Recensie | Anton Tsjechov – De Dertig Beste Verhalen

Wetende dat Anton Tsjechov (1860-1904) algemeen wordt beschouwd als de grootste toneelschrijver na Shakespeare, en als de grootste verhalenschrijver ooit, verbaast het in eerste instantie hoe weinig hij ons geeft. Want waar gaan De dertig beste verhalen eigenlijk over? Een beetje liefde, wat eerzucht, een natuurbeschrijving. Die weinig opzienbarende plots worden bovendien bevolkt door dezelfde armlastige boeren, decadente aristocraten en hardwerkende middenstanders die we kennen uit andere Russische klassiekers, maar ogenschijnlijk zonder Dostojevski en Tolstojs historisch-filosofische vergezichten.

Toch zien we gaandeweg in dat hier iets groots wordt verricht. Bijna elke laatste pagina van deze verraderlijk simpele verhalen is niets minder dan een stomp in de maag van de lezer. Plotseling klikt er iets in elkaar, een mechanisme dat het hele verhaal lang bijna achteloos, onderhuids is beginnen te draaien. Een Russisch uurwerkje openbaart zich, waarin elk eenvoudig woord en zinsdeel perfect blijkt afgesteld om het geheel te laten wentelen. Al ruim een eeuw proberen andere schrijvers Tsjechovs truc te kopiëren, maar lukken doet het niet, omdat het proces zo ongrijpbaar is. Buitengewoon subtiel worden we meegezogen in bepaalde verwachtingspatronen en we begrijpen pas wat er is gebeurd als de (vaak droevige) finale aanbreekt.

Onvermogen

We zien personages plotseling hoe ze er door Tsjechovs brilletje uitzien: weerloos ten opzichte van hun eigen karakter, en machteloos ten opzichte van de wereld om hen heen. Dat laatste behoeft wat uitleg. Tsjechov schreef vlak voor de twintigste eeuw, toen de hoop op een modern Rusland allang was gekomen en vervlogen. De intelligentsia had verandering beloofd, maar niet geleverd. Wat restte was een verwesterde, kritische blik op een archaïsche samenleving, waarin oude zekerheden afbrokkelden en hoop op verandering naïef leek. Tsjechovs personages, die uit alle lagen van het Russische leven afkomstig zijn, gaan daarom gebukt onder hun onvermogen iets zinvols te ondernemen, verstikt door het verval om zich heen.

Dat wil niet zeggen dat elk verhaal duidelijk historisch is ingebed, en ook niet dat er niets te lachen valt. De toon is juist licht, hoewel de melancholie overal doorheen schijnt. Er zijn vage mijmeringen over een naderende ommezwaai, die bij de moderne lezer alle alarmbellen doen rinkelen (Tsjechov zou de Russische Revolutie overigens niet meemaken, door zijn vroege dood aan TBC). Dat Tsjechov nog steeds door zo veel mensen wordt omarmd als de ultieme schrijver, is echter niet door het inzicht dat hij geeft in het gevoel van algehele entropie in Ruslands fin de siècle. De reden is dat zijn verhalen inzicht geven in een algemeen menselijke kwetsbaarheid ten opzichte van historische situaties, die zo dwingend zijn dat ze er uiteindelijk zelf aan bijdragen.

De personages uit De dertig beste verhalen zijn niet altijd sympathiek, maar hun gebreken volgen zo duidelijk uit de stuurloze aard van hun tijd, dat de hele mensheid in deze verhalen naar voren komt als een aandoenlijk stel doelloze ploeteraars. Hoewel zijn stijl niet sentimenteel is (zijn toneelstukken zijn zelfs hilarisch), maakt Tsjechovs literatuur dus wel degelijk sentimenteel: lezers zullen de neiging moeten onderdrukken om naar buiten te lopen en een arm om een willekeurige medemens te slaan.

De toon

De geruchten zijn, met andere woorden, waar: Tsjechov is een van die schrijvers die je moet lezen. Een best of compilatie als deze is dus aantrekkelijk, maar weet wel dat er iets bijzonders mee aan de hand is: hij is vertaald door Hans Boland. In de discussie tussen letterlijke en vrije vertalers bevindt Boland zich zodanig aan het extreme uiteinde van die laatste groep, waardoor sommigen zich afvragen of je hier als lezer nog wel met Tsjechov van doen hebt, of vooral met Boland zelf.

De vraag is of dat ertoe doet. In Het Nederlands van Tsjechov, het boekje dat hij schreef over deze nieuwste vertaling,maakt Boland een principieel onderscheid tussen Че́хов en Tsjechov, en betoogt dat een letterlijke vertaling nooit het wezenlijke van de eerste kan overbrengen naar de tweede, omdat Russisch niet alleen een andere taal is, maar ook een andere manier van denken. Het boek is een feest om te lezen voor iedereen die zich in taal interesseert, omdat Boland de kleinste details van het vertaalproces demonstreert. Die openheid is echter ook een gevaar, want Bolands keuzes zijn makkelijker te beoordelen dan ooit. Het is, eerlijk gezegd, lastig aan de conclusie te ontkomen dat hij aan het meest heilige onderdeel van de brontekst heeft zitten morrelen: de toon. Het wringt dat we middenin een verhaal van de door en door melancholieke Tsjechov over “tietjes” lezen, over “grietjes” en een “allejezus goeie lucht”. In de bijlage worden die keuzes niet overtuigend gerechtvaardigd: sfeer lijkt simpelweg onvoldoende vertegenwoordigd in het denken van de vertaler.

Stijlbreuk

In de negentiende-eeuwse literatuur werd bij uitstek geprobeerd om de auteur onzichtbaar te maken. Tsjechov was een meester van dat “naadlozerealisme”, een stijl die wezenlijk bijdraagt aan de minutieus verborgen opbouw van zijn verhalen. Als de vertaler zich vervolgens nadrukkelijk in de tekst profileert met allerlei stijlbreuken, kunnen we dus spreken van sabotage. Voor de historisch geïnteresseerde lezer is het onvergefelijk als de oorspronkelijke stijl en dus boodschap op deze manier wordt vertroebeld.

En toch: wanneer het sowieso al meesterlijke maar sober geschreven Steppe door Boland als een brommer wordt opgevoerd tot er “tuimelkruid tolde struikelend en stuiterend alle kanten uit” staat, dan versterkt dit de oorspronkelijke sfeer alleen maar. Een écht sterk oordeel vellen over deze eigenwijze vertaler blijft dus lastig. Lees daarom deze bundel wel, maar misschien pas na een eerste kennismaking met Tsjechov in een andere vertaling. Dat Tsjechov gelezen moet worden, dat moge duidelijk zijn.

Door Gijs van Engelen.


Steun Jonge Historici, bestel deze boeken via Athenaeum Boekhandel

Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma

Anton Tsjechov, De dertig beste verhalen.
Vertaald door Hans Boland.
Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2021. 752 pagina’s.
ISBN: 978 90 253 1205 3
€49,99

Hans Boland, Het Nederlands van Tsjechov: Pleidooi voor een emancipatie van de vertaalkunst.
Uitgeverij Pegasus, 2021. 160 pagina’s.
ISBN: 978 90 6143 477 1
€19,50


Gijs van Engelen (1996) is historicus en literatuurwetenschapper, gespecialiseerd in de Russische en Amerikaanse cultuur. Hij schreef essays voor De Groene Amsterdammer en Elsevier Weekblad en is redactiestagiair bij Tonny Media, waar hij onder meer schrijft voor De Zelfspodcast.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven