Met mate
Een meisje, ze is een jaar of vijf, probeert duiven te vangen. Achter haar zie ik een oude man tegen een boom aan plassen, zijn wandelstok valt op de grond. Rechts hangt een jongen aan de takken. Ik leun tegen een monument van Juan Peron, de held van de vooruitgang van Argentinië halverwege de twintigste eeuw; maar de ‘u’ is weggevallen, tegenwoordig heet hij Jan Peron. Wij zijn in een park middenin Buenos Aires. Het is een zonnige dag, een van de eerste sinds mijn komst. Eerder was ik nog getuige van de koudste winter in vijfenzestig jaar. Mannen liepen met de handen diep in hun zakken, vrouwen verscholen zich in hun bontkraag. In mijn hostel verbleef een Oostenrijker die in Honduras getuige was geweest van een lichte eruptie, de vulkaan stond praktisch in zijn achtertuin en vanaf zijn balkon stond hij er naakt naar te kijken, trillend. Zo’n gebeurtenis gebeurt maar eens in de vijftig jaar beklemtoonde hij, maar eens in de vijftig jaar! De andere gasten in ons hostel waren stikjaloers. Ik vertelde de rest dat wij getuige waren van de koudste winter in vijfenzestig jaar, in vijfenzestig jaar! Ze waren gerustgesteld, ze hadden nu ook een indrukwekkend verhaal te vertellen.
Wat heeft deze introductie te maken met mijn verblijf van een half jaar in Buenos Aires? De beschrijving van de plek waar ik zat is een selectie van beelden. Het verhaal van de vulkaan en van de winter dienen om een indruk bij de familie en vrienden van de reizigers achter te laten. Op dezelfde manier werken historici, maar zij verzamelen bronnen uit en over het verleden om de lezer er vooral van te overtuigen dat dit of dat gebeurde met een reden, dat dit of dat onderdeel uitmaakte van, dat dit of dat leidde tot. Met andere woorden, de geschiedenis geeft betekenis aan wat er gebeurde, want als iets wat je doet geen plaats krijgt, als het niet ergens toe lijkt te dienen – waarom heeft het dan überhaupt moeten gebeuren? Historici willen ons leren hoe de mensen en de gebeurtenissen samenhingen, en vervolgens bekijken we de geschiedenis als iets dat afgesloten is, wat vóór ons gebeurde, en met ons leven nu van alledag niets te maken heeft. Het verleden is dood. Voor zij die om wat voor reden dan ook ontevreden zijn met het heden is het verleden niet dood. In Argentinië is deze groep groot.
Op het moment dat het verleden geschiedenis wordt, dat wil zeggen wanneer het verleden afgesloten wordt, dan neemt het verhaal de vorm van een overtuiging aan (‘zo is het gegaan en niet anders’). Wanneer een overtuiging vervolgens vaak genoeg wordt herhaald dan wordt het een onbewuste gedachte, een gewoonte van waaruit je handelt. Het zijn de politici en de journalisten en de leraren en iedereen met een luide stem die in de publieke sfeer voor herhaling zorgen. Vanaf de jaren vijftig zijn in Argentinië veel mensen onderdrukt en verdwenen. Een gedeelte van de huidige ontevreden groep wil voorkomen dat dit volgens hen onrechtvaardige verleden wordt vergeten in een gewoonte. Ze hebben geen verleden om op te staan, wanneer voor de meerderheid een misplaatste geschiedenis de waarheid wordt. De rest zet een verleden voort dat de ontevredenen zich niet willen toe-eigenen en gaan protesteren, om mensen te wijzen op wat er verkeerd is in hun leven van alledag. Het is een protest tegen de herhaling van een onwaarheid dat realiteit is geworden; elk protest is daarom denk ik ook een klacht over de geschiedenis. Elke dag in Buenos Aires beland je per ongeluk in een demonstratie. Maar van de herhaling of van het protest – iedereen heeft het met één van de twee helemaal gehad. Ik ben hier getuige van een historische vermoeidheid.
De onderzoeksgroep waarbij ik stage loop, doet onder andere onderzoek naar de filosofie van een geschiedenisverhaal en naar wat de voorwaarden zijn voor een verhaal (zoals het Argentijnse verhaal) waaruit iedereen wil en kan handelen. Ze noemen zichzelf geschiedfilosofen. Wat doen geschiedfilosofen? Ten eerste lezen ze ‘scheef’. Dat wil zeggen, wanneer ze een geschiedenisverhaal lezen, dan lezen ze met één oog voorbij de tekst, naar waarover wordt verteld, en met het andere oog naar de taal zelf, naar datgene waarmee wordt verteld. De vragen, de probleemstellingen, de argumenten, de metaforen – op welke manier probeert elke representatie van het verleden ons te overtuigen, welke overtuigingen spreekt het uit en spreekt het aan? Wij hebben allemaal een wereldbeeld dat vol zit met aangeleerde, gewoonte geworden overtuigingen. De geschiedfilosofie probeert de overtuigingen te onthullen die in je kennis van het verleden verscholen zitten.
Verder volg ik ook college aan de Facultad Filosofia y Letras, onderdeel van de Universidad de Buenos Aires. Met haar minstens 300,000 studenten is dit een van de drie grootste universiteiten van Latijns-Amerika, naast één in Mexico Stad en één in Sao Paolo. De faculteit is gehuisvest in een voormalige sigarettenfabriek, overal hangen rode posters en spandoeken die oproepen tot revolutie, wonen duiven in de lokalen, zijn er allerlei kleine ondernemers die zonder vergunning boeken en broodjes verkopen, doceren professoren die in hun studententijd de dictatuur zijn ontvlucht en in het Westen hebben gestudeerd, wordt er binnen en buiten samen gerookt en geblowd, en passeren op de gang af en toe koppels jongeren met pamfletten in hun hand. Ze onderbreken bijna elk college, stappen gelijk naar binnen en informeren ons over de zoveelste demonstratie. De grootste studentenassociatie is trotskistisch, en verder loopt het allemaal door elkaar: anarchisten, marxisten, ‘gewone’ socialisten, maar het merendeel van de studenten is een beetje van alles en van geen enkele volledig.
De komende columns zullen onder andere in het teken staan van deze mensen, zij die een uitweg proberen te vinden, die protesteren zonder dat het opvalt dat ze protesteren. Elk jaar stromen duizenden jonge mensen vanuit heel Latijns-Amerika naar Buenos Aires om er te studeren en vrijheid te vinden, kiezen Argentijnse studenten voor een economische of juridische studie zodat ze kunnen emigreren of proberen via kunstzinnige studies een nieuwe cultuur te maken; en daartussen zwerft een dakloze Nederlandse alcoholist door de straten van San Telmo, staat één van de vijftig Pakistanen 24/7 voor je klaar in zijn kiosk, bouwen rijke Argentijnen en expats aan een nieuwe wijk, Puerto Madero, die een geheel eigen politiemacht heeft, leert een Japanse vrouw tango, en drinken minstens dertien miljoen andere mensen elke dag mate. Met mate blijf je wakker, zeggen ze.
Bas Gooijer is student ‘Modern History and International Relations’ van de Rijksuniversiteit Groningen