Onze man in Parijs: Liberté, Égalité, Laïcité!

Vorige week schreef Charlotte van Rooden in haar column over de situatie in Duitsland waar het Constitutionele Hof het ongrondwettelijk verklaarde om leraressen te verbieden een hoofddoek te dragen voor de klas. In Frankrijk zou een dergelijke uitspraak ondenkbaar zijn. Het feit dat onderwijzers geen religieuze symbolen mogen dragen is namelijk al sinds het einde van de negentiende eeuw in de grondwet verankerd.

In Frankrijk bestaat het principe van de laïcité, dat uniek is in de wereld. Hoewel het woord niet in de officiële wapenspreuk van de Franse Republiek voorkomt (zoals de misleidende titel van deze column wel suggereert), wordt er veel naar verwezen in bijvoorbeeld toespraken van politici of de president. Laïcité vormt immers één van de grondbeginselen van de Franse staat. Er bestaat echter geen duidelijke Nederlandse vertaling: het betekent zoveel als ‘seculier’ en komt neer op een strikte scheiding tussen religie en staat. Het woord is afgeleid van de Griekse term laos, dat verwijst naar de eenheid van een bevolking, gezien als ondeelbaar. Laïcité wordt gezien als een oppositie tegen het idee dat een bepaalde groep zich apart kan zetten en meer rechten opeist ten opzichte van de rest van de samenleving.

Hoewel de vraag of onderwijzers een hoofddoek mogen dragen in Frankrijk nooit een punt van discussie is geweest, zorgde de vraag of de scholieren zelf hiertoe wel het recht hebben in de laatste twee decennia van de twintigste eeuw tot veel controverse. Uiteindelijk is er in 2004 een wet aangenomen die een algemeen verbod voorschreef op scholen voor het dragen van duidelijk zichtbare religieuze symbolen zoals kruizen, hoofddoeken en keppeltjes. Dit verbod geldt trouwens eveneens voor alle Franse ambtenaren, zoals agenten en postbodes (ja, de post in Frankrijk is nog steeds een onmiskenbaar symbool van de staat).

‘Le cléricalisme, voilà l’ennemi!’

Tegenwoordig komt het begrip laïcité hoofdzakelijk naar boven in het debat over de plek van de Islam in Frankrijk. Enerzijds zijn er mensen die het principe met verve verdedigen omdat het de absolute gelijkheid van alle religies in de samenleving garandeert. Anderen menen echter dat het de vrijheid van moslims in het bijzonder onderdrukt. De Islam is echter niet de eerste religie die zich wel eens bedreigd voelt door de republikeinse ideologie. De laïcité dateert immers uit een tijd waarin Frankrijk heel kort door de bocht gezegd te verdelen was in twee kampen: het katholieke conservatieve kamp van Jeanne d’Arc en het progressieve republikeinse kamp van Marianne.

Tijdens de Franse Revolutie werd de eenheid tussen kerk en staat voor het eerst verbroken. Een groot aantal geestelijken werd een kopje kleiner gemaakt en de kerkgebouwen kwamen in handen van de staat. De scheiding werd officieel vastgelegd in de grondwet van 1795. Om na de onrust van de revolutie de godsdienstvrede te herstellen sloot Napoleon Bonnaparte vanuit politieke redenen als Premier Consul in 1801 een verdrag met Paus Pius VII. Met dit concordaat verzoende Napoleon grote groepen katholieken opnieuw met de republiek, anderzijds gaf het de Franse staat de macht om zelf bisschoppen te benoemen. Deze situatie zou gedurende de hele negentiende eeuw blijven bestaan.

Pas tijdens de Derde Republiek (1870-1940) vonden er ingrijpende veranderingen plaats. Deze republiek (we zitten vandaag de dag overigens in de Vijfde), heeft het langst bestaan en wordt beschouwd als de gouden tijd van het parlementaire regime. De politici die het parlement domineerden geloofden in een maatschappij van vrijheid, rede en vooruitgang. Zij waren geïnspireerd door het positivisme van Auguste Comte en organiseerden zich in de vrijmetselaarsloges. Nu zij aan de macht waren konden ze het land ‘republikaniseren’. De toenmalige leider van de republikeinen, Léon Gambetta, sprak zich al snel uit voor de officiële scheiding tussen kerk en staat en de afschaffing van het concordaat van Napoleon. Gambetta beschreef het klerikalisme als de vijand die het leger, de bureaucratie en het onderwijs infiltreerde en domineerde. Hij sprak in het Franse parlement de legendarische woorden: ‘le cléricalisme, voilà l’ennemi!’

De laïcité in het onderwijs

In de jaren 1880 werden onder de toenmalige minister van Onderwijs Jules Ferry een aantal wetten aangenomen die bepaalden dat het onderwijs in Frankrijk gratis, verplicht èn laïque werd. De onderwijsprogramma’s, de docenten en de klaslokalen moesten voldoen aan het principe van de laïcité. Dit betekende bijvoorbeeld dat er geen christelijke kruizen mochten hangen in de klaslokalen en dat onderwijzers er geen mochten dragen. De overheid creëerde speciale scholen waar de onderwijzers werden opgeleid, de zogenaamde écoles normales. Het gelaïciseerde en verplichte onderwijs werd het belangrijkste ideologische instrument van de Republiek. De onderwijzers werden gezien als het wapen dat de toekomst van de Republiek moest veiligstellen tegenover de invloed van het klerikalisme.

Na de laïcisering van het onderwijs was de tweede stap het wettelijk vastleggen van de scheiding tussen kerk en staat. Aan het begin van de twintigste eeuw kregen de radicale antiklerikale republikeinen steeds meer invloed in het parlement en al snel kwam het tot een diplomatieke breuk tussen Frankrijk en het Vaticaan. Er volgde een eindeloos debat over de wet die de scheiding tussen kerk en staat zou moeten regelen. Na bijna een jaar van fel politiek debat werd op 9 december 1905 deze symbolische voltooiing van de laïcisering in Frankrijk officieel.

Let op: men spreekt officieel van ‘la séparation des Églises et de l’État’, wat duidelijk aangeeft dat de scheiding niet enkel de katholieke kerk betrof, maar ook andere geloven en culten. Met de komst van deze wet kwam er ook een einde aan het concordaat. Een saillant detail is overigens dat vanwege het feit dat in 1905 de Elzas en een deel van Lotharingen nog behoorden tot het Duitse Keizerrijk, het concordaat in deze departementen vandaag de dag nog steeds van kracht is. Als gevolg hiervan worden de bisschoppen van Metz en Straatsburg nog altijd benoemd door de Franse president.

Antiklerikaal of antireligieus?

Kunnen we deze wetten beschouwen als antireligieus? Het valt inderdaad niet te ontkennen dat veel van de politici die aan de tekentafel ervan stonden bij wijze van spreken iedere vrijdag rood vlees aten. Echter, de laïcité was niet bedoeld om religie te onderdrukken. De republikeinen waren meestal wel antiklerikaal, maar niet antireligieus. Vaak wordt artikel 2 geciteerd als men spreekt over de wet van 1905: ‘De Republiek erkent, betaalt, of subsidieert geen enkel geloof’. Maar men vergeet vaak artikel 1: ‘De Republiek garandeert de gewetensvrijheid evenals de vrije uitvoering van alle geloven.’ De laïcité in Frankrijk garandeert dus enerzijds de neutraliteit van de staat tegenover religie, en anderzijds dat iedere burger ook het recht heeft om zijn of haar geloof te belijden. De wet van 1905 was in die zin vooral een compromis.

Na de aanslagen van afgelopen januari in Parijs ligt het woord weer in alle monden van de Franse samenleving. Sommigen zijn van mening dat de toepassing van de laïcité verder moet worden aangescherpt. Vorige week sprak Nicolas Sarkozy zich uit voor de afschaffing van de vervangende maaltijden die in de kantines van de Franse scholen worden geserveerd voor leerlingen die geen varkensvlees eten. Frankrijk bevindt zich volgens de oud-president in een republikeinse crisis en zou daarom geen uitzonderingen moeten maken als het gaat om de laïcité. Anderen stellen weer de vraag of de laïcité niet op een nieuwe manier onderwezen en toegepast dient te worden. Men spreekt dan bijvoorbeeld van een laïcité positive, waarbij meer aandacht is voor godsdienstonderwijs om zodoende voor meer onderling begrip te zorgen. De omgang met het begrip laïcité heeft zich door de tijd heen geëvolueerd; het lijkt erop dat het een project is waarvan het einde voorlopig nog niet duidelijk zal worden.

Wietse Stam ParisWietse Stam (1991) studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en rondde zijn studie af met een verblijf aan de Université de Strasbourg . Hier deed hij onderzoek voor zijn bachelorscriptie over de publieke opinie in de Elzas over Maarschalk Pétain. Daarnaast was hij voorzitter van Historische Studievereniging Leiden (HSVL) in het collegejaar 2010-2011. Vorig jaar begon hij aan de Researchmaster History (Political Culture & National Identity) aan de Universiteit Leiden waar hij zich specialiseert in de contemporaine politieke geschiedenis van Frankrijk. Momenteel studeert hij voor een jaar aan Sciences Po Paris waar hij onderzoek doet naar de kritiek op de Franse Senaat tijdens de Derde Franse Republiek.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven