Bernie Sanders riep het onlangs al: Amerikanen moeten zich meer laten inspireren door het ‘Zweedse model’. Járen geleden ging The Guardian nog wat verder en noemde Zweden ‘the most successful society the world has ever known’, iets waar je wel een voorbeeld aan móet nemen. De loftrompet voor Zweden schalt eindeloos, maar wat ligt er aan dat succes ten grondslag? Voor een deel komt het voort uit de manier waarop werk in Zweden is geregeld.
Hoewel ik er zelf als stagiair bij een onderzoeksinstituut niet van kon profiteren (onbetaald vijf dagen per week van ’s ochtends vroeg tot laat in de namiddag), gingen enige tijd geleden Zweedse overheden en bedrijven over van de acht- op zesurige werkdag – met loonbehoud. Het bericht hierover ging in Nederland niet voor niets viral: we kijken met z’n allen bewonderend en enigszins jaloers naar Zweden, dat sinds jaar en dag de voorzieningen voor werknemers bijzonder sociaal heeft geregeld, terwijl toch meer dan genoeg geld in het laatje komt voor werkgevers.
De oorsprong van dit gegeven wordt vaak gevonden in het idee van ‘folkhemmet’ (‘het huis van het volk’): de gehele maatschappij zou als een familie moeten zijn, waarin iedereen iets bijdraagt. Neehee, da’s niet hetzelfde als de participatiesamenleving. Het idee heeft marxistische roots, beoogt een egalitaire samenleving en werd vanaf de jaren 20 door Zweedse sociaaldemocraten zoals Tage Erlander en Olof Parlme gepropageerd (soms zelfs geforceerd) op allerlei beleidsvlakken, waaronder arbeidersrechten.
De SAP, zoals de sociaaldemocratische partij heet, heeft lang sterke banden gehad met de Zweedse vakbeweging, die in Europese context ongeëvenaard groot was, en eigenlijk meer een volksbeweging was. Nog steeds is 70% van de totale werkende bevolking hier lid van een vakbond. Mijn huisgenoten vinden vakbondlidmaatschap ‘niet meer dan vanzelfsprekend’. De realisering van het werkgedeelte van folkhemmet, waarbij de werknemer en werkgever zonder ruziemaken een wederzijds voordelige cao overeenkomen, met uitkomsten waarover in het buitenland lovend wordt gesproken – dat is de verworvenheid van de bonden.
Het resultaat was dat de werknemers een loon gingen verdienen dat parallel steeg met de winst van de werkgever. ‘Het Zweedse model’ is onder meer gericht op maximalisatie van de arbeidsparticipatie, gelijke uitkeringen en gezamenlijke besluitvorming (het poldermodel, maar dan beter, lijkt het). Tegenlicht belichtte het succes ervan enige weken geleden, te bekijken vanaf de 47ste minuut. De Zweden zijn er terecht trots op. Er is zelfs een vak aan gewijd aan de Universiteit van Stockholm.
Er zit, zoals te verwachten, een keerzijde aan het model: enorme lidmaatschapsgelden en belastingen, ’s werelds hoogste zelfs. En veel regels. Journalist Michael Booth, schrijver van The Almost Nearly Perfect People (2015), moet, als kind van Thatcher, een beetje slikken. Het boek is het product van zijn zoektocht naar de waarheid achter die veelgehoorde Scandinavische mythen. Hij probeert dat verschrikkelijke ophemelen van Scandinavië tegen te gaan, maar uiteindelijk moet ook Booth erkennen dat dit model erg goed werkt, zelfs in onze neoliberale tijd. Voor wat hoort immers wat: de sociale voorzieningen in de cao’s, mogelijk gemaakt door de overheid en de werknemers, zorgen ervoor dat er bijna geen verzuim op de werkvloer is en dat Zweedse werknemers gezond leven. En ondanks die belastingen en regels groeide de Zweedse economie gewoon keihard heen door tijdens crisis van de afgelopen jaren die de rest van Europa wel trof.
Begin jaren 90 werd Zweden wél getroffen door een crisis die tornde aan de fundamenten van het Zweedse model. Maar dat bleef overeind, dankzij de vakbeweging. De Zweedse economie en het Zweedse model dientengevolge, hebben vandaag de dag te kampen met dezelfde ontwikkelingen als de Nederlandse: vergrijzing, robotisering en automatisering. Een toenemend aantal ouderen moet door een krimpende werkende bevolking worden gedragen. Machines nemen, zoals elders ter wereld, het werk van laaggeschoolden en ambachtslieden over. Reden temeer om als werknemers in beide landen wederom verenigd zekerheid te eisen, zoals die jarenlang werd gegarandeerd. Het grote verschil zit ‘m hierin: in Zweden bestaan ook vakbonden voor freelancers/ZZP’ers. Nederland is nog niet zo ver.
Saillant detail: al zo’n honderd jaar lang wordt de Zweedse economie voor een groot deel beheerst door één familie, de Wallenbergs. Zodanig zelfs dat hun familiebedrijfsaandeel verantwoordelijk is voor ongeveer een kwart van het Zweedse BNP – niet zo egalitair als je van Zweden zou verwachten. De bedrijven die in de zogenaamde Wallenbergsfeer vallen doen het goed, en omdat het idee van het Zweedse model ‘zo geïntegreerd is in de Zweedse psyche’ (aldus een huisgenoot), verdelen de Wallenbergs braaf hun geld over de samenleving. Het Zweedse model zou immers niet bestaan als werknemers en werknemers overeenstemming hadden bereikt.
Verder lezen
- Sweden after the Swedish Model: from Tutorial State to Enabling State – Mauricio Rojas (2005).
- The Swedish Model. Perspectives on the International Relevance of Sweden’s Social Paradigm. – Swedish Institute and United Minds (2013).
- The Swedish Welfare Model. Counter-arguments to neoliberal myths and assertions – Daniel Ankarloo (2009).
Ruben Dieleman volgt de master International Administration and Global Governance aan de Universiteit van Göteborg in Zweden. Op dit moment werkt hij als onderzoeksassistent bij het V-Dem Institute, waar hij zich bezighoudt met onderzoek naar emancipatie-, democratiserings- en ontwikkelingsprocessen wereldwijd. Vóór zijn vertrek naar het hoge noorden behaalde hij zijn bachelor Liberal Arts and Sciences aan de Universiteit Utrecht, en redigeerde hij een jaar lang stukken voor Jonge Historici. Tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid en moeten zijn eigen schrijfsels er aan geloven.