Longread: Lola Boerwinkel, Tussen Geheugen en Geschiedenis: over een moeras, breuklijnen en identiteitsconstructie

We zijn al eeuwen, telkens op nieuwe wijze, aan het graven in ons persoonlijk verleden in een poging onze roots te vinden. Wortels die ons verbinden met iets dat groter is dan onszelf en waardoor wij ons hopelijk beter kunnen plaatsen en begrijpen. Individuen en families, maar ook groepen, dorpen en steden, instellingen en bedrijven, kloosters en kerken, regio’s en landen speuren geestdriftig naar de historische oorsprong van hun identiteit. Herinneringen spelen hierbij een belangrijke rol. Herinnering geeft ten slotte structuur aan identiteit, aldus de Nederlandse historicus Willem Frijhoff. Hij schrijft: ‘Herinnering is de vorm waarin individuele personen zich de sporen van het verleden als op henzelf betrokken toe-eigenen en ze zo tot eigen geleefde geschiedenis maken.’[1] De geschiedenis neemt dan ook al eeuwen een belangrijke plaats in binnen het complexe proces van identiteitsvorming. Interessant is de vraag hoe de mens hier anno 2015 mee om gaat. In een poging er achter te komen welke invloed het verleden op de identiteitsvorming heeft is gekeken naar een generatie die nu in de start(er)schoenen staat. Een relatief jonge groep wiens eigen herinneringen nog niet opgepoetst zijn door het verstrijken van de tijd; de zogeheten Millennials (geboren tussen 1981-2000). Aan de hand van interviews is onderzocht welke beelden van het verleden deze generatie heeft en of (en hoe) deze een rol spelen in de wijze waarop deze groep de eigen identiteit vormgeeft en presenteert.


Een moerassige geheugencultuur

Het is het jaar 2015, West-Europa. Als mens bevinden wij ons in een historisch moeras van herinneringen. Een drasland vol krioelend gedierte dat met elkaar vecht om aandacht en erkenning. De nalatenschap van foerageerders van jaren terug bepaalt het landschap, alles op het ritme van het getij; het eb en vloed van maatschappelijke belangstelling.

Wikipedia, “Marinus Adrianus Koekkoek (1873-1944)”, (versie 30 mei 2015), https://nl.wikipedia.org/wiki/Marinus_Adrianus_Koekkoek_%281873-1944%29 (5 juni 2015).
Wikipedia, “Marinus Adrianus Koekkoek (1873-1944)”, (versie 30 mei 2015), https://nl.wikipedia.org/wiki/Marinus_Adrianus_Koekkoek_%281873-1944%29 (5 juni 2015).

Deze cryptische beschrijving zal de lezer hopelijk voorzien van het beeld dat herinneringen vandaag de dag alom vertegenwoordigd zijn, op enigszins overdadige en hiërarchieloze wijze. De herinnering was lang niet vertegenwoordigd binnen het domein van de geschiedwetenschap; zij behoorde eerder toe aan de filosofie, theologie, psychologie, de neurowetenschap en, in mindere mate, de sociologie. Hierbij lag de aandacht voornamelijk bij de vraag hoe ervaring en kennis in het geheugen wordt opgeslagen. Historici hebben het bestuderen van herinneringen dan ook lang achterwege gelaten. Eerstejaars studenten Geschiedenis wordt nog steeds verteld dat herinneringen niet (altijd) te vertrouwen zijn. Zowel individuele als collectieve herinneringen zijn immers persoonlijk en zodoende subjectief. En subjectiviteit kent een eeuwenoude en moeizame relatie met de geschiedwetenschap.

In de eerste helft van de vorige eeuw lag de nadruk op de wetenschap van de geschiedbeoefening. Geschiedschrijving moest objectief, afstandelijk en betrouwbaar zijn om wetenschappelijke geldigheid te verwerven. De postmoderne visie van de jaren tachtig van de twintigste eeuw bracht een voorzichtige omarming van het subjectieve en een schakeling van het grote- naar het kleine verhaal. Een historicus hoefde kleurende factoren niet langer weg te cijferen, historici konden juist vanuit een bepaalde en unieke positie een bepaalde en unieke geschiedenis schrijven. Tevens maakte het modernistische vooruitgangsdenken in deze periode plaats voor een postmoderne obsessie voor het verleden. Onder historici evenals de rest van de bevolking is in deze periode dan ook een levendige belangstelling opgekomen voor (de studie van de) herinnering, inmiddels ook als ‘geheugencultuur’ of ‘herinneringsgeschiedenis’ betiteld. Op wetenschappelijk vlak was het de Franse historicus Pierre Nora wiens baanbrekend werk Les Lieux de Mémoire (plaatsen van herinnering) begin jaren tachtig nieuwe inzichten omtrent de link tussen geschiedenis, tijd en herinnering bood. Hierin baande hij als pionier de weg voor historici door de ruimtelijke aanwezigheid van geschiedenis te demonstreren.


Gepresenteerd verleden

In navolging van het werk van Nora verscheen in 2005 en 2006 in Nederlande de boekenreeks “Plaatsen van Herinnering”. Onder redactie van de Zeeuwse historicus Wim van den Doel wordt hierin aandacht aan de (kunstmatige) ruimtelijke aanwezigheid van Nederlandse geschiedenis besteed, en de vraag welke rol herinneringen hierbij spelen. Needless to say is de belangstelling uit de jaren tachtig gebleven en enkel gegroeid; geen aspect binnen de geschiedbedrijving heeft de laatste jaren zo in de belangstelling gestaan als herinneringen. Wetenschappelijke- en algemene belangstelling en visies kruisen elkaar; de grens tussen academisch en populair is vaag als het op memory aankomt. Er is in Nederland anno 2015 een geheugencultuur tot stand gekomen waarbij de moderne media, die het verleden representeren, een bepalende en globaal aanwezige kracht zijn. Hierbij kun je aan alles denken. Van oorlogsmonumenten, documentaires op de televisie rond 9/11 en de Nationale Dodenherdenking tot Facebookpagina’s die terugkijken op de trends van de jaren negentig, bekende Nederlanders die met een camera op pad hun genealogie uitpluizen, en online communities waar werkelijk iedereen zijn ei kwijt kan en zich begrepen zal voelen

De lijst is eindeloos. Het moeras van herinnering is eindeloos en wij als mens kunnen onze identiteit ondersteunen door een selectief beroep te doen op het ons veelvuldig gepresenteerde verleden. Albert van der Zeijden, een Nederlandse historicus, stelt dat een individu of groep dit doet door enkele cruciale richtinggevende gebeurtenissen uit het verleden te isoleren en als lieux de mémoire te herdenken.[2] Interessant hierbij is de vraag: welke rol speelt de herinnering, en welke de geschiedenis bij onze identiteitsconstructie? Het lijkt van belang voor een historicus zowel memory als history te onderzoeken, maar heeft de hedendaagse omgang met- en voortdurende doorwerking van het verleden ook invloed op de identiteitsvorming? Met Pierre Nora als gids lijkt het een goed moment om terug te kijken naar de wijze waarop de huidige geheugencultuur tot stand is gekomen in een poging bovenstaande vraag te beantwoorden.


Breuklijnen

De manier waarop wij met het verleden om gaan is beslist niet in steen gebeiteld. Nora verwijst naar de modernisering van de West Europese samenleving in de achttiende en negentiende eeuw. Hij beschrijft hoe deze voor hem cruciale overgangstijd geleid heeft tot een modern historisch bewustzijn enerzijds en een memory crisis anderzijds. Deze cruciale overgangstijd zou het gevolg zijn geweest van een grote breuk. Uit taalkundige interesse is gezocht naar een definitie van een breuk bruikbaar voor historische doeleindes. Een snelle check bij Google leverde het volgende op: een breuk is een breukvlak waarlangs duidelijke verplaatsing heeft plaatsgevonden.

De nadruk binnen de geschiedenis ligt hier bij de woorden ‘duidelijke verplaatsing’. Als we het toepasbaar maken voor geschiedbedrijving waar het ten slotte om menselijk handelen en denken gaat dan betreft het de ervaring van een breuk: de ervaring van discontinuïteit. De Duitse historicus Reinhart Koselleck was één van de eersten die in de jaren vijftig van de vorige eeuw deze breuk plaatste in de periode tussen 1750 en 1850 waarin de Franse Revolutie een rol van grote invloed speelde. Koselleck constateerde een duidelijke breuk in het Westerse tijdsbesef als gevolg van de dramatische veranderingen in deze periode die voor een discontinuïteit tussen het verleden, heden en toekomst zorgden. Met andere woorden; de Westerse historische interesse is begonnen bij een breukervaring en het daaropvolgende gevoel dat de wereld voor altijd was veranderd. De opgebouwde spanning was met zoveel energie vrijgekomen dat er een schokgolf door de Westerse geschiedenis trok; oud en nieuw nu van elkaar gescheiden door een diepe kloof. Het moderne historische tijdsbegrip zorgde hierdoor ook voor een nieuwe omgang met de oude: het verleden.

Koselleck werd een grote inspiratiebron voor latere historici en geschiedfilosofen. Zo haakt de Amerikaanse historicus Peter Fritzsche in op het werk van Koselleck en beschrijft de periode tussen 1789 en 1815 ook als één van een breed ervaren discontinuïteit. Hij gaat verder in op de ervaring van de breuk en geeft aan hoe mensen verlies en verwarring voelden na de breuk. Deze ervaring en het besef van een unieke en eigen tijd zorgden ervoor dat er veel waarde werd gehecht aan wat Fritzsche ruins of the past noemt. Restanten uit het verleden, historische erfstukken uit een andere tijd.

Nora legt net als Koselleck en Fritzsche nadruk op de gevolgen van de breukervaring in de achttiende en negentiende eeuw in de West-Europese samenleving. Hij beschrijft hoe na deze beschreven overgangstijd het niet-reflectieve en spontane karakter van de herinnering omsloeg naar een reflectieve en kunstmatige.[3] Dat wil zeggen: nu het spontane herinneren (en vergeten) a thing of the past was, was er een grote behoefte om het verleden op kunstmatige manier in stand te houden. Dit zag Nora als de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van ‘plaatsen van herinnering’; menselijke creaties waar herinnering zich kon verankeren.


Ruins of the (recent) past

Terug naar de vraag of de voortdurende aanwezigheid van herinneringen en het verleden vandaag de dag invloed heeft op identiteitsvorming, en wel die van de Millennials. Over de Millennials en hun identiteit is veel geschreven al zijn ze tot dusver nog geen voorwerp van wetenschappelijk onderzoek geweest. De Millennial heeft in dit verkennende onderzoek aan de hand van de oral history- methode zelf de kans gekregen te vertellen hoe hij het verleden ziet en op welke wijze hij zich tot dit verleden verhoudt in het kader van zijn identiteit. Verassend genoeg bleek dat er voor deze jonge generatie buiten de onderlinge verschillen al wel sprake is van een breukervaring in hun verleden. Afgezien van het feit dat ze ietwat afwijkende visies op het verleden (en het nut hiervan) hebben en hier op verschillende manieren mee omgaan, romantiseren ze allen één gemeenschappelijk aspect uit hun verleden. Ze verheerlijken hun ruin of the past en zijn zich (nu al) bewust van het feit dat hun verleden, hoe kort geleden dan ook, – al wezenlijk verschilt van het heden, en nog veel meer zal gaan verschillen met de toekomst. Hierbij zijn persoonlijke herinneringen met name van belang.

Nu stelt historicus Harry Jansen dat er in een periode van elkaar snel opvolgende veranderingen een behoefte is van de mens om zichzelf niet volledig los te maken van het verleden en deze band bewust in stand te houden.[4] De huidige geheugencultuur lijkt voor de Millennial dus een product te zijn van een periode van discontinuïteit en heeft tegelijkertijd invloed op de persoonlijke behoefte van de Millennial om een specifiek onderdeel uit haar verleden in stand te houden, en hiermee ook de band met het verleden te behouden. Een wankele brug over die eerder beschreven kloof tussen oud en nieuw. Want wat de geheugencultuur de generatie van nu steeds maar blijft tonen is het hoge tempo van nog veel meer ontwikkelingen en vernieuwingen die de toekomst verder zullen beïnvloeden. De gemeenschappelijke ruin of the past toont hoe gigantisch de omslag naar aanleiding voor vernieuwingen in het verleden van de Millennial is geweest.

Wanneer we terugblikken naar de vraag welke rol de herinnering en welke de geschiedenis speelt bij onze identiteitsconstructie dan draait het bij beiden voor de groep om de individuele ervaring. De collectieve herinneringen van de Millennial zijn sterk geïndividualiseerd; culturele ijkpunten en de herinnering hieraan zijn buitengewoon persoonlijk. Zo werd tijdens de interviews de Millennials een lijst gepresenteerd van gebeurtenissen die nog altijd in de maatschappelijke belangstelling staan. Ze werden gevraagd aan te geven welke betekenis, als deze er al was, deze ijkpunten voor hebben. De betekenis kwam slechts voort uit het persoonlijke; de Millennials linkten de ijkpunten aan een persoonlijke herinnering en de eigen leefwereld. Zo betekende de nucleaire ramp in Tsjernobyl voor de één dat hij geen sla mocht eten. De zaak Dutroux stond voor de ander voor de angst hetzelfde lot te kunnen ondergaan. Weer een ander koppelt de moord op Pim Fortuyn aan een heel negatieve sfeer op hardcore feesten. Het (collectieve) verleden en herinneringen zijn daarbij persoongebonden identity markers geworden, waarvan de invulling, betekenis (en het belang) per Millennial sterk verschillen. Des te opvallender blijkt die ene gemeenschappelijke breukervaring.

Als afsluiting dan ook een oproep aan de Millennials onder dit lezend publiek. Een oproep om bij zichzelf na te gaan of er al het gevoel is een breuk te hebben meegemaakt. Of er voor hen ook al een merkbare kloof is tussen vroeger en nu en zo ja, wat de grote verandering was die de noodzakelijke energiestoot veroorzaakt heeft.

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!

Noten:

[1] Frijhoff, W., De mist van de geschiedenis. Over herinneren, vergeten en het historisch geheugen van de samenleving (Rotterdam 2011), 11.

[2] Zeijden, van den A., Katholieke identiteit en historisch bewustzijn. W.J.F.Nuyens (1823-1894) en zijn ‘nationale’geschiedschrijving (Hilversum 2002), 20.

[3] Nora, P., “Between memory and history: Les Lieux de Mémoire”, Representations nr. 26 (1989), 7-25.

[4] Jansen, H., Triptiek van de tijd. Geschiedenis in drievoud (Nijmegen 2010), 43.

Berichten gemaakt 1256

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven