Recensie | Anton van Hooff – Klassieke liefde

Er zijn sinds mensenheugenis autoriteiten geweest die proberen voor te schrijven hoe mensen hun seksualiteit moeten ervaren. De huidige coronacrisis lijkt daar een herhaling van te worden. Na het uitbreken van het virus in Nederland werden alleenstaanden, in tegenstelling tot stellen, door het RIVM geadviseerd om zich te onthouden van elk seksueel contact. Onacceptabel, betoogde sociaal wetenschapper Linda Duits in het Parool, want seks en intimiteit zijn mensenrechten. Organisaties als Soa Aids Nederland wierpen zich daarom als leermeesters op richting de Nederlandse regering en sindsdien heeft het RIVM de veiligheidsmaatregelen rondom seks voor singles aangepast – al zijn ze volgens Duits inmiddels weer teruggedraaid.

Rond het begin van de jaartelling was het de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso (43 v.Chr.- 17 n.Chr.) die zich in zijn werk Ars amatoria (Liefdeslessen) opwierp als leermeester in liefde en seks. Wellicht als reactie op de seksueel moralistische wetten die keizer Augustus vanaf 23 voor Christus implementeerde, schreef Ovidius als een ware geleerde poëet (poeta doctus) over de kunst van het verleiden, versieren en vrijen. Oudhistoricus Anton van Hooff gebruikte zijn werk om de historische realiteit van liefde en seks in de Oudheid te illustreren, resulterend in het boek Klassieke liefde; Eros en seks naar Ovidius.

Lessen in liefde en seks

Van Hooff gaat de volgorde van de hoofdstukken uit Ovidius getrouw af: beginnend bij hoe jonge Romeinen de affectie van mooie meisjes dienden te winnen, langs de manieren om de gewonnen liefde vast te houden; maar ook bezoekjes aan prostituees of affaires met getrouwde vrouwen waren tips die Ovidius zijn lezers meegaf: dit waren volgens hem namelijk dé vrouwen bij uitstek die de mannen van Rome en Pompeii de fijne kneepjes van het liefdesspel bij konden brengen; maar ook belangrijke zaken als anticonceptie vergat de dichter niet – net als nu zat niet elke Romein te wachten op de souvenirtjes die uit seks kunnen voortkomen! De dokters van toen raadden vrouwen bijvoorbeeld aan om goed geoliede sponsjes in hun vagina aan te brengen of om hard te niezen na de vrijpartij.

Van Hooff brengt dit soort boeiende historische feitjes aan het licht, door bij elk onderwerp over te stappen van Ovidius naar andere auteurs, andersoortige bronnen, en andere gebieden rond de Middellandse Zee. Door deze aanpak loopt de tekst op een zeer vertakkende manier, van de hoofdbron, de Liefdeslessen, naar ‘bijbronnen’, en daarmee van hoofdonderwerp naar deelonderwerpen. Dit werkt in sommige delen van het boek beter dan in andere. Zeker in de middelste hoofdstukken over het huwelijk, kinderen en ontrouw, die elkaar wat betreft informatie sowieso al overlappen, is het overzicht ver te zoeken. Het maakt het voor de lezer des te moeilijker om een algemeen beeld te krijgen van de plaats van liefde en seksualiteit binnen de klassieke samenleving.

Poëzie

Het belang van poëzie weegt dan ook zwaarder. Het moet gezegd worden dat Van Hooff, die de favoriete metrums van Ovidius duidelijk onder de knie heeft, zo nu en dan de poëet in zichzelf naar voren weet te brengen. Dit gebeurt het beste in het derde hoofdstuk, over pornè, pornografie en prostituees. Hij begint in dit hoofdstuk met de bekende inscripties die zijn gevonden in de bordelen van Pompeii. Destijds achtergelaten door de klanten van de etablissementen, geven de teksten blijk van hun waardering voor de hoeren die hen het beste bevielen – of juist precies het tegenovergestelde. In de tweede helft van het hoofdstuk vertelt van Hooff hoe Ovidius deze vrouwen met zijn gedichten probeerde te wapenen. Hij eindigt het hoofdstuk met de iconische zelfspot van de dichter: “[Ovidius verklaart] zijn missie volbracht te hebben. Nu mogen de meisjes op hun beurt hun veroveringen voorzien van de inscriptie: Naso was mijn meester.” (blz. 92) Het hoofdstuk is met die uitsmijter, op talloze poëtische manieren, helemaal rond.

De rest van het boek kent echter heel wat gebreken. De belangrijkste daarvan is het ontbreken van een duidelijk doel. Is het boek geschreven ter vermaak? Of is het, in de lijn van Ovidius, om de lezer te onderwijzen? De auteur schippert tussen de twee, maakt nooit een duidelijke beslissing en kan de twee maar moeilijk combineren.

Poeta doctus?

Daardoor verwordt Klassieke liefde – net als het eerder gerecenseerde Lessen in genot van Herman Pleij – tot niet meer dan nóg een werk waarmee lezers zich lekker kunnen verkneukelen over al het vreemds van de menselijke seksualiteit. En dat terwijl Van Hooff zichzelf meermaals de gelegenheid geeft om als een moderne poeta doctus het belang van kennis over de geschiedenis van seksualiteit over te dragen. Hij neemt de lezer mee langs onderwerpen waar nog volop over wordt gediscussieerd, zoals de posities van courtisanes en getrouwde vrouwen. Maar hij kiest er veelal voor om er niet verder op in te gaan. Van Hooff mist daarmee de kans om het moderne publiek een handvat te reiken om haar eigen seksualiteit, en daarmee zichzelf, vanuit een historisch perspectief te bekijken.


Anton van Hooff, Klassieke liefde. Eros en seks naar Ovidius.
Uitgeverij Omniboek, 2020. 336 pagina’s.
ISBN: 9789401916486
€22,50


Jasmijn Groot (@jasmijnschrijftgeschiedenis) heeft Geschiedenis en Oudheidkunde gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Ze specialiseert zich in Gender Studies en vrouwengeschiedenis. Tijdens haar studie was ze onder andere redactrice voor Skript Historisch Tijdschrift en CODEX Historiae en sinds haar afstuderen blijft ze schrijven voor Jonge Historici en andere media.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven