Het zijn bizarre dagen in Parijs. Er hangt een grimmige sfeer: veel politie op straat en mijn universiteit staat onder constante bewaking, zoals voorgeschreven door het anti-terreurplan van de regering. Het jaar had niet slechter kunnen beginnen voor Frankrijk. De gruwelijke aanslagen hebben het land diep getroffen. Maar de massale bijeenkomsten van de afgelopen dagen op de Place de République, met als hoogtepunt de indrukwekkende Marche Républicaine van afgelopen zondag, wekken de indruk van een sterk gevoel van nationale eenheid en solidariteit. Voor een vergelijkbare spontane menigte in de straten van Parijs moet men terug naar de bevrijding van de stad in augustus 1944. Bovendien kan men, met de aanwezigheid van zoveel wereldleiders, spreken van een historische gebeurtenis. Het sprak allemaal sterk tot de verbeelding. We zagen een Frankrijk zoals we het kennen uit de geschiedenis van revoluties: schouder aan schouder op straat om de waarden van de Franse republiek te verdedigen. Tijdens de stille mars werden er hier en daar de leuzen ‘Liberté!’ en ‘Fraternité!’ gescandeerd, ook barstte de Marseillaise regelmatig spontaan los. Maar de vraag is hoelang deze ogenschijnlijke ‘republikeinse eenheid’ zal standhouden. Frankrijk is namelijk geraakt op een kwetsbaar moment. De terroristische acties vonden plaats in een land dat in een zware depressie verkeert. Een republikeinse mars zal dit sombere Frankrijk van gisteren niet zomaar als sneeuw voor de zon doen verdwijnen. Welke plek le 11 janvier 2015 in de geschiedenisboeken krijgt zal dus nog moeten blijken.
In de traditionele nieuwjaarstoespraak van de Franse president probeerde François Hollande de Fransen er nog van te overtuigen dat ze moeten geloven in de vitaliteit van hun land en de toekomst. De twee Franse Nobelprijswinnaars van dit jaar werden er met de haren bijgesleept, evenals de actieve rol die Frankrijk speelt in het handhaven van de vrede in de wereld. Het gebrek aan positieve energie in de Franse maatschappij frappeerde mij al toen ik twee jaar geleden in Straatsburg studeerde, maar nu ik terug ben in Parijs is bij het openslaan van de kranten duidelijk merkbaar dat de Franse zwaarmoedigheid een absoluut dieptepunt heeft bereikt. Oud-president Nicolas Sarkozy beweerde dat zijn politieke comeback hoofdzakelijk is gemotiveerd door de constatering van deze Franse depressie (zie column: De verlosser, een Franse fascinatie)
Een goede indicator van dit pessimistische sentiment is het gigantische succes van het in oktober 2014 verschenen boek van journalist Éric Zemmour, getiteld Le suicide français. Je zou het kunnen zien als de Franse variant van het boek van de Duitse politicus Thilo Sarrazin, Deutschland schafft sich ab (2010). Zemmour, die een Algerijns-Joodse achtergrond heeft, is columnist bij de rechtse krant Le Figaro en vaste tafelgast bij het tv-programma On n’est pas couché, de Franse variant van De wereld draait door. In zijn 500 pagina’s tellende bestseller stelt Zemmour dat Frankrijk verkeert in een mentale crisis en naarstig op zoek is naar zijn identiteit. In de afgelopen veertig jaar heeft Frankrijk volgens hem zijn eigen graf gegraven. De Franse Gouden Eeuw kwam ten einde met het aftreden van president De Gaulle in 1969. Sinds de studentenrevolutie van mai ’68 zou de politieke en culturele elite het land hebben ‘afgebroken’. De afbraak is volgens Zemmour gefaciliteerd door onder andere de homobeweging, het feminisme, de massa-immigratie, de islamisering, het neoliberalisme en de Europese Unie. Bovendien stelt Zemmour dat het met de Nazi’s collaborerende Vichy-regime de redding is geweest voor veel Franse Joden. Dit is een bekende theorie die door verschillende historici al lang en breed is weerlegd. Zemmour heeft een zeer pessimistische -zeg maar gerust- fatalistische boodschap voor zijn landgenoten: Frankrijk stevent af op complete chaos en mogelijk zelfs een burgeroorlog. ‘Frankrijk kwijnt weg, Frankrijk is dood’, schrijft Zemmour in zijn epiloog. Deze boodschap heeft duidelijk iets geraakt bij de Fransen, want Le suicide français is met een teenlengte afstand na Merci pour ce moment van ex-presidentsvrouw Valéry Trierweiler, het op één na best verkochte boek van 2014.

Het succes van Zemmours pessimistische boodschap is een zoveelste malheur voor de Franse regering die aan alle kanten wordt bekritiseerd. Daarom ging president Hollande op 15 december in de tegenaanval. Hij gebruikte hiervoor een interessant wapen: de officiële inauguratie van het reeds in 2007 geopende Nationale Museum voor de Geschiedenis van Immigratie. Het museum, dat overigens is gehuisvest in het voormalige hoofdgebouw van de koloniale tentoonstelling van 1931, heeft een grote symbolische betekenis. Onder het presidentschap van Jacques Chirac werd een commissie van vooraanstaande immigratiehistorici aangesteld om het project te realiseren. Het museum werd in 2007 geopend voor het publiek, gelijktijdig met de intrek van de kersverse president Nicolas Sarkozy in het Élysée. Sarkozy had zijn overwinning onder andere te danken aan zijn beloftes met betrekking tot een strenger immigratiebeleid. Hij creëerde dan ook een ministerie van Immigratie en Nationale Identiteit. Vrijwel alle historici uit de commissie stapten vervolgens op van hun post uit protest tegen het samenbrengen van deze in hun ogen twee gescheiden begrippen. Sarkozy, geïrriteerd door deze Fronde van historici, besloot vervolgens weg te blijven bij de opening van het nieuwe museum.
Zelf besloot ik er wel even een kijkje te nemen. Ik was alleen niet bijzonder onder de indruk van de zeer bescheiden tentoonstelling, die naar mijn beleving op zichzelf geen recht doet aan de enorme symboliek ervan. Dat neemt niet weg dat het museum dus al enige jaren als een roestige degen ongebruikt in de kast lag, en nu plotseling goed van pas kwam om een politiek statement te maken. Bij de inauguratie van het museum hield Hollande een lange toespraak waarin hij zijn charge uitvoerde op Sarkozy, Marine Le Pen en de ‘zemmourisation’ van de Franse geest. Hollande verdedigde Frankrijk als ‘een van de oudste immigratielanden van Europa’ en onderstreepte de verrijkende bijdrage die immigranten hebben geleverd aan het land. Het was duidelijk dat Hollande reageerde op Zemmours tirade in zijn oproep te waken voor ‘demagogen die angst gebruiken om Frankrijk te ontwrichten’. In plaats van achter Zemmour aan te lopen, zouden we volgens Hollande naar historici moeten luisteren: ‘Het geheugen van een natie heeft als handicap dat ze te vaak het verleden bekijkt met de ogen van het heden, daarom hebben we historici nodig.’ Hollande citeerde tevens een uitspraak van de Franse opperhistoricus Fernand Braudel: ‘Het verleden van Frankrijk definiëren, is het situeren van de Fransen in hun eigen bestaan.’ Ik vermoed dat Hollande een handje is geholpen door de bekende Franse historicus Benjamin Stora, een goede vriend van de president die bovendien in september door Hollande zelf benoemd werd tot voorzitter van de nieuwe museumcommissie.
Ode aan de historicus
Hollandes ode aan de historicus is op zijn plaats. Historici zijn er namelijk als enigen in geslaagd een effectief weerwoord te geven aan Zemmours essay; door te wijzen op onjuistheden, selectief bronnengebruik en anachronismen. De reacties in de media en politiek daarentegen waren voor Franse begrippen betrekkelijk fel. Premier Manuel Valls liet weten dat hij het boek ‘niet de moeite waard vond om gelezen te worden’. In kranten en op televisie werden de stellingen van Zemmour op een soms hysterische manier verketterd. Maar tot mijn grote verbazing wordt er nauwelijks ingegaan op de vraag waarom dit boek zo’n groot succes is. De meest interessante vraag lijkt mij immers: waar komt de huidige Franse onzekerheid vandaan? Het is waar dat de Fransen sowieso niet echt bekend staan om hun optimistische kijk op het leven. Zo vormt zwaarmoedigheid een centraal thema in de Franse literatuur (romanschrijver Louis-Ferdinand Céline beweerde bijvoorbeeld: ‘Een mens kan nooit bang genoeg zijn.’). Uit een recent onderzoek, dat is gehouden in 51 landen, bleek dat de Fransen het meest pessimistische volk zijn ter wereld zijn. Maar waarom bereikt juist nu de Franse melancholie een dieptepunt? Wetenschappers wijzen op verschillende elementen. Voorbeelden zijn het zeer selectieve en competitieve onderwijssysteem, de sterke gehechtheid aan de staat van de Fransen en hun bovenmatig hoge verwachtingen ervan, evenals het ondoordringbare en elitaire politieke stelsel.
Volgens de Franse historicus Christophe Prochasson ligt een belangrijke oorzaak van de pessimistische wond in de relatie van de Fransen met hun geschiedenis. Frankrijk is natuurlijk op Europees gebied een belangrijk land, maar speelt lang niet meer de rol op het internationale toneel die ze voor 1940 innam. Deze realiteit is echter een zeer lange tijd gemaskeerd, in het bijzonder door de presidenten Charles de Gaulle en François Mitterrand, aldus Prochasson. Persoonlijk ben ik van mening dat Jacques Chirac hier gemakkelijk aan toegevoegd zou kunnen worden. Deze nationale iconen hebben de grootsheid van het land, en het idee dat Frankrijk een speciale missie heeft in de wereld, sterk gecultiveerd. Na hun vertrek zijn veel Fransen hierin blijven geloven. Juist nu, in een globaliserende wereld, wordt deze illusie steeds meer verdreven. Terwijl het rookgordijn van grandeur optrekt, rouwt Frankrijk om een kadaver waarvan het niet wil accepteren dat het dood is.
President Hollande laat zich omringen door historici en heeft laten weten dat hij in 2015 veel meer over ‘Frankrijk’ zal gaan praten. Op deze manier hoopt hij Marine Le Pen te treffen èn te bestrijden op het uitgeputte slagveld van de Franse nationale trots. Door de gebeurtenissen van de afgelopen week hebben veel Fransen het verloren vertrouwen tijdelijk teruggevonden in hun protest tegen terrorisme. Ongetwijfeld zal François Hollande de komende tijd gebruik blijven maken van dit reflex. Maar het valt nog te bezien of Frankrijk daadwerkelijk in staat zal zijn het gevoel van nationale eenheid en solidariteit vast te houden. Zal er ook echt sprake zijn van een Frankrijk vóór en een Frankrijk ná 11 januari 2015? Franse historici speculeren er al enthousiast over in de media. Of zullen de aanslagen juist een vergroting van de maatschappelijke spanningen tot gevolg hebben? Hoelang zal het duren voor de Fransen besluiten het dikke boek van Zemmour weer op te pakken en verder te gaan waar ze waren gebleven, om zo terug te vallen in hun depressie. Ik ben benieuwd welke rol historici hierbij zullen gaan spelen. Maar ook hoe wij, als historici, er over tien jaar op terug zullen kijken.
Wietse Stam (1991) studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en rondde zijn studie af met een verblijf aan de Université de Strasbourg . Hier deed hij onderzoek voor zijn bachelorscriptie over de publieke opinie in de Elzas over Maarschalk Pétain. Daarnaast was hij voorzitter van Historische Studievereniging Leiden (HSVL) in het collegejaar 2010-2011. Vorig jaar begon hij aan de Researchmaster History (Political Culture & National Identity) aan de Universiteit Leiden waar hij zich specialiseert in de contemporaine politieke geschiedenis van Frankrijk. Momenteel studeert hij voor een jaar aan Sciences Po Paris waar hij onderzoek doet naar de kritiek op de Franse Senaat tijdens de Derde Franse Republiek.