Liefde voor de archieven: Een historische sensatie? – Van manuscript tot Scan-on-Demand

Een gemiddelde Mediëvist wordt al vroeg in zijn of haar academische loopbaan geconfronteerd met muffige pakken papier en perkament, dicht beschreven met wat op het eerste gezicht eerder hiëroglyfen lijken dan een leesbaar schrift. Toen ik als tweedejaars bachelorstudent na een cursus paleografie eenmaal enthousiast aan het puzzelen was geslagen, ontvouwde zich achter de ogenschijnlijk klinische muren van het Leidse archief echter een bonte wereld van klerken en burgemeesters, politieke conflicten en een heuse kredietcrisis in 1493. Sindsdien heeft het archiefwerk mij nooit meer losgelaten.

Van Leiden uit zwierf ik naar het pittoreske Woerden, voelde me als een monnik in zijn scriptorium in het Noord-Hollands Archief in haar Middeleeuwse kapel te Haarlem, en worstelde met een antiek microfilmapparaat in ons Haagse Nationaal Archief. Mijn zoektochten voerden me zelfs overzee, waar ik een vleug van vroegere grandeur proefde in de National Archives of Scotland, gevestigd in een Edinburghs stadspaleis.

De historische sensatie

Al deze archieven hebben één ding gemeen. Achter de over het algemeen vriendelijke façade van de uitgiftebalie schuilen vele mogelijkheden tot het beleven van wat Johan Huizinga de ‘historische sensatie’ noemt. In zijn inaugurale rede Het Aesthetische Bestanddeel van Geschiedkundige Voorstellingen, uitgesproken in Groningen op 4 november 1905, betoogt Huizinga dat dit een belangrijke manier is om tot historische kennis te komen. ‘De historicus moet’, aldus Huizinga, ’terwijl hij het verleden zelf naspeurt in al zijn uitingen, ter verhooging van de aanschouwelijkheid de kunst van het verleden zien, de letterkunde lezen. Doch hij moet evengoed de natuur in gaan, en over weiden en heuvelen wandelen, totdat hij in het verleden ook de zon kan zien schijnen.’

Hier valt ongetwijfeld veel op af te dingen, maar het basisidee van deze ‘sensatie’ vind ik een bijzonder treffende omschrijving van wat iedere historicus in het archief hoopt te vinden. Huizinga bedoelt te zeggen dat we door een document, een artefact, of een uitzicht op een onveranderd landschap, een moment van diepe zielsverwantschap kunnen voelen met de persoon of groep mensen die we als historicus bestuderen. Deze beelden kunnen ons helpen om het verleden voor even opnieuw tot leven te wekken. Zoals Jules Michelet het omschreef: ‘de geschiedenis, dat is [als] een wederopstanding’.

Onderzoek naar de Schotse Treasurer’s Accounts in de NAS te Edinburgh

Zelf heb ik dit bijzondere fenomeen mogen ervaren tijdens het bestuderen van een weinig prozaïsche of tot de verbeelding sprekende bron: pakketten rekeningen, ofwel oude financiële overheidsadministraties. Deze bronnen werden opgesteld door middeleeuwse ambtenaren, zoals stadsklerken en belastinginners. Soms zijn zij niet meer dan een naam op een stuk papier. In andere gevallen komen ze echter tot leven wanneer meer bekend blijkt over hun familie, het huis waarin ze woonden, hun huwelijkstroebelen en levensgeluk. In zeldzame gevallen kan de ogenschijnlijk anonieme ambtenaar zelfs een gezicht worden gegeven door een schuttersstuk of familieportret. Wanneer ik dan weer over mijn manuscript gebogen ben, nadenk over hoe op ongeveer diezelfde plek vijf eeuwen eerder een ganzenveer over datzelfde papier kraste, dan ervaar ik de schoonheid van de historische arbeid als op geen enkel ander moment. Archiefwerk zou voor geen enkele geschiedenisstudent mogen ontbreken, als een unieke vorm van direct contact met het verleden.

Moderne techniek als vervanging van het archiefbezoek

Nu kan men natuurlijk opwerpen dat in veel gevallen uitstekende bronnenedities zijn gepubliceerd, die een bezoek aan het archief en haar originele manuscript overbodig maken. In het laatste kwart van de vorige eeuw werden in toenemende mate nieuwe technologieën zoals microfilms toegepast, om te voorkomen dat de vaak kwetsbare stukken nog uit hun beschermende kluis hoefden te worden gelicht. Hoewel deze techniek het mogelijk maakt om op afstand documenten in te zien, en het een loffelijk streven is om de documenten te beschermen, leert mijn persoonlijke ervaring dat dit nooit het contact met het origineel kan vervangen.

Tijdens het onderzoek voor mijn Masterscriptie heb ik in het Nationaal Archief nog gebruik moeten maken van een microfilmapparaat – een historische ervaring an sich. De flikkerende, vervaagde negatieven waren echter op geen enkele wijze een bevredigend alternatief voor het bestuderen van de echte rekeningen, die ik na enig overleg met de verantwoordelijke archivaris gelukkig alsnog mocht inzien. In mijn onderzoek stonden namelijk niet de financiële gegevens in de rekeningen zelf, maar de vorm van het document en de aantekeningen in de marge centraal. Deze korte notities van rekenmeesters en auditeurs hielpen mij om iets meer te begrijpen van de toenmalige ‘cultuur van rekenschap’, de laatmiddeleeuwse variant van onze bonnetjesaffaire zo u wilt.

Microfilmapparaat in het Nationaal Archief in Den Haag

In het kader van ditzelfde onderzoek werden in Schotland de beperkingen van bronnenedities op een pijnlijke wijze duidelijk. Hier maakte ik gebruik van enkele – verder uitstekende – uitgaven van de rekeningen van de Schotse koninklijke tresorier of minister van financiën van omstreeks 1500. Waar deze edities mij deden vermoeden dat de Schotse collega’s van de Hollandse rekenmeesters amper gebruik maakten van marginale commentaren, bleken de originele documenten in het archief in Edinburgh allerlei interessante notities te bevatten die door de redacteurs terzijde waren geschoven. Hier bleek een bezoek aan het archief mij dus van onmisbare informatie te voorzien!

Scan on demand

Hoewel dit verhaal zou kunnen doen vermoeden dat ik na deze ontdekking alleen nog in het archief te vinden ben voor mijn onderzoek, werk ik inmiddels alweer een half jaar in het archief van de Amsterdamse Desolate Boedelskamer zonder daar ook maar een voet in te hebben gezet. In tegenstelling tot de oude films en bronnenedities, maakt men daar namelijk gebruik van een fantastische scan on demand functionaliteit. Hierbij kan iedere geïnteresseerde maandelijks een aantal inventarisnummers opvragen, die vervolgens volledig in hoge resolutie worden gescand en publiekelijk online beschikbaar komen. Dit combineert een beschikbaarheid op afstand met een volledig inzicht in het originele manuscript.

Mijns inziens is dit een veelbelovende ontwikkeling. Digitale techniek kan ons helpen om grote aantallen bronnen wereldwijd beschikbaar te maken en ze van achter onze eigen keukentafel te ontsluiten. Toch zal dit het echte bezoek aan het archief nooit helemaal kunnen vervangen. Na digitaal de juiste stukken te hebben geselecteerd, zal ik toch weer afreizen naar Amsterdam om het knisperende zeventiende-eeuwse papier ter hand te nemen. Ook in 2018 gaat er immers niks boven de echte historische sensatie, zoals deze meer dan een eeuw geleden door Huizinga werd beschreven. Ik wil elke (jonge) historicus dan ook oproepen om het echte archief vooral ook eens zelf van binnen te bekijken!

Door Maurits den Hollander.

 

Maurits den Hollander (MA) studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de University of St. Andrews. Zijn interesse gaat hierbinnen vooral uit naar institutionele en economische ontwikkelingen. Sinds januari is Maurits als promovendus verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Daar doet hij onderzoek naar faillissementen in het 17e-eeuwse Amsterdam als onderdeel van het project http://www.clls.eu/ (ERC Starting Grant, nr 714759).

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven