Recensie | Trainwreck: Woodstock ’99

Verschillende momenten zijn uitgeroepen tot de dood van de sixties: de Manson-moorden, Altamont, de oliecrisis… Misschien zijn verschillende sixties wel op verschillende momenten ter aarde besteld. Wie beelden van Woodstock 1999 in Trainwreck: Woodstock 99 (sinds deze maand op Netflix) heeft gezien, kan echter niet anders concluderen dan dat dit festival op zijn minst een nagel in een doodskist moet zijn geweest. De documentaireserie, die begint met een slagveld bezaaid met as en uitgebrande auto’s, stelt ons grote vragen: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Wat betekende het? En welke droom is in die drie dagen gestorven?

Iconisch tijdsdocument

Er bestaat geen krachtiger tijdsdocument dan Woodstock ’69. Hoewel het ‘slechts’ een muziekfestival was, sijpelde in elke seconde van het legendarische concert de boodschap van een generatie door. Eén van ontwapenend optimisme, en van strijdlust tegenover de heersende, cynische tijdsgeest. Waar de sixties zich tot dan toe lieten lezen als het tijdperk van Vietnam, van politieke en racistische moorden, associëren we het decennium sinds Woodstock massaal met culturele revolutie en de Summer of Love. Woodstock maakte de hippiegeneratie en de bijbehorende boodschap onvergetelijk.

Toen Michael Lang, organisator van ’69, besloot het in 1999 allemaal nog eens over te doen, kondigde hij dus meer aan dan een concert: hij deed een beroep op een Amerikaanse mythe. Hij zag hoe de generatie van zijn kinderen opnieuw werd geteisterd door ’s lands geweldstraditie (o.a. in Columbine), en wilde de ‘contra’-traditie van peace & love ertegenover zetten. Het werd een fiasco: de driedelige documentaire Trainwreck laat zien hoe het paradijs een pandemonium werd.

Pandemonium Woodstock

Trainwreck is een zorgvuldig met getuigenissen en beeldmateriaal opgebouwd verslag van incompetentie, hebzucht en geweld. Op het eerste gezicht zien we vooral een portret van een opgefokt en oppervlakkig tijdperk. De aanwezige generatie van ’99 is vanaf het eerste moment niet geïnteresseerd in peace & love, en geobsedeerd door seks en drugs. De sfeer op het terrein is een soort parodie op de Amerikaanse ‘jock-’ of binkcultuur: overal staan opgefokte jongens te schreeuwen, te slopen en vrouwen lastig te vallen. Akelig voorbeeld is het interview met een jong meisje dat plots omringd wordt door zulke jongens, en in enkele seconden verandert van stralend naar doodsbang; en dat is hoe ze zich gedroegen mét een camera in de buurt. Na het festival deden vier vrouwen aangifte van verkrachting.

Net als in ’69 wordt de gedachte van een generatie in Trainwreck omgezet naar muziek, van agressieve hardrock tot hoofdpijnklanken in een house-hangaar. De agressie van het 250.000-koppige publiek wordt opgestookt door met name Limp Bizkit en Red Hot Chili Peppers, met ongelooflijke taferelen tot gevolg. Het is zonde die te verklappen. Niet zozeer omdat de ramptoerist dan minder lol uit de documentaire haalt, als wel omdat de opbouw van verbijstering onderdeel van de boodschap is: elk Bregmansiaanse vertrouwen in de mens wordt zorgvuldig, stap voor stap aan flarden gescheurd. Het uiteindelijke maanlandschap van verwoesting wordt niet alleen bedekt door de as van Woodstock ’99, maar ook door die van ’69. Juist de kracht van die dertig jaar oude droom, die Amerikaanse tegenbeweging van optimisme boven cynisme, maakt de mislukking van ’99 zo dramatisch.

De hebzucht van oude hippies

De documentaire is virtuoos in het ondergraven van eenvoudige verklaringen. Zeker, de generatie van ’99 wordt vernietigend geportretteerd, maar minstens zo bizar is het amateurisme van de organisatie, nota bene geleid door voornoemd hippielegende Michael Lang. De organisatie besloot om het winstoogmerk op nummer één, twee en drie te zetten; Woodstock ’69 en ’94 hadden immers alleen maar geld gekost. Door die prioriteit maken Lang en kompaan John Scher de ene blunder na de andere. Verbijsterend is de keuze om het festival op een oude legerbasis te houden, met dikke verdedigingsmuren die mensen moesten beletten om (als in ’69 en ’94) het terrein gratis op te lopen. Niets aan die locatie straalde echter enige peace & love uit, en in de 38 graden veranderde de betonnen basis ook nog eens in een bakoven. Water, medische hulp en zelfs schaduw waren afwezig, en in een andere vlaag van verstandsverbijstering was de catering uitbesteed aan roofkapitalisten, die schaars bevoorraad en met woekerprijzen op kwamen dagen. Toen de tekorten toenamen, werd de prijs van water doodleuk verdubbeld. Van ellende begon het publiek rioolwater te drinken, dat in rivieren over het terrein stroomde, tussen de eindeloze bergen afval door. De hierdoor ontstane woede kon niet in bedwang worden gehouden: om kosten te besparen had de organisatie slechts een handvol ongeïnteresseerde amateurs als beveiliging aangesteld.

Lang en Schers reacties uit 1999 zijn stuitend in hun relativering, en hun hedendaagse nabeschouwingen zijn niet veel beter. Trainwreck laat zien dat de veranderende cultuur geenszins is voorbijgegaan aan de hippiegeneratie zelf: het is niet zozeer dat de nieuwe generatie minder inspireert dan die van ’69, maar dat er een algehele cultuuromslag lijkt te hebben plaatsgevonden. 

Geen eenvoudige antwoorden

De grote kracht van de documentaire, en de reden dat die het genre van “shockdoc” ruim overstijgt, is de slimme manier waarop elke eenduidige oorzaak van dit drama wordt ondergraven. Als verklaring voor de misogyne sfeer wordt gewezen naar films uit die tijd, naar MTV-oppervlakkigheid en de aanwezige opfok-muziek, maar niets dekt de hele lading. Hoe moeten we dit lezen, in een tijd waarin maatschappelijke spanningen die van de jaren ’90 ruim overtreffen? Als portret van één generatie, van pre-metoo machismo? Of als parabel tegen roofkapitalisme? In de recensies klinkt hier en daar wat kritiek op het gebrek aan duiding in Trainwreck, maar dat show don’t tell is juist buitengewoon effectief. De documentaire is niet geïnteresseerd in Woodstock ’99 als geïsoleerd geval dat we eenvoudig kunnen verklaren, daarvoor is de context van ’69 te veel onderdeel van de Amerikaanse mythologie. Sluitende conclusies zouden geen recht doen aan de opbouw, want een culturele nachtmerrie toont zich niet als voldongen feit; het is een blijvend enigma. Geen antwoorden, maar twijfels. Juist daarom beklijft het slagveld van Woodstock: het is pure, verpletterende lelijkheid, zonder excuus. Dát is wat Trainwreck vertelt, en dat doet het met verve.      

Door Gijs van Engelen


Trainwreck: Woodstock ’99 is te zien op Netflix.


Gijs van Engelen (1996) is historicus en literatuurwetenschapper, gespecialiseerd in de Russische en Amerikaanse cultuur. Hij schrijft voor De Zelfspodcast en is bezig aan een roman.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven