Longread: Danny Turk, A Great Game at Sea: het veiligheidsdilemma in de Indische Oceaan

The Great Game, beroemd gemaakt door de Britse auteur Rudyard Kipling in zijn boek Kim, is een nooit officieel uitgeroepen oorlog tussen Rusland en het Britse Rijk in de negentiende eeuw over de controle over de uitgebreide woestijnen en bergketens die hun koloniale Aziatische rijken scheidden. In dit diplomatieke spel probeerde Rusland toegang te krijgen tot de Indische Oceaan door het bezetten van Centraal-Azië, terwijl het Britse doel was om te voorkomen dat Rusland zich permanent in deze regio kon vestigen en hun Indische Rijk kon bedreigen. Dit was een spel waarbij verkenning, spionage en diplomatie een belangrijke rol speelden, maar dat nooit werkelijk escaleerde in een militair conflict.

In de eenentwintigste eeuw lijkt het alsof er opnieuw een Great Game gespeeld wordt. Niet door Rusland en het Verenigd Koninkrijk, maar door de nieuwe opkomende machten in Azië: China en India. Dit nieuwe grote spel gaat niet over land, woestijnen of bergen, maar over zeevaartroutes, energieveiligheid en uiteindelijk over invloed in de regio. De Chinees-Indische maritieme rivaliteit in de Indische Oceaan is het hart van dit spel tussen de grootmachten.

In deze longread zal het veiligheidsdilemma van zowel India als China in de Indische Oceaan geanalyseerd worden. Van een veiligheidsdilemma is sprake wanneer een staat niet zeker is van de intenties van een naburige staat. Wanneer bijvoorbeeld staat A het defensiebudget verhoogt of troepen verplaatst langs de grens, dan rest staat B de keuze om hierop te reageren uit onzekerheid over de intenties of om niets te doen met het doel om verdere escalatie te voorkomen. De primaire taak van een staat is echter om de veiligheid en het overleven van de eigen staat te verzekeren. Het maakt hierbij niet uit of de acties van staat A van een defensieve natuur zijn, de angst en onzekerheid bij staat B zal, wanneer daar ruimte toe is, leiden tot een tegenactie. Door de eigen veiligheid te maximaliseren, neemt de collectieve veiligheid in het gebied af. Dit proces is, zoals we zullen zien, gaande in de Indische Oceaan.

Het spel tussen China en India betreft niet alleen de veiligheid van genoemde landen, maar ook regionale mogendheden als Pakistan, Myanmar, Thailand, Sri Lanka en Indonesië. Bovenal is de hernieuwde focus van de Verenigde Staten op Azië van groot belang in de rivaliteit tussen China en India. India moet – net als Japan in het Pacifisch gebied – voor de Verenigde Staten een balans vormen tegen de zogenaamde ‘China threat’. Het te water laten van de Liaoning (het eerste Chinese vliegkampschip) in 2012 heeft niet geholpen in het verminderen van het wederzijdse wantrouwen tussen beide opkomende reuzen in een van de belangrijkste economische regio’s van de wereld. De vraag die hier centraal staat is of de rivaliteit tussen beide landen, evenals die tussen Rusland en het Britse Rijk in de negentiende eeuw, beperkt blijft tot het diplomatieke en economische terrein en zich niet ontwikkelt tot een militair conflict.


Het strategische en economische belang van de Indische Oceaan  

De Indische Oceaan is de op drie na grootste oceaan ter wereld en wordt gedomineerd door twee immense baaien: de Arabische Zee en de Baai van Bengalen. De Indische Oceaan verbindt Europa door de zeestraat Bab-el-Mandeb, het Midden-Oosten door de Straat van Hormuz en Oost-Azië door de Straat van Malakka. Tegenwoordig gaan enkele van de belangrijkste maritieme communicatielijnen door de Indische Oceaan en daardoor ontwikkelt deze oceaan zich tot het maritieme hart van de wereld.[1]

Kaart Turk

 Bron: MrDevlar, https://www.flickr.com/photos/mrdevlar/4922429758

Aangezien negentig procent van de wereldhandel wordt getransporteerd over zee en het aandeel van het totale volume alleen maar toeneemt, is het principe van command of the sea nog even belangrijk als in de periode van de zeilende oorlogsschepen. Eeuwenlang is de Indische Oceaan – en in feite ook de rest van de Aziatische wateren – gedomineerd door westerse mogendheden: eerst door de Europeanen (Portugezen, Hollanders en Britten) en na het einde van de Tweede Wereldoorlog door de Amerikanen. Het Westen domineerde deze wateren geheel in de stijl van de Mahaniaanse visie op maritieme macht. Daarbij wordt command of the sea behaald middels het controleren van strategische locaties en het hebben van genoeg maritieme middelen om andere marines de toegang tot de zee te ontzeggen.

Deze Mahaniaanse visie lijkt te zijn geadopteerd door de opkomende maritieme mogendheden China en India. Het is voor India van essentieel belang om de stabiliteit in de Indische Oceaan te bewaren: vijfennegentig procent van haar export gaat door deze Oceaan en zeventig procent van de eigen energieproductie wordt hier gewonnen.[2] Ook China heeft grote belangen bij de Indische Oceaan: tweeënzestig procent van haar export en negentig procent van haar olie-import moet over Indische Oceaan vervoerd worden. China probeert de afhankelijkheid van de Indische Oceaan te verminderen door middel van diversificatie van de energietoevoer (zoals de ‘nieuwe zijderoute’ en aanvoerlijnen vanuit Pakistan en Rusland), maar aangezien de Chinese olieconsumptie alleen maar zal toenemen, zal haar afhankelijkheid van de zeeroutes in de Indische Oceaan aanwezig blijven.[3]

Het toegenomen gebruik van zeeroutes in de Indische Oceaan, gecombineerd met regionale instabiliteit in Pakistan en Myanmar en toegenomen activiteiten van piraten en terroristen, heeft ertoe geleid dat de Indische Oceaan voor zowel Chinese als Indische militaire strategen en beleidsmakers een zeer belangrijke rol speelt.[4] Om hun handel en maritieme aanvoerlijnen te beschermen zijn beide landen bezig met een snelle uitbreiding van de marines. De maritieme capaciteiten van beide landen ontwikkelen zich inmiddels echter al veel verder dan slechts voor genoemde doelen. Het lijkt erop dat beide landen verwikkeld zijn geraakt in een competitie om invloed en gezag in dezelfde regio. Beide opkomende mogendheden laten hun militaire macht steeds sterker gelden om het strategisch effect te verhogen en al doende zijn ze elkaar in geopolitiek opzicht aan het omsingelen. Een veiligheidsdilemma is geboren.

Het veiligheidsdilemma in de Indische Oceaan

De laatste jaren zijn wij getuige van een toenemende achterdochtigheid tussen China en India. De huidige relatie kan het beste omschreven worden als een van geostrategische competitie aangevuld met groeiende commerciële samenwerking.[5] Hun competitie is een direct gevolg van hun nabijheid en hun ambities om zich te ontwikkelen tot grootmacht. Heeft deze strategische rivaliteit de potentie om te escaleren?

Als we kijken naar hun huidige economische en recente politieke samenwerking zou het antwoord hierop ‘nee’ zijn. De bilaterale handel tussen beide landen staat op ruim vijftig miljard dollar per jaar. Politiek gezien verlangen beide landen dat het internationale politieke systeem de transitie maakt naar een systeem van multipolariteit, waarbij beide landen hun invloed in internationale organisaties kunnen laten toenemen. Daarnaast zijn zelfs in de militaire sfeer de relaties tussen beide landen verbeterd. Ondanks de groeiende economische, politieke en militaire banden, voelen beide landen zich toch bedreigd. Wanneer een staat maritieme expansie uitvoert, kan dit door een buurland als bedreigend worden ervaren, waardoor deze staat wordt gedwongen om eenzelfde beleid te voeren. Deze acties leiden tot een continue cyclus van actie en reactie, met als gevolg dat de collectieve internationale veiligheid alleen maar verder afneemt.[6] Hoe ziet dit beleid van ‘machtsmaximalisatie’ in de Indische Oceaan eruit?

Als eerste de casus van China. De Chinese maritieme strategie in de Indische Oceaan – ook wel de string of pearls-strategie genoemd – heeft als uitgangspunt om de toegang tot de Indische Oceaan veilig te stellen. Daarbij wil China de maritieme aanwezigheid in deze regio uitbreiden en de diplomatieke relaties met de staten rondom de Indische Oceaan versterken. Als onderdeel van deze strategie bouwt China maritieme bases op de Maldiven en de Seychellen en investeert ze in havens in Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh en Myanmar.[7] De string of pearls lijkt tot dusverre echter meer een keten van overzeese commerciële ondernemingen dan van militaire bases. Hoewel deze maritieme faciliteiten primair de Chinese anti-piraterijmissie in de Golf van Aden bevoorraden, is de maritieme basis in Pakistan wel degelijk een rechtvaardiging voor de Indiase bezorgdheid. China bevoorraadt Pakistan met militaire hardware en verleent het land tevens financiële steun. Deze sterke band tussen China en de Indiase aartsrivaal Pakistan geeft India al dan niet terecht de indruk dat China India in haar eigen subcontinent wil omsingelen.[8]

Dat brengt ons bij de tweede casus: die van India. De Indiase zorgen houden niet op bij Pakistan. India is omringd door staten die nauwe banden onderhouden met China. Bangladesh, Myanmar, Sri Lanka en veel Oost-Afrikaanse staten hebben de laatste jaren de economische en politieke betrekkingen met China sterk verbeterd. Om deze China threat tegen te gaan heeft India zelf nog een aantal troefkaarten om de ‘omsingeling’ tegen te gaan. Ten eerste zorgt de geografische positie van India ervoor dat de landmassa’s van dit subcontinent en van de Andaman- en Nicobar-eilanden in de Baai van Bengalen de potentie hebben om de zeeroutes in de Indische Oceaan te domineren. Bovendien zijn de Verenigde Staten – nog steeds de belangrijkste maritieme mogendheid in de regio – een belangrijke bondgenoot van India. Hoewel de relatie tussen beide landen niet altijd even sterk is geweest, is India voor de Verenigde Staten een belangrijke machtsfactor. Aangezien het defensiebudget van de Verenigde Staten slinkt, zoekt het gelijkgezinde landen waarmee het de maritieme aanwezigheid in de regio kan delen. Landen als Australië, Vietnam en de Filippijnen maar meer nog Japan en India worden gezien als de ideale partners om tegenwicht te bieden aan de groeiende Chinese macht. India wil echter een eigen koers varen en niet zoals Japan afhankelijk zijn van de Verenigde Staten voor haar veiligheid. India gaat er – terecht – van uit dat de Verenigde Staten uiteindelijk altijd in het eigen belang zullen handelen en dat belang is niet altijd gelijk aan dat van India.[9]

Het uiteindelijke doel van India is om van de Indische Oceaan een Indiaas meer te maken. Jarenlang hebben een beperkt budget en prioriteiten op land de maritieme aspiraties van India begrensd. Sinds 2001 zijn de uitgaven voor de Indiase marine echter sterk gegroeid en is het doel om tegen 2020 een vloot te hebben van honderddertig schepen, waaronder drie vliegkampschepen.[10] Om al deze schepen te faciliteren worden er massaal nieuwe maritieme faciliteiten gebouwd aan de oostkust van India om de controle over de Zee van Andaman – de Chinese toegangspoort tot de Indische Oceaan – te behouden. Bovendien bouwt India militaire faciliteiten op de Andaman-eilanden, dichtbij de Straat van Malakka. Al deze maatregelen onderstrepen de Indiase oriëntatie richting het oosten en in het bijzonder richting China.[11] De Indiase maritieme aspiraties zijn echter niets vergeleken met de opbouw van de Chinese marine, maar zolang deze voornamelijk is ingezet in de Straat van Taiwan en de Oost- en Zuid-Chinese Zee om druk te houden op de soevereiniteitskwesties aldaar, kan China geen volledige aandacht richten op diens string of Pearls in de Indische Oceaan. Zoals eerder gezegd is de Straat van Malakka de zwakke plek in de Chinese maritieme strategie. In een gewapend conflict zouden India of de Verenigde Staten immers niet de Straat van Malakka hoeven te blokkeren, hetgeen gezien de afstand door China betwist zou kunnen worden, maar zou het de Chinese toevoer kunnen afsnijden bij de bron: de Arabische Zee, de Perzische Golf en de Straat van Hormuz.[12] Dit ‘Malakka-dilemma’ speelt een belangrijke rol in het Chinese strategische denken en is een belangrijke katalysator om maritieme macht buiten de eigen wateren in te zetten.

Zowel India als China zien elkaars acties als een vorm van ‘machtsmaximalisatie’ met het potentieel om de hele machtsbalans in de Indische Oceaan te veranderen. Ze vrezen beiden dat de ander een poging tot hegemonie van de Oceaan zal ondernemen. Hoewel dit laatste waar is voor India, wil China slechts de energietoevoer vanuit het Midden-Oosten veiligstellen. Zolang China verwikkeld is in soevereiniteitskwesties in de eigen wateren, kan China niet handelen vanuit een positie van kracht zo ver buiten de eigen havens. India ziet de acties en groeiende invloed in de regio echter heel anders en is bang dat China haar macht zal aanwenden om India klein te houden.[13] Deze onzekere percepties van elkaars ambities en handelen hebben geleid tot een potentieel risicovolle situatie in de Indische Oceaan.


De gevolgen van de Great Game voor regionale stabiliteit  

The Great Game in de negentiende eeuw eindigde niet in oorlog. In plaats daarvan zetten het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie uiteindelijk hun geschillen opzij om zich te verenigen tegen een gemeenschappelijke vijand: nazi-Duitsland. Het historisch ingebouwde wantrouwen tussen China en India is dusdanig groot dat een dergelijke uitkomst in de Indische Oceaan niet valt te verwachten. Dit betekent echter niet dat de strategische rivaliteit gedoemd is om te eindigen in een beslissende maritieme oorlog tussen beide mogendheden. Samenwerking op bepaalde terreinen is mogelijk. De bestrijding van piraterij is hier een voorbeeld van, maar die basis is niet sterk genoeg om toekomstig spanningen en verdere destabilisatie van de regio te voorkomen. In feite heeft de maritieme opbouw van beide landen er al voor gezorgd dat de regio destabiliseert.[14] Zes van de top-twintig-landen op de Foreign Policy Failed State Index liggen aan de Indische Oceaan. China en India beconcurreren elkaar voor invloed en toegang tot grondstoffen in deze mineraal- en olierijke staten, maar dit helpt deze landen niet om een stabiele centrale regering te vormen. De pogingen van China en India om de eigen veiligheid te vergroten middels de maritieme expansie heeft juist geleid tot een afname van de collectieve veiligheid. Kleinere landen als Nepal, Bangladesh, Sri Lanka en Myanmar worden gedwongen om een zijde te kiezen in deze geostrategische rivaliteit en kunnen in de toekomst als het ware de speeltuin worden van dit spel tussen de grote mogendheden.


De Liaoning

De ongelijke machtsdistributie tussen beide landen is in theorie een van de meest gevaarlijke aspecten van het veiligheidsdilemma tussen China en India. China heeft ten opzichte van India immers een overweldigend economisch en militair overwicht – hetgeen grote druk zet op de beperkte middelen van de Indiase regering mocht het op gelijke voet met China willen blijven meedoen. Toen Beijing op 25 november 2012 het bericht naar buiten bracht dat er voor het eerst een gevechtsvliegtuig was geland op het kort daarvoor te water gelaten vliegkampschip Liaoning was dit in binnen- en buitenland de definitieve militaire reflectie van de economische opkomst van China. Het bezit van een dergelijk schip betekent dat een land de technologische kracht en financiële middelen heeft van een grootmacht. Landen hebben met dit wapensysteem en ondersteunende schepen de mogelijkheid honderden kilometers verwijderd van de eigen kust schade toe te brengen aan een mogelijke tegenstander. Dit gaat gepaard met een steeds hardere Chinese opstelling aangaande de soevereiniteitskwesties in de eigen wateren. Dit kan tot gevolg hebben dat China hierdoor steeds meer gezien wordt als de meest bedreigende mogendheid in de regio. Landen als de Filippijnen en Vietnam zullen partnerschappen aangaan met India, de Verenigde Staten en Japan om tegenwicht te bieden aan de onherroepelijke opkomst van Beijing.

The Great Game tussen China en India zal in de Indische Oceaan gespeeld blijven worden. De winnaar, als er al zoiets zou zijn, is onmogelijk om te voorspellen. Het is fortuinlijk dat ondanks spanningen tussen beide landen de dialoog aanwezig blijft. De groeiende handel en wederzijdse investeringen zijn tevens positieve ontwikkelingen, maar absoluut geen garantie voor een vreedzame toekomst. De groei van de Chinese economische en militaire macht gaat gepaard met een toenemend besef in Beijing dat China ook diens plaats onder de zon moet opeisen. Hoewel we dit vooral zien ten opzichte van de staten aan de Oost- en Zuid-Chinese Zee, is het te water laten van de Liaoning en de ontwikkeling van nieuwe vliegkampschepen al een teken dat China verder kijkt dan de eigen kustwateren.

The Great Game tussen Rusland en het Britse Rijk speelde zich af aan de periferie van beide imperia. Prestige was meer dan economisch belang doorslaggevend bij de rivaliteit in dit onherbergzame gebied. De bergen en woestijnen van dit grensgebied waren het niet waard om een oorlog tussen de beide reuzen uit te vechten. De Indische Oceaan is echter het hart van de maritieme wereld en de zeevaartroutes die deze Oceaan kruisen zijn de economische slagaders van zowel India als China. De acties van China om meer betrokken te raken bij deze Oceaan zijn gezien de economische afhankelijkheid niet meer dan logisch, maar de komst van de Liaoning – hoewel meer symbolisch dan een effectief wapen – betekent wel dat China indien nodig met geweld bereid is haar belangen te verdedigen. Hoewel problematisch voor India, kan dit wellicht wel betekenen dat de Verenigde Staten als extra-regionale mogendheid de laatste lach zal hebben.

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

Noten:

[1] R.D. Kaplan, ‘Center Stage for the Twenty-First Century. Power Plays in the Indian Ocean’ Foreign Affairs, Vol. 88(2) (2009), 17.

[2] D. Scott, ‘India’s “Grand Strategy” for the Indian Ocean: Mahanian Visions,’ Asia-Pacific Review, Vol. 13(2) (2006), 98-100.

[3] J.J. Blazevic, ‘Defensive Realism in the Indian Ocean: Oil, Sea Lanes and the Security Dilemma,’ China Security, Vol. 5(3) (2009), 62.

[4] T. Sweijs, ‘The Maritime Future of the Indian Ocean – Putting the G back in Great Power Politics,’ Future Issue, 13 (2010 Den Haag), 17.

[5] D.M. Malone, R. Mukherjee., ‘India and China: Conflict and Cooperation,’ Survival, Vol. 52(1) (2010), 137.

[6] Blazevic, ‘Defensive Realism in the Indian Ocean’ 60.

[7] Sweijs, ‘The Maritime Future of the Indian Ocean’ 22.

[8] F.R. Frankel, ‘The Breakout of China-India Strategic Rivalry in Asia and the Indian Ocean,’ Journal of International Affairs, Vol. 64(2) (2011) 5.

[9] Kaplan, ‘Center Stage for the Twenty-First Century’, 24.

[10] J. Holslag, ‘The Persistent Military Security Dilemma between China and India’ The Journal of Strategic Studies, Vol. 32(6) (2009) 825.

[11] W.C. Ladwig, ‘Indian and the Balance of Power in the Asia-Pacific’ JFQ, Issue 57(2) (2010) 112.

[12] Blazevic, ‘Defensive Realism in the Indian Ocean’ 64.

[13] Ibidem, 65

[14] Francine, ‘The Breakout of China-India Strategic Rivalry in Asia and the Indian Ocean’ 14.

Berichten gemaakt 1230

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven