Recensie | Benjamín Labatut, De Maniac & Het blinde licht

De deels in Nederland opgegroeide Chileen Benjamín Labatut brak in 2020 internationaal door met Het blinde licht, een meesterlijke verhalenbundel over waanzin en ontdekking in de wetenschap. In opvolger De Maniac keert hij terug naar datzelfde thema, ditmaal vooral aan de hand van de legendarische wiskundige John von Neumann. In de Nederlandse pers werd het boek volop geprezen, de Volkskrant benoemde het zelfs tot boek van het jaar. Maar is het niet gewoon een minder geslaagde herhaling van zetten?

Abstracte wetenschap als avonturenroman

Wat een waanzinnig boek is Het blinde licht. De vijf verhalen, steeds portretten van wetenschappers in de eerste helft van de twintigste eeuw, vertellen over die fascinerende periode waarin onze kennis van het universum in een stroomversnelling kwam. Bij Labatut leest het als een donkere ontstaansmythe van de moderniteit, als het langzaam openen van één of andere doos van Pandora. Een parade van enigmatische figuren komt langs, grote geleerden als Heisenberg, Schrödinger en de doorgedraaide Grothendieck. Allemaal wilden ze de raadsels van de wereld oplossen, maar ergens onderweg maakten ze die – juist omdat ze hun werk zo waanzinnig goed deden – een groter vraagteken dan ooit tevoren, iets sinisters bijna. Het langste verhaal gaat over de weg naar het ongrijpbare gedrocht van de kwantummechanica. De theorie is zo cryptisch maar tegelijkertijd zo onontkoombaar dat zelfs Einstein van de natuurkunde vervreemd raakte. Het mag een waanzinnige prestatie heten dat Labatut erin slaagt zulke theorieën begrijpelijk uit te leggen, maar tegelijkertijd ook de onderliggende dreiging over te brengen, duidelijk te maken wat een man als Einstein er zo aan verontrustte. Al die buitengewoon abstracte ontdekkingen zijn van de eerste tot de laatste pagina spannend als een thriller.

Labatut schrijft non-fictie literatuur, wat wil zeggen dat hij zichzelf wat vrijheden gunt om de psyche van die grote namen in te duiken: hoe kan een mens zich een voorstelling maken van de kleinste deeltjes, laat staan er iets nieuws in ontdekken? De aanpak past goed bij zijn thematiek. Sprekend over zijn schizofrene dochter, zei de briljante schrijver James Joyce eens dat zij zonk naar de diepten waar hijzelf vrijwillig naartoe zwom. Labatut is duidelijk geïnteresseerd in die dunne scheidslijn tussen waanzin en genialiteit. Hij laat zien hoe grote ontdekkingen vaak werden gedaan in een staat die het midden hield tussen dat zwemmen en zinken in. Soms leverde dat een wereldveranderende theorie op, soms een geestelijke instorting.

De Maniac begint met een tragisch voorbeeld van dat laatste  scenario. Paul Ehrenfest, wiens huis op de mooiste plek van Leiden nog steeds te zien is, raakte zo gedeprimeerd door de ontwikkelingen in zijn vakgebied, dat hij zichzelf en zijn zoon van het leven beroofde. Het voelt als het zesde verhaal van Het Blinde Licht, en is net zo geslaagd als de eerste vijf. Daarna volgt echter de rest van De Maniac. In dat langere medium is Labatut, ondanks zijn geweldige talent, verzopen.

John von Neumann

De roman gaat over John von Neumann (1903-1957), een legendarische Hongaars-Amerikaanse wiskundige. Het is een voor de hand liggende onderwerpkeuze voor Labatut. De sterk apocalyptische toon van zijn verhalen suggereert een rode draad, een doemprofetie over de richting van de wetenschap, en niemand belichaamt die dreiging, dat verlies van de menselijke maat meer dan John von Neumann. Hij was onmiskenbaar een genie, leverde op zeer jonge leeftijd wiskundige grondslagen voor de kwantummechanica, ontwikkelde vroege computers. Hij loste eeuwenoude wiskundige problemen op in luttele minuten, bedacht de speltheorie, had impact op de computer- en klimaatwetenschap, de economie, de natuurkunde, de biologie, en ga zo maar door. Maar hij hielp ook met het bouwen van de kernbom, en ontwikkelde zijn computers vooral om berekeningen uit te voeren voor een waterstofbom.

Hij was anders dan de rest, rekende sneller, dacht sneller. Maar in tegenstelling tot die andere genieën uit zijn tijd, was hij geen groot denker. Een moreel kompas interesseerde hem niet. Terwijl Oppenheimer – zoals we afgelopen jaar allemaal in de bioscoop hebben gezien – na Project Manhattan veranderde in een doemdenkende zenuwlijder, werkte Von Neumann vrolijk verder aan nóg zwaardere bommen. Nee, hij vond het geen probleem om de wetenschap voor destructieve doeleinden te gebruiken, zijn wereldbeeld was kil en cynisch genoeg om er zelfs van te genieten. Hij was een voorstander van nucleaire bewapening, fantaseerde hardop over computers die slimmer waren dan mensen. Niet voor niets trekt Labatut een verband tussen Von Neumann en de hedendaagse dreiging van de kunstmatige intelligentie.

Een saaie romanfiguur

Von Neumanns leven en (vooral) carrière worden in elk hoofdstuk vanuit een ander perspectief verteld. Dat is een groot verschil met de korte verhalen uit Het blinde licht, waarin Labatut zeer overtuigend in het hoofd van getroebleerde wetenschappers kruipt. Von Neumann wordt daarentegen nooit een écht personage. Het feit dat hij juist niet getroebleerd was maakt hem, volgens Labatut, een dreigender figuur, een eerlijker belichaming van de nieuwe wetenschap, die op gespannen voet staat met de mens(elijk)heid. Dat maakt hem als romanfiguur vooral saai. Deels omdat de kernbom een lompere metafoor is dan, bijvoorbeeld, de horror van zwarte gaten uit Het blinde licht. De dreiging is daar subtieler, poëtischer. Project Manhattan is bij Labatut dan ook opvallend oninteressant.

Het zit hem ook in stilistische keuzes. De vertellers wisselen elkaar dan wel per hoofdstuk af, maar ze zeggen allemaal ongeveer hetzelfde, en in dezelfde stijl. Bovendien blijft alles ermee aan het oppervlakte. Af en toe lijkt het alsof we het cv van John von Neumann doornemen: “en toen ontdekte hij dit, en toen dat.” De combinatie van zulk Wikipedia-proza (“de speltheorie, die inhoudt dat…”) en de meer typische, apocalyptische Labatut-toon (“de wereld zou nooit meer hetzelfde zijn…”) botsen zodanig dat De Maniac soms niet alleen eentonig, maar ook ronduit lelijk is geschreven. Jammer, want dat Labatut zeer getalenteerd is, is na het lezen van zijn kortere stukken overduidelijk. Gelukkig bevat De Maniac er daar ook twee van, want na de roman volgt nog een min of meer losstaand verhaal van zo’n tachtig pagina’s, over de adembenemende tweekamp go (een moeilijkere versie van dammen) tussen mens en machine. Dat verhaal, net als dat over Ehrenfest, is zó goed dat je Labatut de misser ertussenin bijna zou vergeven. Het is alleen jammer dat die tweederde van het boek beslaat.

Door Gijs van Engelen


Benjamín Labatut, Het blinde licht.

Atlas Contact, 2020. 224 pagina’s.
ISBN: 9789025458164
€17,50

Benjamín Labatut, De Maniac.
Meridiaan uitgevers, 2023. 380 pagina’s.
ISBN: 9789493169937
€26,50


Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel

Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma


Gijs van Engelen (1996) is schrijver en presenteert de podcasts Geschiedenis Inside en Taalpolitie.

Berichten gemaakt 1256

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven