Longread: Loes Heiligers, Nietzsche en de Geschiedenis

Nietzsche was een man met een ongezouten mening over bijna alles en in het jaar 1873 besloot hij zijn licht te laten schijnen over de geschiedwetenschap. Hij schreef rond deze tijd vier essays, die hij zijn Unzeitgemässe Betrachtungen noemde. De naam van de traktaten moest benadrukken dat hij oneigentijds was. Nietzsche presenteerde zijn denken graag als niet passende in zijn eigen tijd, als controversieel en vooruitstrevend.

Twee van deze essays, die tot zijn vroege werk behoren, gingen over geschiedenis. Een ervan was een kritiek op David Strauss, een theoloog, filosoof en schrijver die het leven van Jezus historisch had onderzocht. De tweede oneigentijdse beschouwing was opzienbarender van aard. Het betrof een stevige kritiek op de pretenties van de wetenschappelijke geschiedenis van zijn tijd. Nietzsches doel met de oneigentijdse beschouwingen was hetgeen waarop men in zijn tijd trots was te bekritiseren. Hij presenteerde in zijn tweede unzeitgemässe Betrachtung de historische Bildung als schadelijk gebrekkig. De mensen om hem heen leden volgens Nietzsche aan een historische koorts, waarmee zijn kritiek op de geschiedschrijving ook een kritiek op de mensen uit zijn tijd werd.

Waar zijn we eigenlijk mee bezig? En waarom? Dit zijn vragen die elke wetenschap zich geregeld moet stellen en Nietzsche zorgde ervoor dat de historici deze dans niet wisten te ontspringen. Met zijn Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben leverde hij stevige kritiek aan het adres van de historische denkers van zijn tijd. Deze kritiek is ook voor de hedendaagse historicus nog interessant omdat hij enkele punten aanstipte die aanleiding waren voor vele langdurige debatten binnen de geschiedschrijving. Deze longread gaat in op deze tweede oneigentijdse beschouwing. Welk punt wilde Nietzsche in zijn boekje maken en tegen welke denkers was zijn kritiek gericht? Vooral Rankes historisme met zijn objectiviteitsclaim en de Hegeliaanse geschiedfilosofie zijn zaken die Nietzsche in zijn Nutzen und Nachteil kritisch onder de loep nam. Nietzsche positioneerde zich hiermee als belangrijke speler in het nog immer voortdurende objectiviteitsvraagstuk binnen de geschiedschrijving.

Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben

Nietzsches contemplatie over de ‘waarde en onwaarde’ van de geschiedenis ontstond in de herfst van 1873. In het werk verzette Nietzsche zich tegen het historisme en daarmee ook tegen de ontwikkeling van de Duitse geschiedwetenschap aan de universiteiten. De negentiende eeuw was een tijdperk waarin de geschiedenis als iets van groot belang werd beschouwd. Dit had grote gevolgen voor de vakwetenschap. De Duitse filosoof Nietzsche was toch van mening dat er iets ontbrak in de geschiedschrijving van zijn tijd. In zijn traktaat stelt hij dat het verleden de mens kan inspireren, maar alleen als de geschiedschrijving in dienst van het eigentijdse leven wordt gesteld. De geschiedenis moet in dienst staan van het leven en de geschiedenis puur en alleen als wetenschap kan niet aan deze voorwaarde voldoen. Om Nietzsches doel te begrijpen is het zinvol om kort in te gaan op wat hij in zijn Nutzen und Nachteil precies beschrijft.
In de inleiding poneert Nietzsche direct zijn verlangen naar een geschiedenis die het leven dient. “Wir brauchen sie zum Leben und zur Tat.” Naar aanleiding van zijn wantrouwen jegens de historische houding van zijn tijdgenoten beschrijft Nietzsche twee andere mogelijke houdingen ten opzichte van de geschiedenis. Hij bespreekt een onhistorische houding, waarbij men zich zoals een dier niets kan herinneren en hierdoor het ware geluk kan bereiken. De tweede houding is de überhistorische. Een überhistorische mens gelooft niet dat de zin van het Dasein in de loop van de tijd steeds meer aan het licht zal komen. Überhistorische mensen kijken alleen terug naar het verleden om het heden te begrijpen en nog meer naar de toekomst te verlangen. Een combinatie van deze levenshoudingen zou de mens van haar historische koorts kunnen genezen.

Nietzsche onderzoekt op welke manieren de geschiedenis het leven kan dienen. In zijn analyse begint hij met een beschrijving van hoe de geschiedenis op drie manieren de levenden toebehoort. De daadkrachtige en machtige mensen die een grote strijd voeren, zoeken in de geschiedenis naar voorbeelden, leraren en troosters. Daarbij streven zij naar een eigen ereplaats in de tempel der historie waar zij zelf voor volgende generaties als leraar, trooster en voorbeeld kunnen dienen. De mens leert van deze monumentale beschrijvingen van het verleden dat het grootse in ieder geval één keer heeft kunnen plaatsvinden en ontleent hieraan de hoop dat het nog een keer mogelijk kan zijn. Deze monumentale geschiedenissen zijn echter ook problematisch. De monumentale historicus generaliseert om de geschiedenis monumentaal, als voorbeeldig en navolgenswaardig, neer te zetten. Maar hiermee vervaagt de grens tussen geschiedenis en mythologie.

Hierna volgt een beschrijving van de antiquarische manier van geschiedschrijving, de vorm van de bewarenden en vererenden. Dit zijn de historici die met liefde en trouw terugblikken op het verleden. Deze historicus wil de voorwaarden waaronder hij is ontstaan voor degenen die na hem komen bewaren. Op deze manier dient deze soort geschiedenis het leven. Maar de antiquarische benadering heeft ondanks haar oog voor al het kleine nog steeds een beperkt gezichtsveld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen wat belangrijk is en wat niet, alles wordt als belangrijk beschouwd.
Nietzsche pleit juist voor het vervangen van oude overtuigingen, religies en politieke ideeën. Het ophemelen van het oude moet plaats maken voor het denken over het nieuwe. Hierom heeft de mens naast de monumentale en antiquarische manier nog een derde vorm van geschiedschrijving nodig: De kritische soort. De mens moet de kracht hebben om van tijd tot tijd een verleden af te breken en te ontbinden. Het verleden moet voor het gerecht verschijnen en pijnlijk bevraagd worden en uiteindelijk veroordeeld, waardoor er plaats wordt gemaakt voor het nieuwe.


Nietzsche en de historici

Nietzsches denken over geschiedenis heeft een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt. In eerste instantie sloot hij zich met zijn Geburt der Tragödie aan bij Schopenhauers ideeën. Schopenhauer zocht naar een esthetische geschiedenis. Direct na zijn Geburt der Tragödie verhield Nietzsche zich alweer sceptischer tegenover Schopenhauers mystieke aspecten binnen zijn filosofie. Nietzsche’s anti-Schopenhaueriaanse herformulering van zijn ideeën over kennis en subjectiviteit transformeerden ook zijn standpunt over het historische oordeel. De periode 1873-1877 was een periode waarin Nietzsche existentiële kritiek uitte op de geschiedenis en historici. Hij zag hier de motivaties van de historici zelf als veelbetekenend voor hun geschiedenissen. Hij begon na te denken over de historicus en zijn historische gesitueerdheid. Nietzsche ontwikkelde een fascinatie voor het onderzoeken waarom historici bepaalde oordelen velden over de geschiedenis, waarom zij überhaupt het verleden wilden bestuderen.

Met deze vragen werpt Nietzsche een kritische blik op de objectiviteit binnen de geschiedschrijving. Er was volgens Nietzsche alleen nog maar een beangstigend soort historicus over: ijverig, streng, eerlijk en met een bijzonder smalle geest. Hij vraagt zich af of het woord objectief niet eigenlijk een illusie is. Kan de historicus wel een gebeurtenis met al zijn motieven en gevolgen zo precies aanschouwen zonder dat hij zelf invloed heeft op zijn object? Is het alles aan elkaar denken, het ineen weven van losse gebeurtenissen in een grote continuïteit, niet al een kunstgreep?                                                                                                Nietzsche zag het liefst een historicus die een bepaalde grootsheid behelst. Geschiedenis behoort volgens de Duitse denker namelijk vooral de actieve en machtige man toe. Geschiedenis wordt geschreven door de ervaren en superieure mens. Alleen als je het grootse hebt meegemaakt, ben je volgens Nietzsche in staat het grootse te interpreteren.

Een van deze grootse mannen, Wilhelm von Humboldt, oprichter van de neo-humanistische historische traditie, hield vol dat de studie van de geschiedenis zijn doel had in het vormen van jonge geesten en dat dit doel niet lag in een eindeloze accumulatie van feiten. In zijn Nutzen und Nachteil beriep Nietzsche zich op dezelfde sentimenten als die van von Humboldt. Op deze manier was volgens Nietzsche de geschiedenis gerelateerd aan het actieve leven.
Nietzsche was binnen de wetenschap in zijn algemeenheid bijzonder kritisch over de objectiviteitclaim. Nietzsche wendde zich sterk tegen het positivisme met zijn stelling: er zijn geen feiten, alleen interpretaties. De wetenschap wordt hierdoor eerder zoals de kunsten. De wetenschap is een van de verschillende manieren waarop wij de wereld om ons heen kunnen duiden en heeft op die manier ook haar ‘gelijk’. Op de grondslag van Nietzsches idee dat de wereld op vele manieren te duiden is bouwde hij zijn eigen ideaal: de vrolijke wetenschap. Dit ideaal verbond lachen met wijsheid en bediende zich van een esthetische vorm.

Een van de grote mannen die het wel moest ontgelden was Leopold von Ranke. De stevigste kritiek in Nutzen und Nachteil is aan zijn adres gericht. Ranke was sinds 1825 verbonden aan de universiteit van Berlijn en was de drijvende kracht achter de professionalisering van de geschiedenis. Geschiedenis werd een wetenschappelijke discipline: meer leerstoelen voor historici, vormgeving van seminars, oprichting van vaktijdschriften en een sterke nadruk op archivering. Professionele geschiedschrijving betekende voor Ranke kritisch bronnenonderzoek. De historici Niebuhr, Ranke en Mommsen wilden dat geschiedenis zich als wetenschap op eenzelfde manier zou profileren als de bèta-vakgebieden. Haar interpretaties moesten gerechtvaardigd worden aan de hand van objectief en onpartijdig bewijs.

Ranke stond symbool voor de systematisering van methodes en de vraag naar positivistisch bewijs en objectiviteit binnen de geschiedwetenschap. Het historisch onderzoek moest de subjectiviteit als het ware zo veel mogelijk weghakken. Het verleden zo onvervalst mogelijk en vrij van vooroordelen weergeven was het ultieme doel. Ranke geloofde dat de geschiedenis onaangetast moest blijven door hedendaagse belangen. Met name politieke en religieuze waarden mochten geen rol spelen. Ranke benadrukte dat primaire bronnen de enige manier waren om de acties en motivaties van historische actoren te kunnen ontsluiten. Primaire bronnen tonen historici wat er precies gebeurde. Rankes geschriften waren exemplarisch voor het geloof van zijn tijd in een subject-neutrale omgang met de objecten uit het verleden door middel van hun sporen in bewijsmateriaal. Deze subject-neutrale omgang was volgens Nietzsche per definitie onmogelijk.

De tweede historisch denker die Nietzsche aanpakt in zijn tweede traktaat tegen de keer is Hegel. Nietzsche waarschuwde sterk voor de hegeliaanse filosofie. Men begon zijn eigen tijd als uitkomst van een Weltprozess te rechtvaardigen. Hegel heeft volgens Nietzsche met dit idee een hele generatie besmet met bewondering voor de macht van de geschiedenis. Wie heeft geleerd voor de macht van de geschiedenis zijn rug te buigen, buigt voor elke macht. Of dit nu de regering, een publieke mening of een meerderheid is. Het werkt volgens Nietzsche verlammend en verstommend te denken een laatkomer der tijden te zijn. Dit is geen soort geschiedenis die het leven dient. Nietzsche vond dat we dit geloof een nakomeling te zijn moesten verwerpen. De mens moet er daarentegen voor proberen te zorgen dat komende generaties hem als voorloper zullen zien.

Het werk van Hegel noemde Nietzsche een metafysische constructie. Hij deelde deze kritiek met Burckhardt en Schopenhauer. Nietzsche zag geschiedenis liever als Verfallsgeschichte. Hij zag het als een gebeuren zonder reden en doel dat door bewegingen van menselijke Einzelegoismen wordt aangedreven. Er is in zijn geschiedbeeld geen plaats voor een Hegeliaans einddoel.

Hegel zelf wordt in Nutzen und Nachteil niet genoemd maar Nietzsche neemt de toentertijd veelgelezen filosoof Hartmann als een karikatuur van een Weltprozessdenken dat stelde dat de wil om te leven niet voortkomt uit de mens zelf maar dat we dit aan het wereldproces moeten overlaten. Net als bij Hegel werkte alle menselijke activiteit volgens Hartmann in de richting van de vervolmaking van het absolute. Nietzsche geloofde in tegenstelling tot Hartmann dat geschiedenis verteld moest worden vanuit voorbeelden (individuen) en niet vanuit de massa die als vanzelf naar een einddoel beweegt. In kritiek op dit teleologische beeld stelde Nietzsche dat we de grootsheid van de oudheid als een van de hoogste vormen van civilisatie moesten zien en niet als een interessante lagere trede op de ladder van de universele vooruitgang. De voorbeeldigheid van de oudheid toonde voor Nietzsche aan dat de wereld helemaal niet als vanzelf vooruitgang boekte.

Naast het beschrijven van de problemen van de eigentijdse geschiedwetenschap doet Nietzsche ook enkele handreikingen om deze problemen op te lossen. Nietzsche vertrouwde op de jeugd, die zich af moest gaan zetten tegen de historische opvoeding die alomtegenwoordig was in de negentiende eeuw. Het doel van het toenmalige onderwijs was niet een vrij opgeleid denker, maar de geleerde, de wetenschappelijke mens. De jeugd verliet de universiteit als een historisch-esthetische Bildungsfilistijn, een altkluge und neuweise zwetser over staat, kerk en kunst. De eigen nieuwsgierigheid werd in het stampen van begrippen verdronken.

Het onhistorische en überhistorische zijn de medicijnen tegen de door Nietzsche beschreven historische ziekte. Met het onhistorische doelde Nietzsche op de kunst van het kunnen vergeten en zich binnen een begrensde horizon te kunnen insluiten. Zodoende zou de mens niet teveel door het verleden getergd worden. Überhistorisch zijn de machten die de blik van het ‘werden’ weglokken in de richting van datgene dat een eeuwig karakter heeft, de religie en kunst.
Er worden in Nutzen und Nachteil vragen opgeworpen waar in onze tijd ook nog steeds over nagedacht wordt. De objectiviteitclaim is al tijdenlang onderwerp van debat, een debat dat vele stromingen heeft geïnspireerd. Sommigen besloten het streven naar objectiviteit te verwerpen, anderen menen nog steeds dat we hier zoveel mogelijk ons best voor moeten doen. Met zijn kritische beschouwing van de gesitueerdheid van de historicus bevraagt Nietzsche deze objectiviteitsclaim. In zijn drang naar unzeitgemässheit heeft Nietzsche zijn vinger op een paar zere plekken van de geschiedwetenschap weten te leggen. Hij wees ons op vraagstukken waar we nog steeds niet klaar mee zijn.

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven