stoffen waren minder stijf. De redactie omschreef het nieuwe modebeeld als volgt: ‘Die Stoffe sind nicht mehr so stark strukturiert und erhaben, sonder glatter und flacher, in der Tendenz mehr zum Tuch übergehend.’ De stoffen volgden dus meer het lichaam, wat ook terug te zien was in de ontwerpen. De kleding viel rechter: het zandloperfiguur werd veel minder geaccentueerd omdat de mode nu slechts licht getailleerd was. De kleding oogde ook meer casual doordat kragen ontbraken. Dior bleef nog wel populair en vernieuwend: ‘Er sprüht vor Ideen, vor allem was neue Materialien und Materialverbindungen. […] Oft sind die Kleider ärmel- und kragenlos.’ Ook de ontwerpen van het Franse modehuis Lanvin sloot aan bij de verjongende trend. De redactie van Sibylle beoordeelde de kleding als elegant en omschreef dit als volgt: ‘ […] dessen Kollektionen durch damenhafte Eleganz immer bestachen, verjüngte sich in dieser Saison öffensichtlich.’ In de jaren zestig zette deze trend zich voort: jongeren werden steeds belangrijker in de modecultuur. In het blad Sibylle is dit terug te zien doordat er steeds meer kleding voor jongeren getoond werd: de kleding oogde ook jeugdiger. In 1960 toonde het blad bijvoorbeeld een ‘jugendliche Bolero’, een ‘sportliche Klubjacke’ gecombineerd met een ‘mädchenhaft-schlichte Bluse’. De mode was dus sportief, meisjesachtig en jeugdig.
Vanaf de jaren zestig kwam de spijkerbroek in het westen in de mode. Jeans waren echter een gevoelig punt in de DDR. Volgens Rebecca Menzel werd de veramerikaniseerde popcultuur van het Westen in het officiële discours van de DDR voorgesteld als decadent, en zelfs fascistisch genoemd. Jeans waren een significant onderdeel van deze cultuur. Maar deze westelijke cultuur werd via westelijke media ook in de DDR overgebracht, hoewel het officiële Institut für Bekleidungskultur in 1952 een statement maakte dat het instituut ‘frei ist von Einflüssen der amerikansichen Unkultur.’ Pas in 1968 werden jeans op initiatief van Walter Ulbricht voor het eerst in de DDR verkocht toen de eerste jeugdmodewinkels opgericht werden. De jeans waren geïmporteerd uit Hongarije. Het bedrijf bestond aanvankelijk onder de naam ‘Cottinohosen’ om iedere verdenking van ideologische tegenstellingen tegen te gaan. Jeans waren echter bij de redactie van Sibylle niet bijzonder populair. Volgens ervaringsdeskundige Angelika Wendland waren de jeans uit de DDR lelijk, onflatteus en niet bepaald modieus. Waarschijnlijk is dit de reden dat spijkerbroeken niet in het tijdschrift geplaatst werden: lelijke kleding trekt geen modeliefhebsters aan. Pas in 1976 werd er voor het eerst een overall van spijkerstof getoond in het blad.
Een andere trend uit de jaren zestig dook wel op in de DDR: de minimode. De Engelse Mary Quant ontwierp de minirok, die in de jaren zestig in Engeland en ver daarbuiten steeds populairder werd. Quants ontwerpen waren speels en hadden vaak een print. In de DDR werd deze look ook erg populair. In 1965 stond er bijvoorbeeld een patroon voor dit soort jurkjes in Sibylle. Een modereportage toonde in 1968 twee losvallende mini-jurkjes met polkadotprint, die zo uit Quants atelier hadden kunnen komen.
Ook de westerse hippietrend uit eind jaren zestig en begin jaren zeventig was terug te zien in Sibylle. De jurken werden wijder en met etnische prints. Ook de bloem – een symbool voor vrede – werd populair, en er werden natuurlijke materialen gebruikt. In 1975 stond er een patroon in Sibylle waarmee de lezeres zelf een wijdvallende lange jurk kon maken. De jurk die getoond werd als voorbeeld had een etnische print. In 1976 werd er zelfs een hele modereportage gewijd aan het thema folklore.
Deze verschillende modetrends in Sibylle contrasteerden scherp met het modebeeld dat de SED wilde scheppen. De SED wilde het imago creëren van een berufstätige Frau: een zelfverzekerde, verzorgde vrouw met simpele, elegante, vrouwelijke, stijlvolle en tijdloze kleding. Deze kleding was geschikt voor het werk en dus niet te sexy of te frivool. Idealiter was de Oost-Duitse vrouw mooi, liefst slank, jong en elegant. Was de vrouw in kwestie niet slank, dan kleedde zij zich in elk geval met smaak. De afgebeelde modellen in Sibylle voldeden aan dit schoonheidsideaal van de SED: ze waren mooi, jong en slank. De getoonde mode voldeed echter niet op alle fronten aan de eisen van de SED. Slechts op twee punten voldeed deze aan de norm: de kleding was beslist vrouwelijk, en niet te sexy. Diepe decolletés of hoge splitten zijn vrijwel niet terug te vinden in Sibylle. Wel kunnen sommige getoonde kledingstukken in het tijdschrift frivool worden genoemd: deze waren bijvoorbeeld bewerkt met allerlei stenen, of waren bijzonder wijd. Ook veranderde de mode steeds mee met het westerse modebeeld en was daarom beslist niet tijdloos te noemen. Integendeel: juist doordat het modebeeld zo veranderde, kregen de lezeressen meer behoefte aan kleding omdat zij er modieus bij wilden lopen. Dit stemde niet bepaald overeen met het socialistische ideaal.
Zelfs de fotomodellen veranderden mee met het westerse modebeeld. In de jaren vijftig was de klassieke filmsterrenlook zowel in de DDR als in het westen populair: modellen werden opgemaakt met flink aangezette, perfecte wenkbrauwen en kleurige – met name rode – volle lippen. Het meest populaire kapsel was het zogenaamde ‘pagekopje’: een halflang laagjeskapsel. In andere gevallen werd het haar opgestoken. In de jaren zestig veranderde dit. De make-up bestond toen uit dik omrande ogen met eyeliner, valse wimpers en kale lippen. De modellen droegen hun haar meestal kort, net als het beroemde Engelse model Twiggy. Ook de westerse hippietrend uit eind jaren zestig en begin jaren zeventig was terug te zien in Sibylle. De haren van de westerse modellen werden langer en vanaf de jaren zeventig werd de make-up steeds natuurlijker. Modellen werden opgemaakt met nauwelijks zichtbare make-up, in tegenstelling tot de uitgesproken make-up van de jaren vijftig en zestig. De modellen in Sibylle oogden dus steeds natuurlijker. In 1968 was het covermodel van Sibylle nog opgemaakt met zware eyeliner, maar in 1976 leek ze nauwelijks make-up op te hebben – alleen een heel lichte oogschaduw in pasteltint was zichtbaar. Ook de lezeressen werden aangemoedigd om zelf deze make-up te gaan dragen: in 1975 stond er een reportage in het blad over hoe lezeressen zichzelf zo natuurlijk mogelijk konden opmaken. Geen make-up was geen optie, hoewel het er wel moest uitzien alsof er geen make-up gebruikt was: ‘Auch natürliche Frische kann an Ausstrahlungskraft gewinnen, vorausgesetzt man geht mit dem nötigen Fingerspitzengefühl vor.’ De tutorial was bedoeld om de lezeressen dit Fingerspitzengefühl aan te leren.
Via het blad Sibylle kwam dus – ondanks het beleid van de SED – westerse modecultuur de DDR binnen. De lezeressen waren hier blij mee: Ilse Eisler schreef aan de redactie in 1964 dat zij het artikel over de mode van Chanel zeer kon waarderen.
Op papier toonde de Oost-Duitse kleding dus prachtig, maar kleding voor de consument was een ander verhaal. Tot in de late jaren zestig bood de socialistische planeconomie weinig modieuze alternatieven in vergelijking met de westerse kledingindustrie. De kleding was vaak lelijk en slecht van kwaliteit. Kleding zelf maken was volgens Menzel en Stitziel voor de Oost-Duitse consument vaak de beste optie. De gewone consument had niet de contacten die de redactie had, wat leidde tot verontwaardiging en jaloezie. Stitziel stelt dat de beelden van de Westerse consumptiecultuur leidden tot jaloezie en ontevredenheid over het socialistische systeem. Dit lijkt te kloppen: oud-redacteur Dorothea Melis herinnert zich dat de redactie enorm veel brieven ontving van boze lezeressen over dat de kleding die het blad toonde, nergens te verkrijgen was. Dit in tegenstelling tot Vogue, waarin een aparte rubriek stond die de lezeres vertelde waar ze de getoonde kleding kon kopen. In alle jaren zijn er ook regelmatig brieven van lezeressen in Sibylle gepubliceerd over dit onderwerp. Christa Feist uit Leipzig vond het bijvoorbeeld jammer dat er zo weinig mooie mode in haar stad te koop was. Zij beklaagde zich over het niveau van de modewinkels: “Also von Boutique keine Spur! Und gerade das haben wir uns so gewünscht! Immer muβ man alle Geschäfte abgrasen, wenn man Modekleinigkeiten haben will… Est ist schade, daβ gerade in unserer Messestadt so wenig Initiativen ergriffe wird, eine richtige Boutique einzurichten.’ Gerda uit Dresden vond dat er teveel gepraat werd over ‘het wereldniveau’ en richtte zich meer op de alledaagse zaken: dat er in haar stad nauwelijks geschikte stof te koop was om een zomerjurk van te maken. De redactie weet dit deels aan het beleid van het Ministerie voor Handel. Er werd dus openlijk geschreven over het falen van de DDR-planeconomie. Hiermee wakkerde de redactie de ontevredenheid over het socialistische systeem aan. Het advies van de redactie aan de lezeressen luidde in bijna alle gevallen: gebruik je eigen creativiteit! Dit was deels een praktisch advies, omdat de getoonde mode echt nergens te koop was, maar het speelde ook in op de Oost-Duitse consumptiecultuur. Zelf maken was een manier om te kunnen krijgen wat je graag wilde, omdat de socialistische planeconomie dit niet kon leveren. Het blad Sibylle erkende dit probleem: in het blad stonden soms naaipatronen om aan de wensen van de lezeressen tegemoet te komen, ondanks dat de redactie dit eigenlijk liever niet wilde. Toch waren dit er niet veel; de reportages en rubrieken bleven het belangrijkste onderdeel van het blad. Voor patronen waren er immers andere bladen beschikbaar. In de loop der jaren werden echter steeds meer naaipatronen in het blad geplaatst: vanaf de jaren zeventig zelfs in elke editie.
De brieven van de lezeressen tonen aan dat kleding inderdaad veel zelf gemaakt werd. Zo wilde Erna Malitz in 1958 graag het patroon van kleding die in een voorgaand blad getoond was, evenals C. Müller.
Maar zelf maken was niet de enige optie die de lezeres had. In 1965 schreef Siegrun J. aan de redactie van Sibylle dat zij een beha uit West-Duitsland kon krijgen, maar dat liever niet deed ‘omdat ze zichzelf zo voor gek zette’. Deze brief werd niet in het blad geplaatst, waarschijnlijk om politieke redenen. De brief bewijst echter wel dat er kleding, en waarschijnlijk ook andere consumptiegoederen, uit de Bondsrepubliek Duitsland de DDR binnenkwamen. Aan de andere kant toont de brief ook de schaamte van de lezeres: zij woonde in een land waar niet eens een fatsoenlijke beha te krijgen was. Gerlinde M. stuurde na een hopeloze zoektocht naar lange mannensokken, vrouwenpanty’s en warm kinderondergoed een brief naar het Ministerie van Handel. Zij vroeg zich af of het echt nodig was dat er smeekbedes naar het Westen gestuurd werden: moest men zichzelf nu zo blootgeven?
Toch werd niet alle westerse mode klakkeloos als ‘goed’ beoordeeld in de DDR. De ontwerpen van Pierre Cardin werden bijvoorbeeld in 1957 door de redactie neergesabeld en betiteld als oubollig: ‘Pierre Cardin kan dieses Mal nicht befriedigen. Die demonstrierten Effekten haben wenig mit den Modeforderungen unser Zeit gemein.’ Het eindoordeel van redactrice Katja Selbmann was dan ook vernietigend: ‘weider Fleisch noch Fisch.’ Kwaliteit was dus een belangrijk selectiemiddel.
Niet alleen make-up en mode waren belangrijk voor de Oost-Duitse lezeressen, maar het figuur was dat ook: een passend gewicht was belangrijk. Dit was tevens conform de norm van de SED dat een vrouw slank moest zijn. In het eerste nummer uit 1957 stond een artikel van de arts Dr. Kallophilus, getiteld ‘Vom sinn und unsinn der Abmagerungskuren’. In deze rubriek werd de lezeres ingelicht over de zin en onzin van afvallen. Allereerst moest de lezeres volgens de auteur goed kijken of zij eigenlijk wel te dik was: ‘Und wenn die Antwort nur kein Ubergewicht lauter? Dann, liebe Leserin, möchte ich Sie vor einer Abmagerungskur recht nadrüklich warnen!’ Afvallen werd dus niet aangemoedigd als de lezeres in kwestie al een passend gewicht had: zij werd nadrukkelijk gewaarschuwd om niet te gaan lijnen. Niet alleen zou dit schadelijk voor haar gezondheid zijn, het was volgens de dokter niet eens bevorderlijk voor haar aantrekkingskracht, omdat ze zo lelijk werd: ‘Man wunscht sich einen Schlanken und straβen Körper, statt desen fürt beispielweise starker Fettschwund im Gesicht und am Hals zur Bildung neuer Haurfalten, die ihrem Träger plötzlich ein gealteres Aussehen verleihen, ein zuvor voller Busen wird durch den Abbau seines Fettgewebes zur schlaffen Hangbrust. Fur die Schonheit is dadurch wenig gewonnen.’ Een vrouw die te veel was afgevallen, was volgens de redactie van Sibylle dus niet mooi, omdat zij er ouder uitzag en hangborsten kreeg. Bij het artikel stond zelfs een tekening die illustreerde dat een vrouw met een gezond gewicht niet moest lijnen omdat ze daarvan lelijker werd. De illustratie toonde een vrouw voordat zij ging lijnen en nadat zij had gelijnd. Op het ‘voor’ plaatje stond een jonge, mooie en vrolijke vrouw met een vrouwelijk figuur en stevige borsten en billen. Op het ‘na’ plaatje stond dezelfde vrouw met een chagrijnig gezicht, een dunner figuur maar wel met hangborsten en –billen. Dit refereerde deels aan het schoonheidsideaal van de SED – een vrouw moest vooral mooi zijn – maar vooral aan de ijdelheid van de lezeressen: lijnen is doorgaans bedoeld om er mooier van te worden en niet lelijker.
Maar de lezeres werd niet slechts gewezen op het nadelige cosmetische effect: ook was een te laag gewicht schadelijk voor de gezondheid. De effecten hiervan werden uitgebreid in het artikel beschreven: ‘Ehrfahrungsgemäβ magert erst der übriche Körper vollerändig ab, ehe such dese Fettpolster eingeschmolzen werden.’ Het hele artikel was er dus op gericht om vrouwen niet te laten lijnen tenzij ze overgewicht hadden. In latere artikelen in het tijdschrift werd dezelfde boodschap verkondigd. Dezelfde rubriek stond verderop in het blad nog een keer, met dezelfde boodschap en een soortgelijke illustratie. Ook in andere artikelen, geschreven door een andere auteur, werd dezelfde boodschap verkondigd.
Het is opmerkelijk dat er nauwelijks informatie in het tijdschrift stond over hoe vrouwen met overgewicht op een gezonde manier konden afvallen: alleen uit de kookrubriek konden lezeressen soms gezonde recepten halen. Zo was er één rubriek gewijd aan alles wat je met slechts een appel kon maken. Dit terwijl overgewicht toch vrij vaak voorkwam in de DDR: volgens lezeres Willy Wirau was in 1975 veertig procent van de vrouwen in de DDR te zwaar. Zij vroeg of er voor deze doelgroep dieettips in het tijdschrift konden worden gepubliceerd. De redactie beloofde er in het volgende nummer wat over te schrijven, maar dieettips waren zeker niet gebruikelijk. Wel werd er benadrukt dat sport goed was voor het figuur en de gezondheid: in 1957 werd er in een artikel over badkleding gezegd dat degenen die regelmatig zwommen wél een tweedelige bikini aan konden trekken, omdat zij waarschijnlijk een goed figuur hadden. In 1976 schreef de arts Imtraud Koch een klein artikel over hoe goed bewegen voor de gezondheid was: “Lauf dich gesund!”
Belangrijker was echter dat dikkere vrouwen zich goed kleedden. De redactie voorzag de molligere lezeressen ruimschoots van tips om zich te kleden. In een artikel over zwemkleding uit 1957 werd dikke vrouwen afgeraden om een tweedelig badpak aan te doen, als zij tenminste stijlvol voor de dag wilden komen in het zwembad. Uitpuilend vet was niet gewenst.

3 Sociale normen en relaties

Naast uiterlijk vertelt het tijdschrift ook veel over de sociale normen en relaties in de DDR – en impliciet over de economische situatie. Zo af en toe ageerde de redactie ook juist tégen de Bondsrepubliek Duitsland. Een van de mooiste voorbeelden van dit afzetten tegen de West-Duitse cultuur is gepubliceerd in het zesde nummer van 1959. In dit nummer werd een quiz afgedrukt die eerder in het West-Duitse damesblad Constanze was verschenen. Het onderwerp van de test was: ‘Sind Sie von Männern begehrt?’ Met behulp van deze quiz kon de West-Duitse lezeres berekenen of zij makkelijk een man aan de haak kon slaan. De redactie van Sibylle was echter de mening toegedaan dat Oost-Duitse vrouwen wel een man wilden, maar dat hij wel verliefd op haar moest worden om andere redenen, anders zou het geen mooie relatie worden. De redenen waarom een man volgens de redacteuren van Sibylle van een vrouw moest houden, kon de lezeres vinden een aparte quiz ernaast. Het commentaar dat boven die quiz stond luidde als volgt: ‘Wir haben nur ebenfalls einen Test zusammengestellt, der unser Frauenideal ermittln soll.’ In de quiz ernaast werd dus de ideale vrouw volgens de redactie van Sibylle verbeeld. Dit soort publicaties waren in de DDR vrij gangbaar. Het West-Duitse voorbeeld werd wel getoond, met ernaast vaak negatief Oost-Duits commentaar en een tegenalternatief. Het televisiekanaal Der Schwarze Kanal was daarvan een goed voorbeeld.
De redacteuren verantwoordden het bestaan van hun alternatieve quiz met behulp van een citaat: ‘Wo sich nichts mit nichts verbindet, ist und bleibt die Summe klein.’ Met andere woorden: een man die op een vrouw verliefd werd vanwege de redenen die het blad Constanze noemde, was niets waard. En een vrouw die desondanks zo’n soort man leuk vond, kon volgens de redactie ook niet veel voorstellen. Hierdoor zou de optelsom van beiden – in dit geval dus de relatie tussen die twee – ook niet veel voorstellen. Oost-Duitse vrouwen konden dus maar beter een andere man zoeken. Het citaat waarmee de redactie haar mening illustreerde is afkomstig uit de opera Fidelio van Ludwig van Beethoven. In deze opera, gesitueerd tijdens de Franse Revolutie, redt de vrouw Leonore haar onterecht opgesloten man Florestan uit de gevangenis door zich voor te doen als een cipier met de naam Fidelio. De boodschap van deze opera is dat liefde alles overwint, ook onrechtvaardigheid. Volgens de redacteuren van Sibylle zouden partners die om de West-Duitse redenen op elkaar verliefd waren geworden niet zoveel voor elkaar overhebben. Hieruit blijkt ook hun ideaalbeeld van een relatie: partners zouden voor elkaar door het vuur moeten gaan. Leonore is een geïdealiseerde figuur, buitengewoon moedig en bijzonder opofferingsgezind. Bij de eindscores stond dit dan ook als commentaar: ‘Man muβ bereit sein, mitunter durch dick und dünn zu gehen.’ Wat vond de Oost-Duitse redactie van Sibylle dan zo oppervlakkig aan de West-Duitse quiz?
In de West-Duitse quiz staat een aantal vragen dat specifiek over het uiterlijk van de lezeressen gaat. Zo zijn er drie vragen die specifiek ingaan op het figuur van de vrouw. Vraag zeventien luidt als volgt: ‘Beträgt der Unterschied zwischem Ihren Taille und Ihrem Brustumfang mindestens 23 Zentimeter oder mehr?’ Voor deze vraag kon de lezer vijfentwintig punten verdienen als zij hierop ‘ja’ antwoordde. Bij het antwoord ‘nee’ kreeg de lezeres geen punten. Hoe meer punten de lezeres aan het einde verzameld had, hoe aantrekkelijker zij gevonden werd volgens de redacteuren van Constanze. Een grote boezem was volgens de West-Duitse redactie dus aantrekkelijk voor mannen: bij een verschil van drieëntwintig centimeter of meer tussen borstomvang en taille heeft een vrouw minstens cup E. Bij vraag zestien kon de lezeres ook twintig punten verdienen als zij mooie, niet te dikke en niet te dunne benen had en bij vraag negentien kon de lezeres ook nog eens dertig punten krijgen als zij slank was: als haar lichaamsgewicht in kilo’s vijftien procent minder was dan haar lengte, min één meter in centimeters. Als voorbeeld werd hierbij een vrouw gegeven met een gewicht eenenvijftig kilo bij een lengte van honderd zestig centimeter. Ter vergelijking: een vrouw van honderd zestig centimeter heeft met een gewicht van vierenzestig kilo volgens de BMI-index nog een gezond gewicht. Een vrouw met vijftien procent minder lichaamsgewicht in kilo’s dan haar lengte min een meter in centimeters is waarschijnlijk erg slank. Ook kon de lezeres vijfentwintig punten bij haar eindscore optellen als zij een mooie gave huid had. Voor sommige vragen kon de lezeres meer punten krijgen dan voor andere. Hieruit kan worden opgemaakt welke punten voor de redactie zwaarder wogen. Op deze manier kan dus worden bepaald wat de redactie het meest belangrijk vond. Het feit dat met deze vraag meer punten te verdienen waren dan met andere vragen die ook over het uiterlijk gingen, geeft aan dat slank zijn de meest aantrekkelijke fysieke eigenschap was volgens de redactie van Constanze.
De redactie van Sibylle achtte uiterlijk echter helemaal niet belangrijk voor het versieren van een geschikte man, ondanks dat de vrouwen hun uiterlijk zelf wél belangrijk vonden. In hun quiz staat namelijk geen enkele vraag over het figuur, haar, huid, gezicht of make-up. De enige vraag die nog enigszins op het uiterlijk van de vrouw ingaat, is vraag tien. Hierin wordt aan de vrouw gevraagd of zij kon inschatten welke kleding haar goed stond. Als de vrouw hierop ‘ja’ antwoordde, kreeg ze er tien punten bij. Hieruit kan worden opgemaakt dat niet het figuur van de vrouw een punt was waar mannen voor moesten vallen, maar hun goede smaak en zelfkennis. Dat laatste blijkt ook uit de volgende vraag, waar aan de lezeres gevraagd wordt of zij kan erkennen wanneer een andere vrouw mooier is dan zij. Als de vrouw dit zonder morren kon toegeven, kreeg zij twintig punten. Bovendien was zelfvertrouwen voor een vrouw ook erg aantrekkelijk, want de lezeres kon ook tien punten verdienen als zij haar vriend attendeerde op een andere, mooiere vrouw dan zijzelf. Die vraag wekte wel de suggestie dat het uiterlijk niet geheel onbelangrijk was: een heteroseksuele man kijkt immers graag naar een mooie vrouw.
Een ander punt waarop de twee redacties van mening verschilden, was het bezitten van geld of luxegoederen. Constanze vroeg aan haar lezeressen of zij een vermogen bezat van minstens 10.000 Mark: als dat zo was, kon zij tien punten optellen bij haar eindscore. Ook kon de lezeres tien punten verdienen als haar ouders een eigen huis bezaten. In Sibylle werd niet gevraagd naar het vermogen of bezit van de lezeressen zelf, en zij kregen juist geen punten als zij droomden van een rijke man met een auto. Volgens historicus Willem Melching was de levertijd voor auto’s in de DDR meer dan twaalf jaar. De lange wachttijden maakten de Trabant tweedehands duurder dan nieuw: een tweedehands exemplaar was immers direct beschikbaar.
De kans dat een vrouw een rijke man met een auto zou vinden was dus niet heel groot. In de Bondsrepubliek Duitsland daarentegen, begon de economie zich vanaf 1951 weer te herstellen. Historicus Frits Boterman meent dat er gedurende de jaren vijftig sprake was van een gemiddelde groei van ruim zeven procent. De werkloosheid lag extreem laag en het huizentekort werd tussen 1950 en 1970 drastisch teruggebracht. Ook lagen de salarissen in de Bondsrepubliek hoger dan in de DDR. Deze vragen weerspiegelden dus ook de economische situaties van beide landen.
Dat er aan de lezeres van Constanze specifiek gevraagd werd of haar ouders een huis bezaten, kan liggen aan de doelgroep. Constanze richtte zich op jonge vrouwen uit de middenklasse. Een starter op de arbeidsmarkt kan doorgaans geen huis kopen. Het kan ook verklaren waarom er in de quiz van Constanze maar liefst drie vragen zaten die te maken hadden met de leeftijd van de lezeres. Vraag twaalf, dertien en veertien vroegen of de lezeres jonger was dan respectievelijk dertig, zevenentwintig en twintig. Als het antwoord ‘ja’ was, kon de vrouw respectievelijk vijftien, veertig en vijftien punten bij haar score optellen. Hoe jonger de lezeres dus was, hoe aantrekkelijker zij was volgens de redactie. Omdat de doelgroep van Constanze jong was, kon bijna elke lezeres hiervoor wel punten verdienen. Deze vragen zullen daarom deels gediend hebben om het moreel van de lezeressen omhoog te schroeven.
Seks is ook onderdeel van een relatie. Opvallend aan deze quiz is dat zowel in West- als in Oost-Duitsland de redacties van beide tijdschriften ervan uitgingen dat de lezeres een man als partner wilde. Het bestaan van homoseksualiteit werd hiermee in beide bladen ontkend: in 1959 was homoseksualiteit nog niet algemeen geaccepteerd in zowel de Bondsrepubliek als de DDR. Heterosexualiteit was de norm.
De tijdschriften reflecteerden dus de algemeen heersende moraal. Het blad Sibylle vroeg verder helemaal niets over seksualiteit: ook dat was in overeenstemming met de heersende moraal. Melching betitelt de seksuele moraal in de DDR als tamelijk ‘kleinburgerlijk’. Seks was iets wat achter gesloten deuren gebeurde, en volgens Angelica Wendland praatte men er niet over. Historica Dagmar Herzog deelt deze mening: volgens haar was men in de jaren vijftig en zestig in de DDR seksueel nogal conservatief ingesteld.
Constanze vroeg de lezeres alleen naar eventuele preutsheid. Bij vraag twintig kon de vrouw vijfendertig punten krijgen als zij naakt zou gaan zwemmen wanneer zij graag een verfrissende duik zou willen nemen en geen zwemkleding bij zich had. Wanneer de vrouw haar kleding aanhield, kreeg ze nul punten. Preutsheid werd dus als onaantrekkelijk beschouwd door de West-Duitse redactie.
Openheid van zaken werd ook op andere gebieden door de West-Duitse redactie gewaardeerd. Wanneer een vrouw eerlijk, recht in iemands gezicht zei wat ze van hem of haar vond, kreeg zij vijfentwintig punten bij haar totaalscore. Ook de redactie van Sibylle vond eerlijkheid belangrijker dan andermans ego: bij vraag twintig kon de lezeres twintig punten verdienen als zij haar vriend vertelde dat hij ongelijk had. Beide bladen gingen er dus vanuit dat eerlijkheid een fijne eigenschap was. Ook geeft dit aan dat beide partners wel hun mening bij elkaar moesten kunnen uitspreken en zichzelf moesten kunnen zijn bij elkaar. Op dit punt was het een contradictio in terminis dat de Oost-Duitse redactie van Sibylle de West-Duitse redactie van Constanze te oppervlakkig vond, want beide redacties verschilden op dit punt niet van mening. Maar op andere, werkgerelateerde terreinen waren er wel veel verschillen tussen beide landen.

4 Carrière en werk(druk)

De vergelijkende quiz is ook een goede bron voor de houding van de redacties op het gebied van werk en carrière maken. In de West-Duitse quiz werd de lezeres twee keer gevraagd naar haar opleidingsniveau. De eerste vraag luidde of zij ooit een hogeschool, vakschool of een handelsschool bezocht had. Had zij dit gedaan, dan kreeg zij tien punten. Had zij ook een diploma gehaald, dan kreeg ze er nog eens vijf punten bij. De lezeres kon nog eens tien punten extra verdienen als zij ook haar eindexamen gehaald had. Daarentegen werd de lezeres van Sibylle helemaal niet naar haar scholing gevraagd. In de Bondsrepubliek was scholing voor vrouwen veel belangrijker dan in Oost-Duitsland. Dit was waarschijnlijk de voornaamste reden dat de redactie van Sibylle er niet naar vroeg. Voor vrouwen in de DDR was een studie niet zo heel belangrijk. Dat bleek zelfs uit de inrichting van het huis: in het artikel Schulzes Studierstube beschreef de redactie hoe de studeerkamer het beste kon worden ingericht. Het artikel suggereerde echter dat alleen de man van die kamer gebruik hoefde te maken. De studeerboeken werden namelijk allemaal als mannelijk aangeduid: Seine Bucher. Dat wekt de indruk dat inderdaad alleen maar de man studeerde, voor vrouwen was dat veel minder belangrijk. In 1965 was bijvoorbeeld 26,1 procent van de studenten aan colleges vrouwelijk.
Ook Willem Melching stelt dat grote carrières niet voor vrouwen waren weggelegd. Ook al legde de SED in 1961 nadrukkelijk vast dat vrouwen gelijke kansen en rechten hadden in de DDR, in de praktijk kwam daar weinig van terecht. Vrouwen bleven in de regel onderaan de hiërarchie staan. Ook wanneer zij goed opgeleid waren, kregen ze zelden een leidinggevende functie. Aan het eind van de jaren tachtig kende de DDR slechts één vrouwelijke minister. Dit was nota bene de vrouw van Honecker: Margot. Ondank alle pretenties bestond in het Oost-Duitse socialisme een duidelijk ‘glazen plafond’ voor vrouwen. Dit is duidelijk terug te zien in Sibylle. Vrouwen met hoge functies waren niet in het blad terug te vinden, dat daarmee de dagelijkse praktijk goed weerspiegelde. Dat was terug te zien op twee verschillende manieren: in artikelen en in ingezonden brieven. In 1958 stond er in het decembernummer een artikel van drie pagina’s over de juiste kleding op de arbeidsvloer. Volgens de redactie was de juiste werkkledij erg belangrijk. Verkeerde en oude kleding kon zorgen voor bederving van het werkplezier en kon maar beter weggegooid of thuisgelaten worden: ‘Alte Sachen, die eigentlicht längst in die Altstoffsammlung gehören, steigern die Arbeitsfreudigkeit nicht gerade, aber weite Röcke mit wippenden Petticoats sind wohl aus nicht das richtige, um am der Drehbank oder in Rinderstall zum stehen.’ De redactie had voor dit artikel advies gekregen van de bedrijfsleiding in Wartenberg en van de heer Becher (Statschulrat). De modereportage toonde alleen vrouwen die werkten als schoonmaakster, landarbeidster, boerin of lasser: functies waar geen hoge opleiding voor nodig was. De juiste kleding was niet alleen van belang voor arbeidsters. Barbara Scheer vond het als verkoopster ook erg belangrijk om de juiste kleding te dragen. In 1963 vroeg zij de redactie hierover advies, omdat kennelijk niemand in haar omgeving dit kon: ‘Arbeitskitiel sind wirklich ein Stiefkind im Handel.’ Vier pagina’s verderop in het blad stond de modereportage ‘Berüfstatig.’ Deze reportage toonde nette vrouwenkleding die geschikt was voor op de werkvloer. Ook al maakte de waardering voor het werk niets uit, bepaalde banen waren wel gewild. Modellenwerk was een droom voor veel vrouwen en meisjes in de DDR: de redactie van Sibylle ontving door de jaren heen heel wat brieven van lezeressen die graag model wilden worden. Zo wilde S. Berger uit Leipzig in 1962 graag mannequin worden. Haar werd aangeraden om een opleiding te volgen bij Sonja Voigt in Erfurt. Niet alleen modellenwerk was een droom. Meerdere lezeressen van Sibylle wilden graag in de mode werken. Het blad ontving regelmatig brieven van lezeressen die deze richting op wilden en om deze reden om advies vroegen. In het juninummer van 1959 werd een brief geplaatst van Gerda Kaliske. Kaliske wilde na haar middelbare school graag modeontwerpster worden en vroeg welke opleiding zij daarvoor nodig had. Het antwoord op haar brief kwam van directeur Trapp van de Ingenieurschule für Bekleidung in Berlijn, die schreef dat zij een opleiding kon volgen bij dit instituut. Hier leerden studenten in vier jaar ontwerpen, patronen maken en kleding in elkaar zetten. Trapp waarschuwde wel dat lang niet iedereen modeontwerper kon worden: ‘Nur die talentiertesten Bewerber können berücksicht werden, zumal die Anzahl der Studienplätze nicht groβ ist.’ Modeontwerpers in de DDR moesten volgens Trapp over bijzondere vaardigheden en eigenschappen beschikken, omdat het een veelzijdig en verantwoordelijk beroep was. Alleen de meest getalenteerde studenten kwamen door de selectie heen. Eind 1961 vroeg Renate Vogel advies over hoe zij modeontwerpster kon worden. Zij kreeg te horen dat zij het beste een opleiding kon volgen aan de hogeschool voor beeldende kunsten in Berlijn. Ook verwees de redactie naar een eerder verschenen exemplaar van Sibylle. In het vierde nummer uit datzelfde jaar waren er al tips geplaatst voor vrouwen die graag ontwerpster wilden worden. Ook in de jaren zeventig was een baan in de mode-industrie nog zeer gewild: in de rubriek ‘Beruf’ schreef de redactie dat werken in de mode voor veel meisjes een droom was.
Een carrière in de mode leek dus een droom voor vele vrouwen in de DDR, maar hierbij kunnen wel kanttekeningen geplaatst worden. De doelgroep van het blad was immers geïnteresseerd in mode en cultuur en logischerwijs dus eerder gemotiveerd om een carrière in deze richting te kiezen. Ook zal de redactie brieven hebben geplaatst die hun doelgroep aanspraken. Het beeld van de carrièrewensen en –mogelijkheden is dus wel enigszins gekleurd. Bovendien kan het zijn dat de redactie als voorbeeld heeft gefungeerd: die bestond grotendeels uit vrouwen die wél een verantwoordelijke baan hadden in de mode. Hoofdredacteur Dorothea Melis had bijvoorbeeld gestudeerd aan de Hochschule für bildende und angewandte Kunst in Berlijn.
Echter niet alleen vrouwen die in de mode wilden werken kregen advies: ook mannen die een brief stuurden kregen antwoord. Wolfgang Frank uit Mühlhausen had bijvoorbeeld de ambitie om psycholoog te worden en wilde weten welke opleiding hij het beste kon volgen. Het antwoord van de redactie luidde dat hij sowieso een vijfjarige universitaire opleiding moest volgen. Meerdere universiteiten boden deze studie aan: Wolfgang zou kunnen studeren in Berlijn, Dresden en Leipzig. Het is veelzeggend dat de enige persoon in het blad die een universitaire opleiding kreeg aangeraden, een man was.
Wat voor baan ze ook hadden, werk was hoe dan ook erg belangrijk voor Oost-Duitse vrouwen. De regering stimuleerde vrouwen om te blijven werken. Vanwege het grote gebrek aan arbeidskrachten maakte de overheid voortdurend propaganda voor de werkende vrouw. Aan het eind van de jaren tachtig had in de DDR meer dan negentig procent van de vrouwen een baan. De meeste vrouwen werkten noodgedwongen fulltime, want deeltijdarbeid bestond nauwelijks. Dit is ook terug te zien in de quiz: de redactie van Sibylle vroeg aan haar lezeressen of zij wilden blijven werken als ze een man vonden met een hoog inkomen. Als dat het geval was kregen zij twintig punten, wat aangeeft dat werk zeer belangrijk gevonden werd. Dit bleek nog duidelijker uit de allerlaatste vraag: ‘Würden Sie trotz groβer Arbeitsbelastung (Beruf, Kinder, Haushalt) dennoch immer darauf achten, gepflegt auszusehen?’ Naast het werken, zorgen voor de kinderen en het noodzakelijke huishouden werd er dus van een vrouw verwacht dat alles, inclusief zijzelf, er ook nog eens verzorgd uitzag. Oost-Duitse vrouwen stonden dus onder zware werkdruk en onder zware sociale druk. Melching bevestigt dit: de dubbele belasting van vrouwen was onevenredig zwaar door de gebrekkige infrastructuur voor het huishouden. Inkopen doen was een nachtmerrie door de slechte bevoorrading en de lange wachttijden in de winkels.
Volgens Anette Simon, psychotherapeut uit de DDR, heerste in de DDR het beeld van de ‘Superfrau’: een vrouw die in haar werk goed functioneerde, één of twee voorbeeldige kinderen had, haar man liefdevol bejegende, er een perfect huishouden op na hield, er zelf aantrekkelijk en verzorgd uitzag en ’s avonds thuis ook nog even het nieuwste model jurk zelf maakte. De redactie van Sibylle schiep precies hetzelfde beeld van de taken en plichten van de vrouw. De werkelijkheid was anders: volgens Simon waren er in de DDR veel neurotische, psychotische vrouwen en hadden veel vrouwen psychische klachten. Simon meent dat het beeld van de ‘supervrouw’ hiervoor een belangrijke oorzaak was: een vrouw kon depressief worden omdat zij niet aan dit beeld voldeed en dus faalde om een goede vrouw te zijn. Ook kon een vrouw juist psychotisch worden, en waanbeelden krijgen dat zij iedereen behekste die te dicht in haar buurt kwam. Simon denkt dat dit juist een manier was om te ontsnappen aan de onaangename werkelijkheid: dat ze als vrouw faalde.
Bij die laatste conclusie van Simon vallen kanttekeningen te plaatsen. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van psychoses, wanen en depressies is volgens het Trimbos Instituut erfelijkheid. Er zit dus een biologische factor in. Ook worden depressies deels veroorzaakt door het karakter van de patiënt: hooggevoelige, perfectionistische mensen zijn er gevoeliger voor. Bovendien spelen traumatische gebeurtenissen ook een belangrijke rol in het ontstaan van depressies. Niet alles is dus te wijten aan het ideaalbeeld van de supervrouw dat in de DDR bestond. Wél heeft Simon gelijk als ze stelt dat het ideaalbeeld bij kon dragen aan depressies en andere psychische klachten. Een constante, te hoge (werk)druk kan leiden tot een burn-out, overspannenheid of een depressie.
Ontspanning is belangrijk om niet ziek te worden, volgens psychiater Jim van Os. De redactie van Sibylle was dezelfde mening toegedaan: ‘Wer ständig under Spannung lebt, vergeudet unnütz Kräfte, macht sich womöglich Krank und ganz gewiβt nicht schöner.’ Dat vrouwen onder grote druk stonden, werd dus door de redactie van Sibylle erkend. In juni 1974 werd daarom een hele rubriek in het blad gewijd aan het thema ‘Entspannen’. De redactie schreef in het voorwoord dat vrouwen onder grote spanning stonden: ‘Viele können heutzutage überhaupt richtig nicht mehr entspannen. Sie haben angeblich keine Zeit […].’ Daarom moesten vrouwen zich goed kunnen ontspannen om zo hun drukke leven aan te kunnen. Medicijnen tegen hoofdpijn waren geen goede oplossing, meende de redactie. ‘Am nächtsten Tag fällt es ihnen schwer, sich zu konzentrieren…. Und sie greifen zur Tablette. Es gibt aber eine Möglichkeit die gesünder und zugleich wirkungsvoller ist: die bewuβte Entspannung. Innere Ruhe und frische Kraft sind der Gewinn.’ De redactie promootte dus eerder een structurele verandering van levensstijl die vooral op de lange termijn winst inhield. Niet alleen zou deze minder hoofdpijn opleveren, het was ook een betere manier om ervan af te komen. Teveel medicijnen konden namelijk zelfs hoofdpijn opwekken. Opvallend is dat de redactie in het begin van het artikel eerst uitlegde wat ontspanning nu eigenlijk inhield. Dat wekt de suggestie dat de lezeressen van het blad niet of nauwelijks wisten wat ontspanning was.
Ook zonder ziektebeelden is het maar de vraag of de gemiddelde vrouw in de DDR net zo’n leven leidde als Sibylle’s geportretteerde Superfrau. Huishoudens zien er niet altijd perfect uit, en een mens is ook wel eens ziek of gewoon moe. Ook bij de werkdruk van een goed functionerende werknemer kunnen kanttekeningen worden geplaatst. In de planeconomie bestond geen enkele prikkel om efficiënt en innovatief te werken. Zowel het management als het personeel had groot belang bij zo laag mogelijke normen. De overheid stond garant voor volledige werkgelegenheid. Het resultaat was onverschilligheid en absenteïsme. Bedrijven waren voor de werknemers niet in de eerste plaats plekken waar gewerkt werd, het waren vooral ‘angenehme Orten des Zusammenhalts’. Het is dus nog maar de vraag of werkende vrouwen (en niet te vergeten mannen) op het werk echt heel hard werkten. Niettemin bleef een fulltime baan natuurlijk behoorlijk veel tijd in beslag nemen. Maar volgens Sibylle had de vrouw na het huishouden en werk nog wel wat vrije tijd over, die op verschillende manieren benut kon worden.

5 Cultuur en vrije tijd

Sibylle is niet alleen een belangrijke informatiebron over werk en relaties, maar ook op het gebied van cultuur. De redactie toonde haar lezeressen de culturele activiteiten die zij konden ondernemen in de schaarse vrije tijd die zij hadden. Hierbij werd er sowieso van uit gegaan dat de lezeres enige culturele basiskennis had: dit blijkt bijvoorbeeld uit de referentie naar Fidelio in de eerder beschreven quiz. De lezeressen kregen informatie over literatuur, muziek, theater en beeldende kunst en hen werd aangeraden om zich hier in te verdiepen.
In tegenstelling tot de mode, volgde Sibylle in de cultuurrubrieken wél het ideaalbeeld van de partijleiding van de DDR. Het cultuurbeleid in de DDR volgde de leer van het sociaalrealisme uit de Sovjet-Unie. Sociaalrealisme had altijd een happy end en bejubelde het ‘Heldentum der Arbeit’. Abstractie was taboe: een schilderij moest duidelijk herkenbaar zijn. Ulbricht had uitgesproken opvattingen over kunst. Hij wilde ‘keine abstrakte Bilder mehr sehen.’ De DDR had volgens hem geen behoefte aan ‘Bilder von Mondlandschaften noch von faulen Fischen’. In de rubriek ‘Sibylle betrachtet ein Bild’ werd elke twee maanden een schilder besproken. De getoonde schilderijen waren duidelijk herkenbaar: er was geen spoortje abstractie in te zien. Een van de beste voorbeelden hiervan was de schilder Sergej Wassiljewitsch Gerassimow. Gerassimow was volgens gastredacteur Wolfgang Frankenstein het prototype van een Sovjetschilder: temperamentvol en hartelijk. Gerassimov had gestudeerd in Sint Petersburg, en zijn werken waren realistisch en herkenbaar. Na verschillende studiereizen had hij volgens Frankenstein besloten om zijn ‘Technik auch der Gestaltung groβer Sujets dienstbahr zu machen’. De getoonde werken bij het portret waren een zelfportret, een landschap en een ‘Partisanenschwur’. Niet alleen zijn techniek was echter dienstbaar, zijn levenshouding was dat ook: Gerassimow werkte op vierenzeventigjarige leeftijd nog altijd met evenveel enthousiasme en was daarmee een lichtend voorbeeld voor de arbeiders in de Sovjet-Unie en de DDR. Ook was in het artikel duidelijk te lezen dat abstracte invloeden in de Sovjet-Unie vanaf de jaren dertig steeds minder invloedrijk werden: kunstenaars als Kandinsky werden steeds minder populair, terwijl de realistische schilderijen van Gerassimow juist aan populariteit wonnen. Frankenstein verwoordde dit als volgt: ‘Kandinsky und andere Vertreter abstrakter Kunstrichtungen hatten damals auch im öffentlichen Leben groβe Bedeutung, bis in der dreiβiger Jahren der wachsende Einfluβ der Volksmassen auf die Kunst und die fortschreitende Entwicklung der sowjetischen Gesellschaft dieser Art von Kunstbetätigung mehr und mehr der Bodem entzog.’ Deze trend was ook in de DDR te zien.
Niet alleen modernere kunst werd in Sibylle besproken. In 1963 werd er bijvoorbeeld een artikel gewijd aan de beroemde renaissanceschilder Leonardo da Vinci (1452-1519). In dit artikel werd zijn werk ‘Dame mit dem Hermelin’ besproken, dat geroofd was door de nazi’s en nu in een museum te Krakau hing. Niet alleen de nazi’s waren gecharmeerd van Da Vinci’s werk, redactrice Ruth was dat ook. Zij beoordeelde Da Vinci als ‘der geniale und fleiβige Künstler’. Vlijtige kunstenaars vielen in de DDR in de smaak, want ook Da Vinci studeerde net als Gerassimow hard op zijn techniek. Door de natuur en de wiskunde te bestuderen, kon hij uiteindelijk zo’n grote kunstenaar worden.
Het culturele erfgoed van de achttiende en begin negentiende eeuw stond in hoog aanzien. Dit gold met name voor de Duitse Klassik, de periode van auteurs als Goethe en Schiller. Deze klassiekers waren ook duidelijk terug te vinden in Sibylle. In 1957 werd zowel Goethes Weimar als Bertold Brecht besproken. In 1959 stond er een gedeelte van Goethes Faust afgedrukt. Ook de schrijver Arnold Zweig kwam uitgebreid aan bod: zowel in 1958, 1959 en 1961 werden er artikelen over hem geplaatst. Daarna niet meer: Zweig was tot 1961 één van de literaire boegbeelden van de DDR.
Toch besprak de redactie van Sibylle niet alleen klassieke schrijvers. Het kinderboek Sally Bleistift in Amerika (1934) werd ook aangeraden aan de lezers. In dit verhaal vloog Sally Bleistift naar Amerika nadat zij in het tsaristische Rusland haar man en zoon had verloren bij een progrom. Daar werkten zij en andere arbeiders hard om hun lot te verbeteren, ondanks dat relaties met de politie moeilijk waren. Het is moeilijk aan te geven waarom juist dit boek werd aangeraden aan de lezers, omdat er vaak alleen een korte boekbespreking stond en niet zozeer waarom het boek gelezen moest worden. Wél kan er worden gezegd dat er na de bouw van de Berlijnse Muur in 1961 geen boeken meer werden geplaatst waarin iemand naar de westerse wereld reisde en daar een nieuw bestaan opbouwde. Waarschijnlijk was dit omdat het na de bouw van de Berlijnse Muur ook daadwerkelijk heel moeilijk was om in een ander westers land een nieuw leven te beginnen. In elk geval was het niet de bedoeling van de SED.
De redactie toonde echter wel westerse oorden, hoewel dit in latere jaren steeds minder werd. In 1960 werd er een artikel geplaatst met de titel ‘Frühlig in Paris’. In 1963 stond de Amsterdamse Jodenbreestraat afgebeeld. Een jaar later werden er nog een keer foto’s van Parijs geplaatst, maar daarna verdwenen de foto’s van het Westen uit Sibylle: alleen steden uit communistische broederlanden werden getoond, zoals bijvoorbeeld Gdansk en de oude steden van Bulgarije. Opvallend is dat in 1993 wel ineens modefoto’s in de woestijn genomen werden: dit was mogelijk omdat de grenzen weer waren opengesteld en de redactie dus kon afreizen naar gebieden waar zij voorheen niet konden komen.
Ook muziek was een onderdeel van de getoonde cultuur. Klassieke muziek stond hoog in aanzien. Sibylle refereerde in één artikel naar zowel Johann Sebastian Bach (1685-1750) als naar Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847). Mendelssohn was een componist uit het begin van de negentiende eeuw, Bach was de beroemdste componist die Duitsland ooit heeft voortgebracht. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het contrapunt, en de kwaliteit van zijn muziek is onbetwist. In 1964 werd er opnieuw een artikel geplaatst over Bach: ditmaal over Oost-Europese pianistes die Bach speelden. Niet geheel toevallig waren dit pianistes uit landen die onderdeel waren van het Warschaupact. Ook de klassieke componist Beethoven was populair: de redactie ging er in de quiz vanuit dat de lezeressen zijn opera Fidelio kenden, en het liefdespaar werd als ideaal voorgesteld.
Niet alleen Sovjetschilderijen waren populair in de DDR, Sovjetfilms waren dat ook. Dit is niet verwonderlijk, aangezien de Sovjet-Unie een grote vinger in de pap had in de Oost-Duitse filmindustrie. In 1946 stichtten de Sovjets in Oost-Duitsland de Deutsche Film Aktiengesellschaft (DEFA). Deze had het staatsmonopolie op films die volgens de Sovjetnormen gemaakt werden. Ook werden deze films centraal gedistribueerd, en de scripts moesten worden goedgekeurd door de Partij. Een film kon alsnog verboden worden nadat deze af was. Ook deze films droegen dus de ideologie van het sociaalrealisme uit en sloten aan bij het heersende politieke regime. In 1958 publiceerde de redactie van Sibylle een artikel over de Sovjetfilm Die kraniche ziehen. Deze film was gemaakt door de Russische regisseur Michail Kalatosow (1903-1973) en vertelt het verhaal van een liefdespaar dat door de Tweede Wereldoorlog van elkaar gescheiden wordt. De recensie in Sibylle was lovend: de film werd beoordeeld als ‘ein Geschenk für die Filmfreunde der Welt’. Toch zal dit niet per se geweest zijn omdat de film volgens de Russische tradities gemaakt was: de film kreeg op het filmfestival in Cannes twee gouden Palmen en staat ook tot op de dag van vandaag nog bekend als een erg goede film.
‘ Niet alleen films die in de smaak vielen bij de SED werden getoond. In 1963 werd er een artikel geplaatst over Simone Signoret (1921-1985), een van oorsprong Duitse actrice die diverse grote prijzen won in Hollywood en bekend stond als communistisch. Veel van haar films waren ook bekend in de DDR. Hoewel het artikel voornamelijk over haar films ging, besteedde de redactie ook aandacht aan haar politieke denkbeelden: Signoret was fel gekant tegen de oorlog in Frans Algerije en belandde hierdoor op de boycotlijst van de Franse regering. Haar verklaring was dat zij zich niet meer wilde schamen om een Franse te zijn. Over de communistische standpunten van de actrice wijdde de redactie niet verder uit, maar het zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de SED om een interview met haar te laten publiceren.
De redactie zweeg niet over andere politieke zaken. Hoewel Sibylle beslist geen politiek blad was, stonden er wel af en toe boodschappen en artikelen in die expliciet aan de politiek gewijd waren. In 1963 werd er een juichend artikel over ‘den gröβten Staatsmann’ Walter Ulbricht (1893-1973) gepubliceerd, ter ere van zijn zeventigste verjaardag. Tot 1971 was hij de secretaris-generaal van de SED en daarmee de machtigste man in de DDR. Volgens Ilse Thiele, voorzitster van de Demokratischen Frauenbundes Deutschland, moesten alle vrouwen Ulbricht zeer dankbaar zijn: ‘Wir Frauen verdanken der Partei der Arbeiterklasse und Ihren ersten Sekretär viel – ja alles, was wir mit Recht unser neuen Leben nennen.’ Nu benadrukte Ulbricht wel het belang van vrouwen voor de DDR en hun gelijke rechten, maar de kansen voor mannen en vrouwen waren in de DDR allesbehalve gelijk: zoals al eerder genoemd hadden vrouwen bijvoorbeeld weinig carrièreperspectieven in vergelijking met mannen, ondanks het officiële statement van de SED. Leonore Ansorg en Renate Hürtgen toonden dit al in hun artikel dat heel toepasselijk The myth of female emancipation heet.
Ook benadrukte Thiele het volgens haar goede, communistische politieke regime van de SED. Het partijprogramma zou volgens haar een leidraad voor het hele leven moeten zijn, en niet voor de Partij: ‘Diese groβen Fragen der Perspektive sind nicht eine Parteiangelegenheit, sondern eine Sache der gesamten Entwicklung, der glücklichen Zukunft der Menschheit.’ Aan alle fouten en gebreken die in het socialistische partijregime zaten, werd volledig voorbijgegaan. Hierdoor werd bij alle lezeressen de indruk gewekt dat Walter Ulbricht een geweldig staatsman was en dat het politieke regime zeer gunstig was voor de Oost-Duitse vrouwen.
Thiele maakte geen deel uit van de redactie van Sibylle en het is onbekend wat de overwegingen van de redactie waren om haar artikel in het tijdschrift op te nemen. Aangezien Thiele de voorzitster was van een organisatie die een onderdeel was van de SED, is het duidelijk dat zij niet per se het standpunt van de redactie verkondigde. Omdat het redactiearchief niet beschikbaar is, kan helaas niet worden nagezocht wat de precieze beweegredenen waren om dit stuk te publiceren. Zeker omdat de redactie slechts af en toe vermeldde dat de schaarste kwam door het falende economische beleid, en verder eigenlijk nauwelijks aandacht aan de politiek besteedde, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat er enige dwang van bovenaf is uitgeoefend om dit artikel te plaatsen.
Ook feliciteerde Sibylle bijvoorbeeld de DDR met zijn vijfentwintigste verjaardag in 1974, iets wat zeer ongebruikelijk was voor een modeblad. Helaas zijn ook hier de motieven om de felicitatie in het blad op te nemen, niet bekend.

Conclusie

Het tijdschrift Sibylle weerspiegelde in veel opzichten het leven van de Oost-Duitse vrouw. De spagaat tussen politiek en privéleven in de DDR was duidelijk terug te zien in het blad. Waar aan de ene kant de westerse cultuur scherp bekritiseerd werd, werd zij ook bejubeld en verspreid in de DDR. Het blad zelf was daar een zeer goed voorbeeld van: het leek wel een Oost-Duitse kopie van de westerse Vogue, in tegenstelling tot andere modebladen in de DDR. Mode was een veel te internationaal fenomeen om geïsoleerd te kunnen worden, en door de mode kwam de westerse cultuur de DDR binnen. Niet alleen werd deze verspreid, maar ook bejubeld: het blad Sibylle moedigde vrouwen bijvoorbeeld aan om zich net zo te kleden als hun favoriete Westerse filmsterren, en de modereportages zagen er zeker zo mooi uit als in Westerse tijdschriften. Ook volgde Sibylle de westerse make-up trends op de voet.
Maar niet alles uit het westen werd klakkeloos overgenomen. De mode van Pierre Cardin werd bijvoorbeeld afgekraakt en de quiz van het West-Duitse tijdschrift Constanze werd betiteld als oppervlakkig. Hiermee weerspiegelde Sibylle in vele opzichten de dagelijkse praktijk in de DDR: ondanks de pogingen van de SED de westerse cultuur buiten de deur te houden, drong deze overal binnen en bracht daarmee allerlei gebreken van het socialistische Partijregime aan het licht. Uit de brieven in het blad bleek bijvoorbeeld duidelijk de schaarste in de DDR. Lezeressen klaagden dat veel kleding en accessoires niet te verkrijgen waren. De redactie weet dit openlijk aan het economische beleid in de DDR. Dit bleek ook uit de naaipatronen die op steeds regelmatiger basis in het tijdschrift geplaatst werden, ondanks dat de redactie dit eigenlijk niet wilde. Veel producten in de DDR werden immers zelf gemaakt.
Deze schaarste was op meerdere manieren terug te zien. Zowel in de vorm van het blad zelf – dat werd gehalveerd na 1965 – als in de oplagecijfers: het was het meest populaire modeblad van de DDR, maar dat bleek niet uit de oplagecijfers. Er was simpelweg niet genoeg papier om te kunnen voldoen aan de vraag. De schaarste was ook terug te zien in de manier van werken: veel reportages werden gemaakt met behulp van prototypes, waarvan het kledingstuk nergens te koop was.
Het politieke regime bleek ook uit andere aspecten van het tijdschrift. Soms zeer expliciet: het juichende artikel over Ulbricht was daar een goed voorbeeld van. Vaker schemerde de politiek slechts subtiel door: Sibylle toonde bijvoorbeeld alleen maar cultuur die in overeenstemming was met het ideaal van de SED. Weliswaar was de maatstaf om de kunstwerken en literatuur te plaatsen de kwaliteit ervan, maar het politieke regime maakte het mogelijk dat deze kunst populair werd. Het politieke regime bleek zelfs uit de gebruikte locaties: na 1989, toen de grenzen opengingen, kon er bijvoorbeeld een fotoshoot in de woestijn worden gedaan. In de loop der jaren schoven de gebruikte locaties voor modereportages ook steeds verder op richting Oost-Europa. Dit bleek bijvoorbeeld ook uit de reportages van de Bach-pianistes: die waren allemaal afkomstig uit landen die bondgenoten waren.
Vrouwen werden in de DDR aangemoedigd door de regering om te blijven werken, en het blad Sibylle toonde die tendens ook. Sterker nog: volgens de redactie was het zelfs een pré om te blijven werken als je een man had die genoeg verdiende om zowel jou als zichzelf te onderhouden. Het blad Sibylle presenteerde het ideaalbeeld van de ‘Superfrau’: een vrouw die fulltime werkte, haar huishouden spic en span op orde had en er daarnaast ook nog eens piekfijn verzorgd uitzag, haar kinderen goed verzorgde en ’s avonds nog even zelf het nieuwste model jurk maakte. De werkelijkheid zag er anders uit: in de DDR waren relatief veel geesteszieke vrouwen, wat mede veroorzaakt werd door de te hoge werkdruk. De redactie erkende dat de werkdruk erg hoog lag, en wijdde daarom een hele rubriek aan het thema ‘ontspannen’. Ontspanning was nodig om niet ziek te worden en om de hoge werkdruk aan te kunnen. Opvallend was hierbij dat uitgebreid werd uitgelegd wat ontspannen precies inhield: dat wekte de suggestie dat de Oost-Duitse vrouwen niet wisten wat dat begrip nu precies betekende.
Veel vrouwen werkten weliswaar fulltime, maar hoogstaande carrières waren meestal niet weggelegd voor vrouwen in de DDR. Hoewel de regering stimuleerde dat mannen en vrouwen gelijke kansen kregen, bleek dit niet in de praktijk. In Sibylle werden vrouwen niet aangemoedigd om een universitaire studie te gaan doen: de enige persoon in het blad die een universitaire studie kreeg aangeraden was een man, en de studeerkamer thuis was ook niet bedoeld voor vrouwen. Het blad toonde alleen vrouwen die werkten in alledaagse lage functies als verkoopster en arbeidster.
Toch toonde het blad ook juist een andere kant: die van de glitter en glamour. Er stonden ook interviews in met zangeressen en actrices, en uiteraard stonden er veel modellen in om de kleding te tonen. Veel lezeressen werden hierdoor aangetrokken en wilden ook in de mode-industrie gaan werken, als ontwerpster of als model. Dromen kon dus wel in de DDR, maar de lezeressen werden er wel voor gewaarschuwd dat slechts een klein percentage echt in die industrie kon gaan werken. Toch moet hierbij in acht worden genomen dat de carrièredromen gekleurd kunnen zijn door de doelgroep van het blad. Het is waarschijnlijk dat dit niet de meest voorkomende carrièrewens was onder Oost-Duitse vrouwen. Bovendien zal de redactie voornamelijk hebben gereageerd op brieven waar zij daadwerkelijk een goed antwoord op konden geven.
Het is waarschijnlijk dat het tijdschrift de onvrede over de economische problemen in de DDR aangewakkerd heeft, zeker aangezien de redactie openlijk publiceerde dat dit kwam door het regeringsbeleid. Door de open blik op zowel de westerse als de Oost-Duitse wereld, droeg het blad in zeer bescheiden mate bij aan de groeiende ontevredenheid. Dit is waarschijnlijk niet de bedoeling van de redactie geweest, maar door hun nadruk op kwalitatief goede producten was een groeiende ontevredenheid wel een gevolg. Binnen de grenzen die er waren, heeft de redactie een kwalitatief goed tijdschrift willen maken. Daar zijn zij volledig in geslaagd: het tijdschrift was modern, goed verzorgd en zeer goed toegespitst op de doelgroep. Hoewel er kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij het voorgestelde ideaalbeeld van Sibylles ‘Superfrau’, was één ding duidelijk: de vrouwen waren ijdel en werkten zeer hard. Een vrouw met klasse, in een klasseloze maatschappij.

Literatuurlijst

Betts, Paul, Within walls. Private life in the German Democratic Republic (Oxford 2010).

Blois, L. de en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld (Bussum 2001).

Boterman, Frits, Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-heden (Amsterdam 2005).

Grout, Donald J. en Claude V. Palisca, Geschiedenis van de westerse muziek (Amsterdam 2006).

Haaft, Gonny ter, ‘Zonder Partij-invloed, maar met boormachine’, Trouw 18-2-1995 http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2564287/1995/02/18/Zonder-partij-invloed-maar-m-egrave-t-boormachine.dhtml , geraadpleegd op 27 oktober 2011.

Jarausch, Konrad (red.), Dictatorship as experience: towards a socio-cultural history of the GDR (Oxford 1999).

McCombs, Maxwell E., Setting the agenda: the mass media and public opinion (Cambridge 2004).

Melching, Willem, Van het socialisme, de dingen die voorbijgaan (Amsterdam 2004).

Melis, Dorothea, Sibylle. Modefotografien 1962-1994 (Leipzig 2010).

Menzel, Rebecca, ‘Jeans und Pop in der DDR’, Zeitgeschichte-online (2006).

Merkel, Ina, Utopie und Bedürfnis. Die Geschichte der Konsumkultur in der DDR (Keulen 1999).

Praag, Herman M. van, Ron Kloet en Jim van Os, Stress, the brain and depression (Cambridge 2004).

Pürer, Heinz en Johannes Raabe, Presse in Deutschland (Konstanz 2007).

Rübitzsch, Günter, Off the wall: fashion from East Germany, 1964-1980 (Londen 2005).

Rullman, Fred (red.), The Fred Rullman series of grand opera libretti. Ludwig van Beethoven: Fidelio (2000).

Seeling, Charlotte, Mode. De eeuw van de ontwerpers (1900-1999) (Hagen 2000).

Simon, Anette, Versuch, mir und anderen die ostdeutsche Moral zu erklären (Giessen 2000).

Statkowa, Susanne, Women under socialism. Information, facts, figures on equal rights in the GDR (Berlijn 1974).

Stitziel, Judd, Fashioning socialism. Clothing, politics and consumer culture in East Germany (Oxford 2007).

Storey, John, Cultural theory and popular culture. An introduction (Dorchester 2001).

Thompson, Kristin en David Bordwell, Film history: an introduction (New York 2003).

Tonscheidt, Sabine, Frauenzeitschriften am Ende? Ostdeutsche Frauenpresse vor und nach der Wende 1989 (Münster 1996).

Wiedemann, Jasmijn, Mitgefangen, mitverkauft. Zur situation ostdeutscher Frauenzeitschriften nach der Wende (Münster 1995).

Internet

http://www.thedailybeast.com/blogs-and-stories/2009-07-08/communist-couture/ , geraadpleegd op 27 oktober 2010.

http://www.wirtschaftswundermuseum.de/constanze.html , geraadpleegd op 15 april 2011.

http://informationswissenschaften.fh-potsdam.de/iw-sibylle.html , geraadpleegd op 27 oktober 2011.

http://moreintelligentlife.com/blog/cornelia-g%C3%BCnther/they-were-real-beauties , geraadpleegd op 27 oktober 2011.

http://sk.dra.de/ , geraadpleegd op 5 november 2011.

http://www.bhmaat.nl/nl/home/uitleg_maten/index.htm , geraadpleegd op 8 april 2011.

www.bmi.nl , geraadpleegd op 5 oktober 2010.

http://www.twiggylawson.co.uk/biography.html , geraadpleegd op 29 oktober 2011.

http://www.fiftiesweb.com/fashion/makeup.htm, geraadpleegd op 9 december 2011.

http://www.burgerking.de/company/ueber-uns/meilensteine , geraadpleegd op 25 november 2011.

http://www.mcdonalds.de/unternehmen/ueber_mcdonalds/unternehmensgeschichte.html , geraadpleegd op 25 november 2011.

Bronnen

Sibylle 1956 t/m 1976 (Archief Haus der Geschichte, Bonn).

Vogue 9 (1956) (ArteZ Hogeschool voor de Kunsten, Arnhem).

PRAMO 11 (1965).

Berichten gemaakt 1264

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven