Lianne van der Vlugt: Het superioriteitsgevoel van Horatius

Lianne van der Vlugt

Samenvatting

Hij klinkt altijd zo wijs, de beroemde Romeinse dichter Horatius. Zo verheven boven banaliteiten en helemaal verzoend met de beperkingen van het leven. Relativerend ook wanneer het om geld, macht, roem en status gaat. Maar Lianne van der Vlugt laat zien dat ook Horatius gewoon maar een mens is met zijn eigen beperkingen en vooroordelen. Een daarvan is zijn gevoel dat sommige mensen – op welke manier dan ook – superieur zijn aan anderen. En is dat wel zo wijs? Lees wat Lianne erover te melden heeft.

Download de PDF

Lianne van der Vlugt (pdf)

Lees met ISSUU

Volledige Tekst

INLEIDING

In de geschiedenis van de Romeinse oudheid is er het bekende gegeven dat de Romeinen zichzelf superieur voelden boven niet-Romeinse volken. Hun legitimering voor het veroveren van grote gebieden was het verspreiden van beschaving, de Romeinen wisten hoe het moest, dus anderen dienden dat over te nemen. Dit was de periode waarin het woord ‘barbaar’ ook de negatieve lading kreeg die het tegenwoordig heeft, terwijl het ten tijde van de Grieken een neutrale term was voor volken die uit andere gebieden kwamen.
Maar heeft dit gevoel van superioriteit en jezelf beter vinden dan anderen, ook zijn weerslag op het dagelijks leven gehad en op de mening van de Romeinen over elkaar onderling? Het antwoord hierop is te vinden in het werk van Horatius, wie als schrijver gezien kan worden als een vertegenwoordiger van de ‘normale Romein’, daar hij geen invloed heeft gehad op de Romeinse politiek, maar daar zelf wel sterk door beïnvloed was. Om dit aan te tonen onderzoek ik de teksten waarin Horatius zich uitlaat over rijkdom en onderzoek ik het verschil in advies en kritiek dat hij geeft aan verschillende beroepsgroepen en -klassen, zoals de boeren, zijn eigen kringen en mensen die meer hebben bereikt dan hemzelf. Met zijn kritiek probeert Horatius eigenlijk ook de mensen om hem heen te beschaven, veel van zijn werk is erop gericht anderen te adviseren in hoe hij vindt dat er geleefd moet worden en verwerpt de leefwijze die zijn mede-Romeinen leven.
De schrijver Quintus Horatius Flaccus heeft een niet al te groot maar zeker afwisselend repertoire op zijn naam staan. In de eerste eeuw v. Chr. heeft hij satiren, gedichten, brieven, oden, enz. geschreven over allerlei alledaagse onderwerpen die hem bezighielden, van politiek tot liefde, van financiële gesteldheid tot vriendschap. Overal heeft Horatius een mening over en profileert deze in zijn schrijfwerk. Over het algemeen is zijn mening uitgesproken, maar vaak geeft hij er een draai aan waardoor zijn mening genuanceerd wordt en zijns inziens de oplossing voor een dilemma veelal in het midden besloten ligt. Uiteindelijk weet Horatius alles beter, maar hij is zich er zeer van bewust dat ook hij niet perfect is, want wat weet hij nou als zoon van een vrijgelaten slaaf.
Belangrijke gedichten zijn met name die hij richt aan zijn meerdere, met name Maecenas, zijn beschermheer die hem onderdak gaf, evenals de mogelijkheid tot schrijven en Horatius in contact bracht met Octavianus, later keizer Augustus. Ook zijn er interessante satiren waarin anderen aan het woord komen en hun mening over Horatius geven, wat nieuwe perspectieven biedt. De gedichten die ik behandel zijn Nederlands vertaalde teksten van Piet Schrijvers. Ik heb me beperkt tot de satiren, epoden, en lyrische gedichten, oftewel oden. Ik achtte het niet nodig om al het werk van Horatius te behandelen, daar ik op deze manier ook een goed overzicht heb en wel werk uit verschillende periodes van zijn leven kan behandelen.

1: CONTEXT

Het Rome van Horatius
Horatius is in een voor een schrijver gelukkige tijd geboren. Er gebeurde genoeg om over te schrijven en om wat van te vinden en daar heeft hij dan ook gebruik van gemaakt. In 70 v. Chr., vijf jaar voordat Horatius geboren zou worden, werden de heren Gnaeus Pompeius en Marcus Lucinius Crassus consul, zij hoorden tot de politieke stroming van de populares, deze stroming stond tegenover de optimaten, wie conservatief waren in de senaat. De politieke achterban was blij met de aanstelling van deze twee heren na een roerige tijd van burgeroorlog. Crassus investeerde zijn rijkdom onder andere in talentvolle senatoren, zoals Gaius Julius Caesar, ook een politicus van de kant van de populares. Toen de tijd voor Pompeius en Crassus was gekomen om op te stappen, (de optimaten vonden het wel genoeg geweest en begonnen een bedreiging te vormen) zorgden de heren voor een verkiezings-campagne voor Caesar. Deze is succesvol gebleken want niet veel later had Caesar de macht als consul. Voorwaarde was dat Caesar Crassus en Pompeius ook nog een rol van betekenis liet spelen in de politiek.
Uit deze samenwerking is het eerste driemanschap voortgekomen. Caesar bleek inderdaad een goede, standvastige politicus te zijn, hij verkreeg dan ook het commando om heel Gallië te veroveren, met zijn goed georganiseerde leger. De macht van Caesar leidde tot een verandering in de vorm van het Romeins imperialisme: de expansie diende nu het voordeel, de macht en rijkdom van met name enkele politieke magnaten.
Pompeius zag in de successen van Caesar gevaar en zocht vanaf 52 v. Chr. aansluiting bij de optimaten. Caesar had ondertussen de ambitie gekregen om dictator te worden. Dit leidde tot een burgeroorlog: Caesar en zijn gevolg enerzijds en Pompeius en de optimaten anderzijds. Caesar won deze oorlog. Hij werd benoemd tot dictator voor het leven. Vervolgens heeft hij zelf de senaat samengesteld. De optimaten in de senaat waarin zeer ontevreden en organiseerden een samenzwering om Caesar te vermoorden. Dit is uiteindelijk op 15 maart 44 v.C. in uitvoering gebracht door Brutus en Cassius. Hun legitimering was het bevrijden van de dictator. Maar de grote groep dacht daar anders over, waardoor de nieuwe machthebbers zich bedreigd voelden en vluchtten.
De senaat werd weer in orde hersteld door Marcus Antonius, Octavianus en Lepidus, het tweede driemanschap was een feit. In een klein conflict tussen Antonius en Octavianus, steunde de senaat Octavianus, omdat hij nog kneedbaar zou zijn. Dit bleek een inschattingsfout, Antonius en Octavianus gingen weer samen verder en sloegen samen in een nieuwe burgeroorlog de senaat en de optimaten neer. Dit leidde tot een nieuwe verdeling van het Romeinse Rijk onder de drie machthebbers: Antonius kreeg het Oosten (de hellenistische rijken en Egypte), Lepidus kreeg Afrika en Octavianus kreeg het Westen, oftewel het hart van het Romeinse Rijk: Italië.
Octavianus keerde zich weer tegen Antonius met als legitimering een propagandacampagne tegen het ‘oosters despotisme’ dat zou heersen in Egypte en vrijwel heel Italië zou beïnvloeden. Dit leidde weer tot een nieuwe burgeroorlog. Antonius en de Egyptische koningin Cleopatra werden verslagen door Octavianus, waardoor Octavianus Egypte bij zijn ‘regio’ kreeg en alle macht in handen had, dit heeft hij onder andere te danken gehad aan wat trouwe vrienden, zoals zijn adviseur Maecenas. Afrika was al eerder onder de macht van Octavianus gekomen. De alleenheersing die Octavianus nu (30 v. Chr.) had, kwam niet meer overeen met de regels van de republiek, maar het volk was wel bereid dit te aanvaarden als het een einde zou maken aan de burgeroorlogen. Zodoende kreeg Octavianus, volgens de traditie van de republiek een vergadering waarin hij volledig ‘imperium’ toegezegd kreeg, dat wil zeggen dat hij macht had over de senaat, het volk en het leger, bij deze taakverandering kwam ook een nieuwe naam, Octavianus zou voortaan Keizer Augustus heten.
Deze omslag zorgde voor een periode van rust en vrede na tijden van burgeroorlog. De oorlog werd weer gefocust op het buitenland. Onder Keizer Augustus heeft Rome de grootste expansie gekend. Maar Horatius merkte hier in de praktijk weinig van, voor hem was de rust in het binnenland weergekeerd. Hij kon zich berusten in het schrijven van gedichten ter ere van Keizer Augustus en Maecenas.

Biografie Horatius
Quintus Horatius Flaccus heeft geleefd van 65-8 v.C. Hij is geboren in een stadje in het zuiden van Italië. Dat wat bekend over hem is, is vrijwel alleen afkomstig van wat hij over zichzelf heeft geschreven. Zo benadrukt hij regelmatig dat hij de zoon van een vrijgelaten slaaf is. Over zijn vader heeft hij veel te vertellen in zijn gedichten maar over zijn moeder weten we niets. Zijn vader vond het belangrijk dat Horatius een goede opleiding zou krijgen en heeft hem in 55 v.C. naar Rome gestuurd om daar te gaan studeren. Na zijn opleiding daar is Horatius naar Athene vertrokken om les te krijgen in de filosofie. In deze tijd, ca. 44 v.C. breekt de burgeroorlog uit naar aanleiding van de moord op Julius Caesar (zie p. 3). Horatius diende in die periode in de militaire staf van Brutus en Cassius. Na afloop van deze oorlog (42 v.C.) behoorde Horatius dus tot de verslagen en vluchtende partij. Horatius verliet Athene en keerde terug naar Rome.
In de periode die nu volgde schreef Horatius zijn eerste gedichten en kwam in contact met de dichter Vergilius. Zij werden beiden aan Maecenas voorgesteld, de politiek adviseur van de inmiddels machthebbende Octavianus, wie het dichterschap een warm hart toedroeg. Deze ontmoeting heeft veel betekend voor Horatius. Hij behoorde weer tot de goede kant van de politiek en hij kreeg van Maecenas een kleine villa in de buurt van Rome.
Een kleine tien jaar later was er weer definitief rust in het Romeinse binnenland. Keizer Augustus was aan de macht. Horatius was dankbaar voor deze rust en concentreerde zijn schrijfwerk op het schrijven van lofdichten aan Augustus en Maecenas.

2: SLACHTOFFERS EN HELDEN

In de vele teksten die Horatius heeft geschreven heeft hij veel te melden en kritiek te leveren. Maar aan wie richtte Horatius eigenlijk zijn kritiek? Het is al bekend dat Horatius goed bevriend was met Maecenas, een welgesteld man aan wie Horatius zijn succes en onderdak te danken had. Het is dus logisch dat de gedichten die aan Maecenas gericht zijn niet veel negatieve kritiek bevatten, daar dit een vriendschap en zijn financiële en maatschappelijke zekerheid kan kosten. Maar hoe zit dit met andere bevolkingsgroepen. Durfde Horatius wel uit te halen naar mensen van hoge stand met wie hij niet bevriend was? En hoe kijkt Horatius dan aan tegen mensen van lagere stand, zoals boeren?
Veel van de kritiek die betrekking heeft op rijkdom, bescheidenheid en een deugdzaam leven zijn algemene kritieken, voor iedereen bestemd. Het kan te interpreteren zijn als bedoeld voor de rijken, daar zij degene waren die veel geld hadden en dus wel een stapje terug kunnen doen. Maar Horatius heeft het dan vaak ook over mensen die hard werken en streven naar rijkdom, en dat geldt volgens Horatius voor bijna alle Romeinen, hij ziet dit als een negatieve ontwikkeling.
Ik heb een tabel gemaakt waarin de meeste verschillende bevolkingsgroepen en beroepsgroepen die Horatius benoemd voorkomen. Hoewel dit niet volledig is en er interpretatiefoutjes in kunnen zitten, geeft het wel een goed schematisch overzicht van wie het te verduren kregen en over wie Horatius niets dan lof uit. Deze tabel is te vinden in de bijlage.
De rode vakjes geven aan dat Horatius een advies aan deze groep (of een persoon uit de groep) geeft die aan moet zetten tot een verandering. Zoals die groep nu handelt is niet goed, maar met de aanwijzingen van Horatius kan dit verbeteren. De groene balkjes geven aan dat de groep of persoon gecomplimenteerd wordt door Horatius en dat zij hun leven op de rails hebben. Vaak kijkt Horatius ook tegen hen op. Als het balkje blauw is gekleurd wil dit zeggen dat in het gedicht er zowel een compliment als een advies wordt gegeven. Of in sommige gedichten geeft Horatius ook wel een advies maar dan om juist wat rustiger aan te doen, een vriendschappelijk manen tot ontspanning:

Drink, Maecenas, drink op je vriends gezondheid
Menig glaasje, laat de lantaarns waken
Tot het daglicht zonder dat schreeuwende ruzies
De orde verstoren

Vergeet nu eens je plicht als politicus,
Wees als mens niet overbezorgd, grijp blij
De gaven van de dag van vandaag en laat
Je zorgen maar waaien.
Ode 3.8 couplet 4 en 7

En dan nu de groepen: ik heb de groepen op volgorde van stand gesorteerd, de algemene groep is de afsluiter, daar deze niet onder een stand valt. Horatius richt zijn gedichten vaak tot personen, er komen heel veel namen voor in zijn werk, van wie het lang niet altijd bekend is wie dat zijn, ik heb dan ook niet de moeite genomen om hier achter te komen omdat Horatius vaak genoeg een verwijzing geeft naar de stand van de personen. Zo verwijst hij bijvoorbeeld regelmatig naar de afkomst of naar het bezit of naar beide. Meestal wordt de boer niet alleen aangesproken maar als voorbeeld gesteld in een advies aan de rijken of het volk in het algemeen.

Uitzondering hierop is Epode 2:

Gelukkig is de man die ver van het zakenleven,
Zoals de mensen van weleer,
De akkers zijner vader met eigen ossen afbeult,
Van elke schuldenlast verlost,
En niet op veldtocht ruw ontwaakt door een trompet
Noch huivert voor een boze zee,
Het forum weet te mijden en de trotse drempels
Van de voorname burgerstand.
Deze epode wordt door Horatius in de mond van een bankier gelegd en wordt weliswaar afgesloten met een kritische noot van Horatius zelf die doet vermoeden dat het boerenleven nou ook weer niet zo utopisch is, maar uit andere gedichten blijkt toch wel dat Horatius ook zo over het boerenleven dacht, dit wordt hieronder nog verder besproken.

Uit de tabel is af te lezen dat Horatius de meeste negatieve kritiek uitte naar de welgestelde, rijke personen van hoge afkomst en wanneer hij kritiek in het algemeen of naar het Romeinse volk uit. De tweemaal dat Horatius wel positief is over de rijken, betreft het een dame van hoge stand op wie hij een oogje heeft.
Het is dus niet dat Horatius geen kritiek leverde op mensen van hogere stand. Waarschijnlijk was de afstand tot de groep rijken die hij bekritiseerde groot genoeg om niet al te erg bedreigd te worden. Mensen van lagere afkomst bewonderde hij juist, aldus zijn eigen woorden. Waar Horatius het meest trouw aan en minst kritisch over is, is Octavianus, die tijdens de carrière van Horatius tot Keizer Augustus gekroond werd. Het is te zien dat in één gedicht, aan het begin van de loopbaan van Octavianus, Horatius nog niet helemaal overtuigd was van zijn macht maar al snel moet Horatius overgaan tot niets dan lof over de keizer. Dit is ook waarom Horatius over het algemeen positief is over soldaten, omdat zij onder aanvoering van de keizer staan en hem dienen. De negatieve kritieken op de soldaten zijn gericht op de geweldpleging waar de soldaten nogal eens overenthousiast om zijn en dit hun beschaafdheid en intellect in de weg staat.
Er zijn ook gedichten die gericht zijn aan Maecenas en waarin nogal wat negatieve kritiek wordt gegeven. De aanspreekvorm is ‘je’, waardoor het lijkt dat Maecenas de kritiek moet verduren. Maar ik neem toch aan dat de kritiek in deze gedichten vooral algemeen van aard zijn. Horatius kijkt in andere gedichten zo op tegen Maecenas, dat de boodschappen eigenlijk niet voor hem bedoeld kunnen zijn. Dat Horatius toch in deze vorm schrijft, kan ermee te maken hebben dat hij weet dat Maecenas wel zijn schrijfwerk en maatschappijkritiek waardeert en dus ook deze gedichten kan waarderen.
De politici ben ik minder dan verwacht tegengekomen in het werk van Horatius. Dit kan te maken hebben met mijn gebrek aan namenkennis uit de Romeinse tijd. Wat wel opvalt aan de drie benoemde politici, is dat er naar slechts één negatief commentaar uitgaat, namelijk in de tijd dat Octavianus nog geen keizer was, en Horatius zelf net uit het kamp van Brutus en Cassius was gevlucht. Maar de positiviteit van Horatius over politici uit zich over de machthebbers in Rome onder Keizer Augustus. Blijkbaar durfde Horatius wel kritisch te zijn op rijken, maar niet op mensen die aan de macht waren. Daarom is het wel opvallend dat Horatius, in de tijd dat Augustus al een tijdje keizer is, alsnog een hele vriendschappelijke en complimenteuze brief schrijft aan een vriend waarmee hij in het leger van Brutus gevochten heeft.
Over zijn vrienden en medeschrijvers is Horatius verdeeld, het ligt er maar net aan wat hij hun te melden heeft: een brief waarin hij de vriendschap vereert of een advies aan een vriend van wie hij vindt dat deze weer op de goede weg gezet moet worden. Over zijn medeschrijvers is hij over het algemeen positief. Met name over hen die op dat moment bekender zijn dan hij, zoals Vergilius, evenals grote (Griekse) schrijvers uit de geschiedenis zoals Homerus en Aristophanes. De ‘grote namen van de literatuur’ is Horatius enthousiast over, maar hij kan ook goed uithalen naar hen die minder aanzien hebben dan hem, hun literatuur wordt met de grond gelijk gemaakt. Deze gedichten zijn meestal ook literair-kritisch van aard en gaan niet over de juiste levenswijze zoals de andere gedichten.

3: GOEDBEDOELDE ADVIEZEN?

Horatius had over veel dingen een mening, al dan niet genuanceerd. In grote lijnen gaan deze over deugdzaamheid, het boerenleven verheven boven rijkdom en hij heeft zo zijn gedachten over afkomst. Deze drie hoofdlijnen in zijn werk worden hieronder beschreven.
De kritiek die Horatius levert, concentreert zich met name op zijn wijze van het goede leven. Volgens hem is dit een deugdzaam leven, waarin men niet in extremen leeft maar juist de middenweg vaak de meeste tevredenheid oplevert. Om deugdelijk te leven, moet je vriendelijk zijn, waardevolle vriendschappen onderhouden en sober leven. Laat je niet ophitsen door het verkrijgen van rijkdom, want dit is slechts verspilling. Er valt ook genoeg te genieten van simpele producten, genoeg om de maag mee te vullen maar zeker niet te veel. Waarom een pauw eten wanneer je ook een kip kan nuttigen? Na het bereiden zijn de mooie veren toch niet meer te zien. Dit leven bereik je door verstandig te leven. Ga goed met je intellect om, gebruik dit om goed te doen en niet alleen om rijkdom te vergaren. Dit is de eenduidige versie van Horatius’ advies aan de rijken, het volk en af en toe ook zijn vrienden. Het onderstaande voorbeeld geeft één van de vele teksten weer waarin Horatius zijn ideologie oplegt. Dit gedicht wordt aan een vriend gericht en bevat alles wat Horatius in het algemeen aan het hele volk wil verkondigen:

Je leeft beter, Licinius, als je niet voortdurend
Hoge zeeën uitkiest en niet te bang
Voor stormen vluchtend de kustlijn nadert
Vol van gevaren.

Wie zich de gulden middenweg voor zal houden,
Blijft de schande van een vervallen woning
Bespaard; sober zal hij de afgunst mijden,
Oogst van paleizen.

Winden schokken vaker een lange pijnboom,
Zwaarder is het vallen van hoge torens
En bij voorkeur treffen de bliksems steile
Toppen van bergen.

Een hart dat zich wijselijk heeft gewapend,
Vreest of hoopt, in voorspoed of tegenspoed,
Een ommekeer: Jupiter geeft en neemt
Grimmige winters

Het gaat nu slecht, het zal niet altijd zo blijven.
Soms vrolijkt Apollo een zwijgende muze op
Met klinkend snarenspel van zijn lier, niet altijd
Spant hij de boogpees.

Dapper en flink moet je je tonen tijdens
Zware zeegang, toon eveneens de wijsheid
Bij een al te gunstige wind de bolle
Zeilen te reven
Ode 2.10

Succes is dus niet te danken aan afkomst of rijkdom. Horatius stelt zichzelf als voorbeeld: als zoon van een vrijgelaten slaaf die zich nu in de kringen van Maecenas en zelfs Keizer Augustus begeeft. De deugd is het belangrijkste dat moet worden nagestreefd dan zal succes op je pad komen. En succes, het moge inmiddels duidelijk zijn, is niet afhankelijk van je bezit maar van je geluk. Daarom ziet Horatius het boerenleven als het ideale leven, wellicht hoeft dat niet het nieuwe streven te zijn voor ‘de rijken’ maar als zij meer de mentaliteit van de boeren zouden hebben, zou de wereld al veel mooier worden:

Ook al ben je welgestelder
Dan een schathuis in Arabië of het rijke Indië
En bezet je met gehouwen
Metselstenen heel de aarde en de openbare zee:
Als het wrede Noodlot toeslaat
En zijn stalen spijkers nagelt in de nokken van je huis,
Maak je niet je hart van angst vrij
En verlos je niet je hoofd meer uit de strikken van de dood.

Beter leven in steppen
Skythen die op wagens zwerven – en hun huizen zwerven mee;
Beter leven sobere Geten
Die een vrije graanoogst innen van een ongemeten veld
En niet langer dan voor één jaar
Willen werken in de landbouw, maar wanneer na één seizoen
Deze arbeid is beëindigd,
Komt een verse plaatsvervanger en hem wacht eenzelfde taak.
Ode 3.24

Of je afkomst een bron van succes is, is Horatius minder duidelijk over. Hij probeert duidelijk te maken dat dit niet het geval is. Ook al ben je van lage kom af, je kan altijd beter worden en je oude milieu achter je laten. Hij geeft zichzelf als voorbeeld (of dit terecht is komt in het volgende deel aan bod) en stelt Maecenas als het voorbeeld die dit idee ook uitvoert. Maecenas is namelijk van de hoogste afkomst in hun omgeving maar schroomt niet om met minderen om te gaan, mits zij een deugdzaam leven leiden.
Maar Horatius beschuldigt tegelijkertijd zijn tegenstanders ervan dat zij nou eenmaal handelen, zoals zij handelen vanwege hun voorvaderen. Ook beweert Horatius in wat van zijn gedichten dat de liefde niet werkt tussen mensen van verschillende afkomst. Hij heeft er zelf ervaring mee en adviseert anderen zich daar niet mee in te laten . Er kunnen dus wel degelijk nadelige gevolgen aan afkomst kleven. Ook beweert hij dat Keizer Augustus, juist dankzij zijn afkomst met sterke voorvaderen een bron van zijn succes is . Dit is dan weliswaar een voordeel, maar het spreekt wel tegen dat afkomst er niet toe doet. Hieronder staan voorbeelden van Horatius’ mening dat afkomst niet van belang is en anderzijds dat het juist wel van belang is en nadelig kan werken:

Hoewel in het Etrurisch land, Maecenas, jij
Te midden der bewoners van hoogste afkomst bent,
Hoewel de vaders van je vader en je moeder
Aanvoerders zijn geweest van grote legerscharen,
Trek je als enige de neus niet op voor schepsels
Zoals ik zelf ben, zoon van een vrijgelaten slaaf.
Doordat je het belang van afkomst loochent mits
Men vrijgeboren is, ben je terecht van mening
Dat ook vóór koning Tullius, een slavenzoon,
Er vele mannen zonder afkomst zijn geweest,
Wier deugdzaam leven werd verrijkt met hoge ambten…
Satire 1.6

Zo fel als van nature wolf en lam elkaar
Verfoeien, zo vervloek ik jou,
Wiens schouders zijn kapot geschroeid door Spaanse touwen
En enkels door een stroeve band.
Al paradeer je rond, trots op je groot fortuin,
Rijkdom verandert je afkomst niet.
Wanneer jij op de Heilige Weg je passen meet
In wijde toga van zes el,
Zie je de ogen van de wandelaars gericht
Op jou in openlijke haat?
‘Die man gestriemd door slagen van cipiers,
Veracht door slavenhandelaars,
Beploegt hectaren grond van een Falernisch landgoed,
Verslijt pony’s de Appia,
En Otho’s wet trotserend heeft die grote ridder
Een zitplaats op de eerste rijen!
Wat heeft het nog voor zin om zoveel oorlogsschepen
Met zware snebben uitgerust
Te sturen tegen rovers en een slavenbende
Met hem, met hem als commandant?’
Epode 4
De reden van Horatius’ argument dat je net zo goed naar tevredenheid kan leven dan door heel hard werken rijkdom te verkrijgen, lijkt te liggen bij de goden. Uiteindelijk zijn zij het die de universele regels opstellen en bepalen hoe een mens terecht komt . Iedereen gaat dood, waarom zou je zoveel harder werken, meer zorgen maken, meer bekritiseerd willen worden in je leven als rijk persoon zijnde, als jouw uitkomst hetzelfde is als die van iemand die zijn leven met minder heeft gedaan maar meer tevredenheid heeft gekend? En dat is het niet alleen, hoe deugdzaam je ook leeft, arm, rijk, van stand of van lage kom af, de goden en het Noodlot bepalen uiteindelijk wat er met je gaat gebeuren. Deze houding lag in de religie besloten maar het komt ook over als een uitweg van Horatius, zodat de mensen die hij in andere gedichten heeft aangevallen, hem niet de schuld kunnen geven van kwaadsprekerij, omdat zijn uitingen geen voorspelling zijn, maar slechts een advies, de goden bepalen uiteindelijk hoe alles echt afloopt. Horatius beweert zelfs dat goden het niet goed met je voor hebben, als je zoveel rijkdom kent.

De een plant bomen in grotere rijen,
Een ander, van hogere afkomst, daalt
Naar het Marsveld af voor verkiezing;
Hij wordt bestreden door weer een ander,

Van betere aard en faam, en een vierde
Heeft meer cliënten: gelijkelijk loot de Dood
Hoge en lage stervelingen,
Schudt ieders naam in zijn ruime urn.
Ode 3.1

4: DE ANDERE KANT

Van alle kritiek die Horatius levert op anderen, kan je al stellen dat hij behoorlijk tevreden met zichzelf was en dit ten koste van anderen via zijn gedichten uitte. Maar is dit ook superioriteitsgevoel te noemen? Dat valt nu nog niet te concluderen maar er zijn ook een paar waardevolle gedichten in Horatius’ werk opgenomen, waarin hij anderen aan het woord laat over hem. Horatius zal wellicht het een ander gecensureerd hebben, maar de uitspraken zijn veelzeggend.
Horatius zegt over zichzelf dat hij slechts van lage kom af was, zijn vader was een vrijgelaten slaaf dus zoveel kon Horatius ook niet voorstellen. Door zijn kritiek aan anderen doet Horatius vermoeden, en hij beweert het zelf ook, dat hij sober leefde, tevreden in zijn huisje op het platteland, verkregen van Maecenas en hij vond het genoeg om zich te goed te doen aan wat olijven en brood, uitzinnige maaltijden zijn niet aan hem besteed. Als Horatius maar pen en papier bij zich heeft en zijn verstand niet verliest, is hij tevreden . Hierin verschilt hij volgens zichzelf van zijn rijke vrienden, die wel regelmatig deelnemen aan symposia, zelf graag in de belangstelling staan en zich vervullen met rijkdom. Horatius beschuldigt anderen te leven in extremen en nooit tevreden te zijn. Een boer wil in de stad, een handelaar op het platteland leven .
Davus confronteert Horatius met het feit dat hij helemaal niet zo bescheiden is en wel degelijk net als zijn rijke vrienden zou willen leven, en even wispelturig is als alle anderen die Horatius beschuldigt. Davus is weliswaar slaaf, maar de leefwijze van Horatius is ook niet vrij, daar hij zich ernstig laat beïnvloeden door machtigere personen dan hem.


In Rome wilt u naar het boerenland, op het land
Prijst u het verre Rome. Bent u eens niet gevraagd
Voor een diner, dan roemt u boerenkool met rust
En alsof u er heen gesleept wordt, prijst u uzelf gelukkig
Omdat u aan geen drinkgelag hoeft mee te doen.

Bent u mijn meester, u die zelf aan zoveel zaken
En mensen onderworpen, nooit door een vrijheidsstaf
Verlost zal worden van uw ziekelijke angst?
Daar komt nog bij wat evenzeer van kracht is: of men
Degeen die aan een slaaf gehoorzaamt, onder-slaaf noemt
– naar uw gebruik – of medeslaaf, ik ben het, want
U die mij commandeert, bent dienstbaar aan een ander
En wordt als marionet bestuurd door vreemde touwtjes.

Ik ben een deugniet als ik een warme koek niet afsla;
Weerstaan uw geestkracht en moraal een fijn diner?
Dat ik mijn buik gehoorzaam, is voor mij funester.
Waarom? Ja, ik krijg slaag. Blijft u soms onbestraft
Als u op duur gekochte delicatessen jaagt?
Satire 2.7

Niet alleen zijn slaaf geeft uitgebreid commentaar op Horatius’ leefwijze, ook Damasippus, een man van hogere stand dan Horatius, mogelijk een senator , had ook wat op te merken op Horatius’ niet zo bescheiden levensstijl en grootheidswaanzin:

Allereerst ben jij aan het bouwen en imiteert de groten;
Jij bent van top tot teen twee turven hoog, toch lach je
Om gladiator Turbo wiens air en flinke stappen
Te groot zijn voor zijn lichaam. Maar jij bent minder gek?
Wat ook Maecenas doet, jij wilt hem evenaren
Terwijl jij zó verschillend, zózeer de mindere bent.

Een kalf had eens de kleintjes van een kikker, die niet thuis was,
Vertrapt, één was ontsnapt en vertelde aan zijn moeder
Wat een geweldig beest zijn broertjes had verpletterd.
Zij vroeg: “Hoe groot?” en blies zich op, “Zo groot dan wel,
Een helft er bij? Soms zó groot dan?” Maar toen zij méér
en méér zich opblies, zei hij: “Zelfs niet als u barst,
wordt u eraan gelijk.” Zij lijkt nogal op jou.
Satire 2.4

Horatius wilde zichzelf dus beter doen lijken dan hij was. Enerzijds wilde hij volgens Davus en Damasippus zichzelf een rijke levensstijl aanmeten. Anderzijds praatte hij zichzelf omlaag om meer sympathie te krijgen. Hij was dan weliswaar de zoon van een vrijgelaten slaaf, maar wel een vrijgelaten slaaf die zijn zoon naar Rome en Athene kon sturen om een goede opleiding te volgen. Zo slecht had zijn vader het dus niet. En de bescheiden maaltijden van slechts wat olijven en andijvie, werden tijdens de maaltijden bij Maecenas en andere vrienden, aangevuld met vlees en vis. Al deze opmerkingen zijn er dus om zichzelf meer te doen laten lijken dan hij was.

5: HORATIUS: SUPERIEUR OF ARROGANT?

Horatius wilde zichzelf dus beter doen lijken dan dat hij in werkelijkheid was en deed dit op meerdere manieren: zichzelf naar beneden halen en zodanig meer sympathie en respect opwekken voor wat hij toch allemaal bereikt had, dit gebeurt vooral via zijn teksten. De andere wijze blijkt uit wat anderen over Horatius zeggen. Hij wilde nog wel eens boven zijn stand leven en deel uitmaken van het leven van Maecenas, terwijl daar niet aan te tippen is door Horatius. De derde manier waarop het lijkt dat Horatius zichzelf beter doet voorkomen dan anderen ligt wellicht het meest voor de hand. In zijn gedichten leest Horatius velen de les voor, hij spreekt van deugdzaamheid boven rijkdom en wijst de juiste levensweg door niet op zoek te gaan naar extremen maar in het midden te blijven. Met deze levenslessen probeert Horatius de Romeinse bevolking te beschaven. Blijkbaar is hij zo geschrokken van de burgeroorlogen, dat de Romeinen elkaar zo erg kunnen beschadigen omwille van het extreme standpunt aan de ene kant en andere extreme standpunt aan de andere kant, dat hij heeft besloten om juist het volk en de schuldigen van deze burgeroorlogen, namelijk de rijken die de dagelijkse macht in handen hadden een nieuwe levenswijze te leren.
De Romeinen zijn na de burgeroorlogen weer verder gegaan met het beschaven van buitenlandse volken, Horatius heeft zichzelf blijkbaar te taak gegeven zijn eigen volk te beschaven. Octavianus stond natuurlijk aan het hoofd van deze burgeroorlogen maar aan hem blijft Horatius hoe dan ook trouw. Octavianus heeft deze namelijk wel gestart, maar heeft ook, als Keizer Augustus, een nieuw tijdperk aangebroken door een definitief einde te maken aan de burgeroorlogen, waar Horatius erg dankbaar om was.
Superioriteit wordt in de Romeinse geschiedenis voornamelijk geassocieerd met de militaire superioriteit van de Romeinen, over de barbaren. Om dit te bewerkstelligen moesten de Romeinen ook een rotsvast vertrouwen hebben in hun eigen meerwaardigheid, boven de tegenstander. Dit is dus met name een psychisch proces, naast de praktische kanten van het militaire overwicht. Omdat vrijwel iedere mannelijke Romein een militaire opleiding heeft gehad, zo ook Horatius, heeft iedere Romein dit gevoel moeten ontwikkelen. In de eerste instantie om op te kunnen komen tegen de barbaren, later moest dit gevoel ook een rol spelen in de burgeroorlogen.
Horatius heeft een aandeel gehad in de burgeroorlog die ging om de macht van Brutus en Cassius tegen de populares. Het was zijn plicht maar Horatius gaf niet veel om het militaire geweld, blijkt uit latere gedichten. Horatius uitte zijn gevoel van meerwaardigheid liever in zijn gedichten, waarin hij het Romeinse volk duidelijk maakt hoe te leven. Zijn levenswijze claimt deugdzaam te zijn, vredelievend en niet extreem, maar zijn methode is dat niet. Uit bovenstaande analyse is gebleken dat Horatius meerdere tactieken heeft gebruikt om zijn boodschap duidelijk te maken. Horatius heeft gelijk, de enigen aan wie hij onderdanig is, zijn Maecenas en Keizer Augustus. Zijn teksten zijn zelfverzekerd en zodanig betogend van aard, maar hij is niet zo zelfverzekerd om de teksten ook werkelijk voor te dragen voor een publiek. Hij publiceerde zijn teksten alleen en presenteerde deze hooguit op verzoek. Horatius’ reden hiervoor was dat hij niet zo ijdel was als al die schrijvers die wel in de belangstelling wilden staan , maar misschien durfde Horatius de confrontatie niet aan. In zijn teksten praat Horatius het volk niet naar de mond maar in zijn gedrag naar buiten wel en presenteert hij zich zoals hij gezien zou willen worden, net als alle Romeinen die hij bekritiseerd, namelijk rijker dan hij is en behorende tot kringen waartoe hij eigenlijk niet behoort. Omdat zijn voorkomen in zijn schrijfwerk en zijn gedrag in het dagelijks leven veelvuldig voorkomen en geïntegreerd zijn in het leven van Horatius, zie ik dit niet alleen als arrogantie, een slechte eigenschap die over kan gaan, maar als een geworteld gevoel van superioriteit, dat alleen door de machtige meerderen van Horatius aan het wankelen kan worden gebracht en hem ietwat onzeker en in het geval van Maecenas en Keizer Augustus nederig maakt.

CONCLUSIE

Horatius’ superioriteitsgevoel is dus eigenlijk tweeledig en zelfs paradoxaal: in zijn gedichten voelt hij zich verheven boven de rijken en het Romeinse volk vanwege zijn beweerde deugdzame en sobere leven, in zijn levensstijl buiten het schrijven presenteert hij zich rijker dan hij is en is het gras groener aan de overkant, evenals zijn mede-Romeinen denken en leven. Dit zijn beiden een uiting van superioriteitsgevoel. In zijn werk is een constante toon van meerwaardigheid te vinden, die hij slechts af en toe nuanceert om sympathiek over te komen. In het dagelijks leven streeft Horatius naar rijkdom en vindt hij dat hij meer verdient dan hem toekomt, wat, ook volgens zijn eigen teksten, een typisch Romeins gevoel van superieur zijn boven een ander is.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven