Longread: Wessel Toonen, Een oeroude strijd of Sovjetbeleid? De oorsprong van het Nagorno-Karabach conflic

In augustus 2014 liepen de spanningen tussen Armenië en Azerbeidzjan over de betwiste enclave Nagorno-Karabach hoog op. Twaalf Azerbeidjaanse soldaten en drie Armeniërs kwamen om bij gevechten in het gebied. Rusland moest tussenbeide komen om beide landen tot kalmte te manen. Nagorno-Karabach staat al sinds 1994 onder controle van etnische Armeniërs.[[1]] Dergelijke incidenten zijn uitwassen van een bevroren conflict dat in 1988 losbarstte in de Zuidelijke Kaukasus van de Sovjet-Unie. Sindsdien hebben media dit conflict tussen het christelijke Armenië en het islamitische Azerbeidzjan vaak gepresenteerd als een oeroude, tribale strijd die pas in de nadagen van de Sovjet-Unie weer hevig oplaaide.[[2]] Anderen wijten het conflict aan de rigide, verticale structuur en het nationaliteitenbeleid van de voormalige Sovjet-Unie, waarin individuele satellietstaten enkel zichzelf probeerden te begunstigen zonder rekening met elkaar te houden.[[3]

In deze longread betoog ik dat de oorsprong van het Nagorno-Karabach conflict zich hoofdzakelijk in de moderne geschiedenis bevindt. De regio speelt een centrale rol in de Armeens-Azerbeidjaanse identiteitsvorming en wederzijdse vijandbeelden die vanaf de twintigste eeuw werden aangejaagd. Het beleid van de Sovjet-Unie heeft hier een belangrijke faciliterende rol in gespeeld. De vraag blijft echter in hoeverre deze identiteitsvorming en percepties van nationale eenheid op historische waarheden berusten. Het Nagorno-Karabach conflict van 1988 maakt in ieder geval duidelijk hoe deze onder juiste omstandigheden voor politieke doeleinden kunnen worden ingezet.


‘Affirmative Action Empire’

Na afloop van de Oktoberrevolutie in 1917 werd de nieuwe Bolsjewistische leiding geconfronteerd met talloze nationalistische bewegingen van niet-Russische volkeren.  Overal in het voormalige Russische Rijk eisten zij territoriale erkenning en zelfbeschikking van het nieuwe bewind. Deze gebeurtenissen maakten diepe indruk op de communisten in Moskou. Vladimir Lenin had de mobiliserende kracht van het nationalisme al tijdens de revolutie opgemerkt en toonde zich vastberaden om een sluitend antwoord op het nationaliteitenvraagstuk te geven.

De Bolsjewieken formuleerden een veelomvattend beleid dat zich richtte op deze volkeren. Hiermee wilde men het gevaar van niet-Russische nationalismen voor de stabiliteit en integriteit van de nieuwe Sovjet-Unie teniet doen. De programma’s die in dit kader werden ontwikkeld richtten zich op de cultivering van etnische groepsidentiteiten door aandacht te besteden aan zaken als taalkundige, sociaal-maatschappelijke en territoriale eigenheid. Het feit dat Moskou de niet-Russische identiteitsvorming direct ondersteunde maakte de Sovjet-Unie tot een Affirmative Action Empire. In de geschiedenis van grote wereldrijken was het namelijk ongekend dat een centrale machthebber zich dusdanig actief met de positie van etnische minderheden bemoeide.[[4]] Het zelfbeschikkingsrecht van niet-Russische volkeren gold als een belangrijk politiek instrument in de praktijk van het Sovjetbeleid. De Bolsjewieken gebruikten het reeds als slogan om brede steun voor de Oktoberrevolutie te verkrijgen.[[5]]

Nader onderzoek wijst echter uit dat het zelfbeschikkingsrecht en de nationaliteitenprogramma’s grotendeels voor de strategische en tactische doeleinden van het bewind in Moskou werden toegepast. Karl Marx en Friedrich Engels hadden nooit sympathie voor het zelfbeschikkingsrecht van kleine naties getoond. Lenin erkende vervolgens wel hun recht om zelfstandig eigen staten op te richten, zolang deze staten uiteindelijk maar wel in de Sovjet-Unie werden geïntegreerd. Nationalistische bewegingen die zich tegen de Bolsjewieken keerden en autonome bourgeois’-staten wilden uitroepen werden bovendien hardhandig onderdrukt. De leiders van het Affirmative Action Empire moesten in het begin kiezen met welke partijen ze gingen samenwerken om de dictatuur van het proletariaat te vestigen. Tactische en strategische afwegingen boden vaak het doorslaggevende argument om bepaalde groeperingen eerst wel en dan weer niet te steunen.[[6]] Op deze manier kwam het ook voor dat Moskou partij moest kiezen in territoriale geschillen tussen niet-Russische naties. Lokale spanningen, conflicten, initiatieven en politieke ontwikkelingen vereisten geregeld een centrale reactie.

Het Sovjetbewind in Moskou voerde bewust een ‘verdeel en heers’ politiek door belangrijke, lokale groeperingen aan zich te binden. Zij kregen eerst de belofte van zelfbeschikking toegespeeld, waarna de vorming van hun etnische identiteit actief van bovenaf werd gestimuleerd. Dit had het dubbele doel om het gevaarlijke potentieel van nationalistische bewegingen teniet te doen en tegelijkertijd loyaliteit aan de Sovjet-Unie te kweken.[[7]] Lenin en Stalin gingen er beiden van uit dat natievormende programma’s de ontwikkeling van het Marxistische klassenstelsel in de hand zouden werken.[[8]] Pas wanneer de mobiliserende kracht van het etnisch nationalisme verdween zouden sociaaleconomische scheidslijnen tussen groepen mensen vanzelf gestalte krijgen.
Het Sovjetbeleid had echter een paradoxaal effect op verschillende groepen. In 1977 – elf jaar vóór uitbraak van het Nagorno-Karabach conflict – werd al geconcludeerd dat de “etnische geldingsdrang van belangrijke nationale groeperingen in Sovjetrepublieken zowel een uitkomst is van traditionele vijandigheden als een onverwacht bijproduct van doorgevoerde beleidsmaatregelen.”[[9]]


Wederzijds wantrouwen

Nagorno-Karabach heeft grote waarde voor zowel de Armeense als de Azerbeidjaanse identiteit. Armeense historici beweren dat het gebied als het ‘laatste Armeense bolwerk’ geldt: enkel de Armeniërs in Karabach behielden hun culturele autonomie en onafhankelijkheid. De rest van Armenië zou zich daarentegen geleidelijk met omringende landen hebben geassimileerd. Het opgeven van Nagorno-Karabach betekent daarom niet alleen verlies van grondgebied, maar tevens het verlies van een belangrijk stuk Armeense culturele identiteit.[[10]]

In hoeverre heeft deze identiteit een antieke voorgeschiedenis? Het is waar dat het Armeense volk zich in de vierde eeuw na Christus consolideerde als een unieke en identificeerbare etnisch-religieuze gemeenschap. De Armeniërs bekeerden zich toen tot hun eigen variant van het Monofysitische Christendom en begonnen een gemeenschappelijke taal te spreken.[[11]] Echter, de afbakening tussen verschillende etnische gemeenschappen was toentertijd veel minder scherp dan deze later in de negentiende en twintigste eeuw zou worden. Dit betekent dat Armeniërs meer culturele karakteristieken deelden met hun buren dan omstreeks de uitbraak van het Nagorno-Karabach conflict werd aangenomen. Moderne nationalisten hebben echter had gewerkt om het Armeense volk zijn eigen, unieke identiteit te geven. In dit proces werd tevens het centrale belang van Nagorno-Karabach voor Armenië bepaald. Daarnaast werd ook het vijandbeeld van het buurland Azerbeidzjan vormgegeven.[[12]]

De Turkstalige Azeri’s worden in Armeense narratieven vaak niet als een unieke groep geportretteerd, maar als etnische verwanten van het huidige volk van Turkije. Hun gemeenschappelijke voorouders zouden een destructieve rol in de Armeense geschiedenis hebben gespeeld. Bovendien leeft er onder het Turkse volk en elites nog steeds veel sympathie voor de Azeri’s.[[13]] Hiermee zou men naast een oeroude ook de moderne vereenzelviging van deze volkeren kunnen beargumenteren. Het is kenmerkend voor de ideologie van het nationalisme om een beroep te doen op het verleden om legitimiteit aan een bepaalde natie te schenken. In dit geval werd de geschiedenis echter ingezet om een gemeenschappelijke vijand van het Armeense volk te creëren. Zo staat het vast dat Turkse stammen van de tiende tot en met de twaalfde eeuw Armenië verscheidene keren binnenvielen en daar talrijke moorden pleegden. Wat dit betreft vormt de Armeense genocide van 1915, waarin het Armeense bevolkingsdeel van Anatolië volledig werd vermoord door Ottomaanse Turken, een kernstuk in de geschiedenis van Turkse agressie jegens Armenië. Recente opiniepeilingen en onderzoek tonen aan dat de herinnering aan de genocide onderdeel uitmaakt van een collectieve Armeense nationale identiteit. Tegelijkertijd zorgt deze herinnering tevens voor een negatieve beeldvorming van Turkse volkeren. Deze wordt uiteraard ook mede bepaald door Turkijes voortdurende ontkenning van de genocide. Op deze manier heeft de angst voor een tweede ‘1915’ zichzelf voortdurend gereproduceerd. Dit proces werd sterk beïnvloed door opeenvolgende generaties van Armeense politieke nationalisten. Zo kregen Armeniërs aan het einde van de twintigste eeuw nog vaak te horen dat alleen het Armeense leger in Nagorno-Karabach hen tegen een nieuwe genocide beschermde.[[14]] Deze chronische angst in het Armeense collectieve geheugen resulteerde daarnaast in een diepgeworteld wantrouwen jegens de bevolking van Azerbeidzjan. De Azeri’s maken namelijk onderdeel uit van de genocidale Turkse natie en worden daarmee verantwoordelijk gehouden voor massamoorden, etnische zuiveringen en pogingen tot de algehele vernietiging van de Armeense cultuur.[[15]]

Dit wantrouwen is bovendien wederzijds. Uit recente interviews met kopstukken van de Azerbeidjaanse politieke gemeenschap blijkt dat Armeniërs in Azerbeidjaanse discoursen als een ‘unieke en vijandige groep’ worden gepresenteerd. Zij zouden een ‘speciale opdracht’ hebben om alle landen die ooit tot het antieke koninkrijk Groter Armenië behoorden opnieuw te veroveren. Armeniërs zouden altijd territoriale uitbreiding blijven eisen en moeten daarom een halt worden toegeroepen.[[16]] Deze wederzijdse typeringen hebben veel gemeen: de Azerbeidjaanse beeldvorming van het Armeense volk berust eveneens op percepties van een destructieve voorgeschiedenis. De Armeniërs worden hierin geportretteerd als dominante begunstigden van het machtige Russische Rijk. Azerbeidjaanse narratieven beschrijven de moordpartijen van 1918, waarin Armeniërs en Russen zij aan zij Azeri’s elimineerden. Het tsaristische Rusland zou daarnaast grote aantallen christelijke Armeniërs naar Azerbeidjaans grondgebied hebben verhuisd en de eigenlijke bewoners hebben gedeporteerd. De Azerbeidjaanse identiteit ontwikkelde zich daarom ook in reactie op de grote Russische dreiging en een dominante klasse van lokale ‘bevoorrechte’ Armeniërs.[[17]]

In het ontstaan van Armeens-Azerbeidjaanse vijandbeelden sneed het mes zodoende aan twee kanten. Deze vijandelijke beeldvorming keert duidelijk terug in de hedendaagse retoriek omtrent het Nagorno-Karabach conflict. Dit geldt als een argument voor het moderne karakter van deze kwestie. In hoeverre was dit conflict echter ook de heropleving van een oeroude, tribale strijd tussen christelijke en islamitische volkeren? In ieder geval kan het met zekerheid worden gesteld dat religieuze factoren in 1988 voor beide partijen minder belangrijk waren.[[18]] Daarnaast wijst het academische onderzoek naar dit onderwerp op een samenspel van zowel territoriale en identiteitsfactoren. Deze kristalliseerden hoofdzakelijk in de moderne periode uit en werden gepolitiseerd onder invloed van het nationalisme. Beweringen over een ‘oeroude en tribale strijd’ verliezen hierdoor veel analytische overredingskracht.


Het paradoxale beleid

Nagorno-Karabach is een uitstekend voorbeeld van de manier waarop het Sovjetbeleid in de praktijk werd toegepast. Het gebied werd in 1920 uitgeroepen tot een autonome regio binnen het grondgebied van de Azerbeidjaanse Sovjetrepubliek. Dit was opmerkelijk omdat zowel Stalin als de Bolsjewistische regering van Azerbeidzjan de regio eerder al aan Armenië hadden beloofd. Moskou maakte echter handig gebruik van het feit dat beide landen Nagorno-Karabach in hun territorium wilden opnemen. Om hun eigen belangen te behartigen steunden de Bolsjewieken afwisselend Armeense en Azerbeidjaanse claims op het gebied. Aanvankelijk werd Nagorno-Karabach aan Armenië beloofd om de integratie van het land in de Sovjet-Unie te bevorderen.[[19]] De Bolsjewieken wilden op deze manier hun invloed in de Zuidelijke Kaukasus vergroten. Armenië ging akkoord omdat de snelle opmars van de Ottomaanse Turken het land grote angst inboezemde.[[20]] Er volgde echter een felle wedloop tussen politieke actoren in beide buurlanden. Hierop besloot Moskou uiteindelijk om Nagorno-Karabach maar tot een autonome regio te verklaren. Het simpele feit dat het gebied geografisch beter bereikbaar is vanuit Azerbeidzjan vormde uiteindelijk het doorslaggevende argument om Nagorno-Karabach in het Azerbeidjaanse territorium op te laten nemen.[[21]]

Hiermee was de zaak nog niet afgedaan. De Armeense intelligentsia slaagde er in om nationalistische sentimenten levend te houden onder Armeense jongeren. Dit belemmerde de verspreiding van de communistische ideologie in het land en vereiste daarom een centrale reactie. Moskou implementeerde het nationaliteitenbeleid genaamd korennizatsiia (‘indigenisatie’) waarmee etnische Armeniërs overheidsfuncties kregen in hun Sovjetrepubliek. Het Armeens werd daarnaast de voertaal in de administratieve en educatieve sector. Tevens werden lokale politieke gebruiken in de bestuurlijke praktijk opgenomen.[[22]] Echter, de Bolsjewieken hadden zich in de vormgeving van het nationaliteitenbeleid cruciaal vergist in de houdbaarheidsdatum van etnische identiteiten. Ondanks pogingen om niet-Russische volkeren te Sovjetiseren bleven identificaties langs etnische lijnen van kracht. Beleidsmaatregelen zoals korennizatsiia kregen hierdoor een paradoxaal effect: ze legitimeerden een nieuwe Armeense elite zonder tegelijkertijd hun nationalistische sympathieën te verwijderen. Dit laatste blijkt wel uit het hevige verzet waarop Moskou stuitte toen het zinspeelde op de afschaffing van verplicht Armeens taalonderwijs op Armeense scholen.[[23]]

Het Sovjetbeleid speelde dus een belangrijke faciliterende rol in de oorsprong van het Nagorno-Karabach conflict. Enerzijds voorzag het Armeense nationalisten van een instrumentarium om politieke invloed mee uit te oefenen. Het lijkt aannemelijk dat zij dankbaar gebruik maakten van de politieke vrijheden die zij eind jaren tachtig onder Glasnost en Perestrojka verkregen. Anderzijds hebben beleidsmaatregelen van de Sovjet-Unie het wederzijdse wantrouwen tussen Armenië en Azerbeidzjan nooit weggenomen. Het Affirmative Action Empire heeft hier overigens directe invloed op uitgeoefend door zich actief te bemoeien met de constructie van de Azerbeidjaanse nationale identiteit. Dit blijkt uit het feit dat er vóór de Grote Terreur (1937-38) nog geen consensus bestond onder Azerbeidjaanse geleerden over de etnische oorsprong van hun volk.[[24]] Ook dit geldt als een argument tegen het oeroude, antieke en tribale karakter van het conflict.

Voor een historicus blijft het een zeer ingewikkelde opgave om feit en fictie van elkaar te onderscheiden in voortdurend gereproduceerde groepsidentiteiten die ook tegenwoordig nog steeds beleefd, gevoeld en ervaren worden. Met grote zorgvuldigheid kan hij of zij echter wel aantonen hoe verschillende identiteiten voor politieke doeleinden gemobiliseerd kunnen worden. Met deze kennis in pacht zou men de oorsprong van het bevroren Nagorno-Karabach conflict misschien wat beter kunnen begrijpen. Hierdoor komt een mogelijke oplossing hopelijk ook een stapje dichterbij.

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAROP DEZE LONGREAD GEBASEERD IS!

WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP!

NOTEN:

[1] http://www.nrc.nl/nieuws/2014/08/02/nieuwe-escalatie-betwiste-regio-nagorno-karabach-al-15-doden/.
[2] David D. Laitin & Ronald G. Suny, ‘Armenia and Azerbaijan: Thinking a Way out of Karabakh’, Middle East Policy Vol. 7 No. 1 (October 1999) p. 145.
[3] T. de Waal, Black Garden. Armenia and Azerbaijan through Peace and War (New York University Press, 2003) p. 21.; zie ook: pp. 16-17, ix and xii.
[4] T. Martin, ‘An Affirmative Action Empire: The Soviet Union as the Highest Form of Imperialism’, in: R.G. Suny and T. Martin (ed.), A State of Nations: Empire and Nation-Making in the Age of Lenin and Stalin (Oxford University Press 2001) pp. 67-90, there: pp. 67-68.
[5] Martin, ‘An Affirmative Action Empire: The Soviet Union as the Highest Form of Imperialism’, pp. 67-68.
[6] R. Conquest, Soviet Nationalities Policy in Practice (The Bodley Head, London, 1967) pp. 23-24.
[7] D.E. Schafer, ‘Local Politics and the Birth of the Republic of Bashkortostan, 1919-1920’, in: R.G. Suny and T. Martin (ed.), A State of Nations: Empire and Nation-Making in the Age of Lenin and Stalin (Oxford University Press 2001) pp. 165-190, there: p. 171.
[8] Martin, ‘An Affirmative Action Empire: The Soviet Union as the Highest Form of Imperialism’, pp. 69-70.
[9] T. Rakowska-Harmstone, ‘Ethnicity in the Soviet Union’, Annals of the American Academy of Political and Social Science Vol. 433, ‘Ethnic Conflicts in the World Today’ (1977) p. 78.
[10] P. Gamaghelyan, ‘Rethinking the Nagorno-Karabakh Conflict: Identity, Politics, Scholarship’, International Negotiation Vol. 15 (2010) p. 38.
[11] Gamaghelyan, ‘Rethinking the Nagorno-Karabakh Conflict: Identity, Politics, Scholarship’, p. 37.
[12] Laitin & Suny, ‘Armenia and Azerbaijan: Thinking a Way out of Karabakh’, p. 147.
[13] Gamaghelyan, ‘Rethinking the Nagorno-Karabakh Conflict: Identity, Politics, Scholarship’, pp. 37, 44.
[14] Laitin & Suny, ‘Armenia and Azerbaijan: Thinking a Way out of Karabakh’, p. 152.
[15] Gamaghelyan, ‘Rethinking the Nagorno-Karabakh Conflict: Identity, Politics, Scholarship’, pp. 37-38.
[16] C. Tokluoğlu, ‘The Political Discourse of the Azeri Elite on the Nagorno-Karabakh Conflict’, Europe-Asia Studies Vol. 63 No. 7 (2011) p. 1225.
[17] Gamaghelyan, ‘Rethinking the Nagorno-Karabakh Conflict: Identity, Politics, Scholarship’, pp. 38-39.
[18] R.G. Suny & J. Stork, ‘What Happened in Soviet Armenia?’, Middle East Report No. 153, ‘Islam and the State’ (Jul., – Aug., 1988) p. 40.
[19] A.H. Arslanian, ‘Britain and the Question of Mountainous Karabakh’, Middle Eastern Studies Vol. 16 No. 1 (1980) p. 101.
[20] R. Pipes, The Formation of the Soviet Union: Communism and Nationalism, 1917-1923 (Harvard University Press, 1997) p. 232.
[21] A. Saparov, ‘Why Autonomy? The Making of Nagorno-Karabakh Autonomous Region 1918-1925’, Europe-Asia Studies Vol. 64 No. 2 (2012) p. 321.
[22] M.K. Matossian, The Impact of Soviet Policies in Armenia (Leiden: Brill, 1962) p. 37.
[23] Y. Bilinsky, ‘The Soviet Education Laws of 1958-9 and Soviet Nationality Policy’, Soviet Studies Vol. 14 No. 2 (1962) p. 141.
[24] H. Yilmaz, ‘The Soviet Union and the Construction of Azeri National Identity in the 1930s’, Iranian Studies
Vol. 46 No. 4 (2013) p. 525.

Berichten gemaakt 1260

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven