Longread: Kari van der Ploeg: ‘Outsourcing Genocide’

‘Outsourcing Genocide’

Kari van der Ploeg

In veel conflicten in de twintigste eeuw is er gebruikgemaakt van paramilitaire groepen voor het uitvoeren van specifieke taken. Vaak staan deze groepen op de voorgrond van het moordproces. In meerdere gewelddadige conflicten in de twintigste eeuw werden deze groepen ingezet, bijvoorbeeld in Oost-Timor in 1999, Guatemala in de jaren tachtig en in Irak in 2006. Daarnaast speelden zij ook vaak een belangrijke rol in genocides. Zo zijn ze gebruikt tijdens de Armeense genocide, de genocides in Rwanda en Bosnië en tijdens de Holocaust. Paramilitaire groepen kunnen worden gedefinieerd als elite-eenheden die goed getraind zijn en vaak worden gebruikt als moordcommando.(1) Hun belangrijkste karaktertrek is dat ze los van de staat opereren. Toch opereren ze vaak in opdracht van een overheid. Ondanks dat ze officieel los van deze overheid opereren, krijgen ze vaak middelen aangereikt van de betreffende overheid. Hierdoor zijn het niet alleen goed getrainde groepen, maar ook nog eens goed bewapende groepen die, doordat ze niet gelimiteerd zijn door officiële reglementen, met relatieve vrijheid en straffeloosheid kunnen opereren.(2)


Servische paramilitaire groepen

Tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavië van 1991 tot 1999 werd er gebruikgemaakt van paramilitaire groepen door de Servische overheid. In het zicht van de internationale gemeenschap werden officiële militaire eenheden ingezet die zo werden gebruikt dat ze geen internationale oorlogswetgevingen overtraden. Voor de illegale activiteiten werden de paramilitaire groepen ingezet. Omdat ze geen formele link met de Servische overheid hadden, kon Milošević zijn handen spreekwoordelijk schoon houden van het proces van etnische zuiveringen. De Verenigde Naties hebben 55 etnisch Servische paramilitaire groepen weten te identificeren, waarvan de meeste in Bosnië opereerden. (3) Naast de vele voordelen van het gebruik van deze groepen in de uitvoering van genocidale misdaden, zijn er ook veel nadelen. Paramilitaire soldaten hebben vaak een specifiek karakter. Ze worden gerekruteerd uit de laagste lagen van de samenleving. Velen zitten al in de criminaliteit, waardoor ze gemakkelijk zijn op te leiden tot efficiënte moordenaars. Hun karaktertrekken en eigen motieven om zich in de oorlog te mengen, zoals de mogelijkheid die het hen geeft om te plunderen en zichzelf te verrijken, maakt dat het onbetrouwbare actoren zijn. Doordat de Servische staat geen officiële banden met deze groepen aan kon gaan, had zij ook geen officiële autoriteit over hen en konden de groepen gaan waar en doen wat ze wilden. Al met al kon Milošević niet op ze vertrouwen. Dit roept de vraag op waarom de Servische overheid precies van deze onbetrouwbare groepen gebruik wilde maken voor de uitvoering van genocidale misdaden. Ik stel dat dit hoofdzakelijk was om hun handen schoon te houden van de oorlogsmisdaden die deze groepen begingen. Tevens zorgden de paramilitairen door hun specifieke karakter ervoor dat het proces van etnische zuiveringen zo efficiënt mogelijk verliep.
‘A Greater Serbia’

Milošević zette paramilitaire groepen in met als doel ‘a Greater Serbia’ te stichten; een etnisch homogene Servische staat, waarin alle etnische Serven die in Joegoslavië woonachtig waren zouden worden verenigd. Door de crisis die in Joegoslavië ontstond nadat hun leider Josip Broz Tito overleed in 1980, groeide het nationalisme onder de verschillende volkeren in Joegoslavië. Milošević gebruikte de economische en sociale onzekerheden die in de jaren tachtig onder de Serven toenamen om het Servische nationalisme te voeden.(4) De steun voor een homogene Servische staat begon te groeien naarmate de crisis in Joegoslavië voortzette. De federatie was langzaam uit elkaar aan het vallen, wat een nieuwe mogelijkheid bood voor de Serven: het herzien van de landsgrenzen en het stichten van de gewenste Servische staat. Aangezien de andere republieken in Joegoslavië niet bereid waren hun gebieden waarin overwegend etnische Serven woonden af te staan, besloot Milošević zijn plan voort te zetten op basis van illegale militaire acties en het etnische zuiveren van de door Servië geclaimde gebieden.(5)


De gebreken van de officiële gewapende machten

Zodra Milošević begon met het plannen van de creatie van een homogene Servische staat, begon hij tevens controle te nemen over het officiële Joegoslavische leger. De militaire erfenis van het ethisch heterogene Joegoslavië was een systeem genaamd ‘General People’s Defence’. Dit was ontworpen om alle republieken van Joegoslavië te beschermen tegen een externe bedreiging en was niet voorbereid op een burgeroorlog. Het leger bevatte oorspronkelijk al meer Serven dan soldaten uit andere volkeren, maar het behartigde ieders belangen in proportie.(6) Milošević begon in 1990 met het bewapenen van de Serven, zowel binnen als buiten Servië. Daarnaast nam hij controle over het leger over, door niet-Serven in hogere posities tot ontslag te dwingen, waardoor de Serven snel aan invloed wonnen binnen het leger. Het leiderschap binnen het leger richtte zich al snel meer op Servië dan op Joegoslavië en werd op deze manier ‘Serbianized’. Een groot probleem voor Milošević was echter dat de internationale gemeenschap hem nauw in het oog hield. Op 2 januari 1992 werd het Vance-plan getekend, dat onder andere inhield dat alle gewapende machten moesten demobiliseren en hun wapens neer moesten leggen. De Serven mochten geen militaire activiteiten meer ondernemen buiten de Servische grenzen.(7) Milošević werd op deze manier gedwongen creatiever om te gaan met zijn mogelijkheden. Om de nieuwe regels te ontwijken, creëerde hij bijvoorbeeld homogene Bosnisch-Servische legereenheden die opereerden onder de vlag van het Bosnische leger. Hij haalde de Serven weg uit deze eenheden zodat hij kon claimen dat de Serven zich aan de regels van het Vance-plan hielden. Een andere manier om de regels te ontwijken, was het inzetten van paramilitaire eenheden die los van de Servische staat opereerden.

De Organisatie

Niet alleen het Vance-plan en de limieten die het aan het officiële Joegoslavische leger stelde, waren een reden voor Milošević om zich tot paramilitaire groepen te richten. Naast het feit dat het gebruik van deze eenheden Milošević in staat stelde zijn onschuld te veinzen, hadden ze ook vele andere voordelen. Ze werden gevreesd onder de eenheden van het officiële leger en konden deze zo dwingen de Servische lijn te volgen. Loyaliteit binnen het Joegoslavische leger was, wegens het federale karakter, een groot probleem voor Milošević.(8) Hij had eenheden nodig die zonder twijfel loyaal aan hem waren. Om deze eenheden te organiseren, gebruikte hij de Servische geheime dienst, een onderdeel van het Servische Ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze dienst organiseerde in het geheim de oprichting en training van de belangrijkste paramilitaire groepen. De organisatie hiervan was strikt geheim omdat het Milošević direct incrimineerde. De geheime dienst rekruteerde soldaten uit gevangenissen en voetbalfanclubs. Deze jongens waren vaak onopgeleid, werkloos, arm en ongetrouwd. Hierdoor was hun onvrede over de samenleving makkelijk om te vormen tot een agressie naar andere volkeren.


Arkans Tigers

Een bekend voorbeeld van een paramilitaire groep die door de Servische geheime dienst is georganiseerd is ‘Arkan’s Tigers’. Deze groep werd geleid door Željko ‘Arkan’ Ražnatović, een Servische gangster die door Interpol werd gezocht voor zijn verleden als juwelendief en huurmoordenaar. Hij was door de geheime dienst gekozen omdat hij bekend stond als een sterke autoriteit en efficiënt moordenaar.(9) Ze maakte hem hoofd van de fanclub van het voetbalteam van Belgrado. De hooligans die onderdeel waren van deze club, ‘Delije’, vormden de kern van Arkan’s Tigers. (10) In trainingskampen werden ze geïndoctrineerd, getraind en werd hun gewelddadige subcultuur gericht op het gevecht tegen andere volkeren.(11) Voor de soldaten betekende het veel om deel uit te maken van Arkan’s Tigers. Het gaf ze status, een doel en een gevoel van waarde en toebehoren.(12) Tijdens gevechtsoperaties werkten ze veelal samen met officiële eenheden van het Joegoslavische leger. Dit werd met opzet zo georganiseerd door de Servische overheid omdat deze chaotische gevechtsstructuur verdoezelde wie voor welke misdaden precies verantwoordelijk was. Hoe chaotischer het web van samenwerking tussen officiële en officieuze groepen was, hoe gemakkelijker het was voor Milošević om verantwoordelijkheid te ontkennen.(13) Een voorbeeld van deze manier van opereren was de aanval op Bijeljina, een plaatsje in het noordoosten van Bosnië. Tijdens deze aanval, die in opdracht van Milošević werd uitgevoerd, wist de Servische overheid op meerdere manieren haar verantwoordelijkheid te verbergen. De Tigers werkten samen met meerdere andere eenheden van het Bosnisch-Servische leger, alsook met andere paramilitaire groepen. Daarnaast had Arkan de hoogste autoriteit gekregen tijdens de operatie waardoor Milošević kon claimen dat Arkan op eigen initiatief opereerde en de Servische overheid er niks mee van doen had.(14)


Een façade van onschuld

Paramilitaire groepen boden Milošević dus meerdere voordelen. Naast het feit dat ze hem loyale eenheden garandeerden die de officiële militaire eenheden in de Servische lijn konden dwingen, boden ze hem iets veel belangrijkers: de mogelijkheid om zijn verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden, begaan door de Servische overheid, te ontkennen. Internationale sancties voor militaire activiteiten buiten de Servische staatsgrenzen dwongen Milošević om alternatieve middelen te gebruiken. Aangezien de paramilitaire groepen op de voorgrond van het moordproces stonden tijdens de Servische etnische zuiveringscampagnes, was het belangrijk dat hun banden met de Servische overheid geheim bleven. Hoe de Servische overheid dit exact bewerkstelligde, is te lezen in mijn scriptie: Outsourcing Genocide: Plausible Deniability and the Use of Paramilitary Groups during the Yugoslav Wars from 1991 to 1995.


LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS ! 


Voetnoten:

[1] J. Mazzei, Death Squads or Self-Defense Forces? How Paramilitary Groups Emerge and Challenge Democracy in South-America (Chapel Hill 2009)4.

[2] Campbell, B., Brenner, A., Death Squads in Global Perspectives: Murder with Deniability (New York 2002) 5.

[3] J. Ron, ‘Territoriality and Plausible Deniability: Serbian Paramilitaries in the Bosnian War’, in: Campbell, B., Brenner, A., Death Squads in Global Perspectives: Murder with Deniability (New York 2002) 287-288.

[4] For an extensive study on Serbia’s historical identity, see: Judah, The Serbs.

[5] Gow, The Serbian Project and its Adverseries, 7-8.

[6] Ibidem, 57.

[7] Theunens, ‘Military Aspects of the Role of Stanišić and Simatović’, Part II, 98.

[8] Gow, The Serbian Project, 79-80.

[9] Ibidem, 78.

[10] Thomas, Serbia Under Milošević, 94-95.

[11] Čolović, ‘Football, Hooligans and War’, 392.

[12] Alvarez, ‘Militias and Genocide’, 27.

[13] Stewart, Hunting the Tiger, 164-165.

[1] ICTY, Public Transcript of Hearing 26 February 2003, 16954.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven