Een politieke overstroming
De dagen dat Florence via de’ Medici familie een centrale rol speelde in de Europese politiek lijken ver achter ons te liggen. Zo af ten toe gebeurt er echter iets opzienbarends in de stad. Vorig jaar op 4 november werd overal in Florence de grote ‘alluvione’ van 1966 herdacht, die vijftig jaar geleden een groot deel van de stad onder water zette. Meer dan 100 mensen kwamen om het leven, terwijl vele boeken en kunstwerken voorgoed verloren gingen. Op 6 november 2016 steeg het water van de Arno opnieuw tot grote hoogten, maar een nieuwe ramp bleef uit.
Afgelopen december leek er een politieke overstroming aan te komen, toen er een referendum werd gehouden op zondag 4 december. De toenmalige premier Matteo Renzi gaf twee dagen daarvoor in Florence een vlammende toespraak op het Piazza della Signoria, het plein naast het Florentijnse stadhuis: het Palazzo Vecchio. Het lag voor de hand een dergelijke toespraak in Florence te houden, de stad waar hij tussen 2009 en 2014 burgemeester was en waar hij nog steeds veel aanhang heeft. Althans, dat zal de opzet geweest zijn. De praktijk viel wat tegen, de opkomst viel wat tegen.
Het Piazza della Signoria en het referendum
In het verleden heeft het Piazza della Signoria vaak een belangrijke rol gespeeld. Het was en is de plek waar de officiële politieke macht zetelde. De Dominicaner monnik Girolamo Savonarola voerde korte tijd een schrikbewind over de stad, niet als officiële dictator, maar als adviseur van het stadsbestuur. Hij keerde zich tegen de decadentie van de Renaissance en organiseerde ‘vreugdevuren der ijdelheden’ op het stadsplein. Erg lang duurde deze periode niet. Savonarola werd gevangengezet en in mei 1498 terechtgesteld en verbrand op het Piazza della Signoria, de plek waar hij vele boeken en kunstwerken had laten verbranden.
Op 26 april 1478 ging Lorenzo de’ Medici, de officieuze leider van de stadstaat Florence, samen met zijn broer Giuliano naar de Duomo, de kathedraal van de stad. Een aantal leden van de Pazzi familie, rivalen van de’ Medici’s, hadden een aanslag beraamd en wachtten hen daar op. Giuliano werd in de Duomo doodgestoken, terwijl Lorenzo slechts een steekwond aan deze aanslag overhield. Ondertussen was een ander deel van het complot bezig om het stadsbestuur af te zetten. Francesco Salviati, de aartsbisschop van Pisa, probeerde met een groep huurlingen het Palazzo Vecchio binnen te komen. Daarin slaagde hij, maar het bestuur wist de bevolking te alarmeren met de niet-spreekwoordelijke noodklok. Dit waarschuwde de bevolking die naar het plein probeerde te komen, terwijl de samenzweerders de achterban van de’ Medici’s probeerden tegen te houden. Een groep gewapende aanhangers van de’ Medici’s arriveerde echter op tijd en schakelde de huurlingen in het paleis uit. Het complot mislukte. Salviati en vele anderen werden ter dood gebracht op het plein.
Het plein was bij deze gebeurtenissen van cruciaal belang. Het volk kwam bijeen, voor een soort ritueel in het geval van Savonarola en een politieke crisis in het tweede geval. De bijeenkomst van Renzi leek enigszins op beide, maar was in elk ander opzicht anders. Het was even georkestreerd als de verbrandingen door en van Savonarola en even politiek als de coup tegen Lorenzo de’ Medici. Renzi stond op het podium een ronkende redevoering te houden, met op de achtergrond een groep partijleden. Alle toegangswegen naar het plein waren afgesloten door de politie, die ieders tassen controleerde op verdachte objecten – politieke tegenstanders waren dan ook nauwelijks te zien of horen op het plein. Renzi riep wat over ‘la famiglia’ en ‘il futuro di Italia’, retorisch sterk maar zonder urgentie. Het was een thuiswedstrijd voor Renzi die niet kon verbloemen dat hij zelfs in Florence weinig mensen op de been kon brengen. Het plein was niet gevuld. De journalisten zaten aan de rand van de menigte op de grond op hun telefoon te kijken – elders gebeurden belangrijkere dingen.
Twee dagen later was duidelijk dat het Italiaanse volk tegen het referendum had gestemd. De door sommige media voorspelde paniek bleef uit. Beppe Grillo werd genegeerd, een nieuwe premier werd aangesteld en Italië bleef even onbestuurbaar als daarvoor en is daardoor nog steeds een gevaar voor de EU. Een Italiaan legde mij uit dat hij Renzi waardeerde als politicus, maar dat hij een omvangrijke hervorming van de staat niet aan zijn oordeel had moeten overlaten. Dat was iets voor experts, niet aan hem. Een andere Italiaan stelde dat Renzi een populariteitsstem had gemaakt van het referendum door zijn politieke lot eraan te verbinden. Daarom vond hij Renzi arrogant en een matige bestuurder. Het eerste leek mij terecht, het tweede minder. Denk een moment aan Silvio Berlusconi en Giulio Andreotti en Renzi was een toonbeeld van bescheidenheid en integriteit.
Voor het Europese project leek het echter allemaal weinig uit te maken. De bekende reflexen konden weer herhaald worden. Voor politici als Guy Verhofstadt zijn vooral tegenslagen een illustratie dat ‘meer Europa’ nodig is, terwijl het tegengestelde type politicus vooral ‘minder, minder’ wil. De dominante bestuurlijke reflex – waarover veel moeilijker valt te theoretiseren– is echter radicaal pragmatisch. Het Europese project staat in de praktijk niet ter discussie. Het bestaan van de bureaucratie rechtvaardigt zichzelf. De vastbeslotenheid is groter dan de argumentatie, of anders gezegd, de wil is sterker dan de rede.
Plannen
In Florence ligt de urgentie bij andere onderwerpen, zoals de documentaire ‘Fuocoammare’ laat zien. Deze docu brengt de schrijnende tocht van vluchtelingen naar het eiland Lampedusa in beeld. Voor iedere toerist die verder wil kijken dan de musea en paleizen, valt deze crisis ook in Florence te zien. Een ander urgent onderwerp is de radicalisering onder studenten in Florence, die een nationale versie van het communisme lijkt op te leveren. De sociale problemen die hieraan ten grondslag liggen lijken op zijn minst net zo de moeite waard als de politieke reeks evenementen.
Deze reeks onderwerpen vormen het voorlopig programma van mijn ‘correspondentschap’. De politieke en sociale problemen in Italië, maar ook het ‘openluchtmuseum’ dat Florence onvermijdelijk is. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de Europese en globale dimensie, in de vorm van de EU en vluchtelingen, die weer onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. En wellicht zal ik het nog eens hebben over promoveren in Florence.
Gertjan Schutte (26) studeerde intellectuele geschiedenis en economie in Rotterdam. Deze twee interesses probeert hij bij elkaar te brengen in zijn PhD onderzoek naar economisch denken in het laatste kwart van de achttiende eeuw. Afgelopen september ging hij hiermee van start aan het Europees Universitair Instituut in Florence. Contact via gertjan.schutte@eui.eu.