Recensie | Christiane Stallaert – Het verdriet van Spanje

España: het land van de Costa del Sol, de Flamenco, Don Quixote, de Sagrada Familia of de Camino de Santiago en een niet te missen deel van de Europese landkaart. Maar onder deze zonnige, toeristische oppervlakte gaat een geschiedenis schuil die veel Spanjaarden allerminst zijn vergeten en die recentelijk weer in het wereldnieuws is gekomen met het unilaterale Catalaanse onafhankelijkheidsreferendum van 2017 en de verwijdering van het stoffelijk overschot van Francisco Franco uit de Vallé de Los Caidos op eind 2019. Het voortbestaan van Spanje is dan ook, getuige de Spaanse geschiedenis, helemaal niet zo’n vanzelfsprekendheid: dit kan men afleiden uit Het Verdriet van Spanje: Een natie op zoek naar zichzelf, het nieuwe boek van de Belgische Hispanologe Christiane Stallaert.

De Twee Spanjes

De leidraad van het eerste van de drie delen van Stallaerts boek is het concept van de ‘Twee Spanjes’: een tegenstelling in de Spaanse geschiedenis die men terug kan leiden tot 722 na Christus. In dit jaar werd de islamitische verovering van het Visigotische Koninkrijk tot staan gebracht in het noordelijke Asturië, waarvan de bevolking geheel katholiek bleef. Tussen 722 en 1492 zouden de zogenoemde ‘oud-christenen’ vanuit Asturië langzaamaan Iberië heroveren: de Reconquista. Op fascinerende wijze vertelt Stallaert hoe zelfs een gebrek aan hygiëne en het eten van varkens symbolen werden van de middeleeuwse oud-christenen die hen differentieerden van het ‘andere Spanje’: de Moren en Joden van al-Andalus. Op deze wijze werden de oud-christenen een unieke etnisch-religieuze groep die voorouderlijke trouw aan het katholieke geloof gelijk stelde aan ‘bloedzuiverheid’.

Waar de christelijke koninkrijken van tijdens de Reconquista een plaats toekende aan andersgelovigen – zij het in een gesegregeerd kaste-systeem – werd het Spanje van na de Val van Granada in 1492 in toenemende mate een land dat geobsedeerd was met bloedzuiverheid. De Reconquista van al-Andalus werd een interne Reconquista en alles werd in het werk gesteld om de ‘puurheid’ van het oude Visigotisch Rijk te herstellen en de oud-christenen aan de macht te houden. In 1492 verdreven de Katholieke Koningen – Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië – de Joden collectief uit Spanje. Zij werden al snel gevolgd tussen 1501 en 1525 door de aan de islam vasthoudende Moren. De afstammelingen van de Moren en Joden die zich tot het christendom hadden bekeerd – de zogenoemde ‘nieuw-christenen’ – ontkwamen niet aan deze uitsluiting. Zij werden vervolgd door de Spaanse Inquisitie en benadeeld door het uitvaardigen van bloedzuiverheidswetten. In 1609 verdreef Filips III ook de Morisken (Moorse christenen) collectief uit Spanje.

De zelf-amputatie van Spanje stopte hier niet. Achtereenvolgens werden door de eeuwen heen ook protestanten, verlichtingsdenkers, liberalen, socialisten, anarchisten en regionale nationalisten symbolen van het ‘andere Spanje’ en werden zij een doelwit voor conservatieve Spanjaarden. In deze context moet men volgens Stallaert de Carlistenoorlogen van de negentiende eeuw en uiteindelijk de Spaanse Burgeroorlog en het Franco-regime plaatsen.

Het einde van de interne Reconquista?

Het tweede deel van het boek wijdt Stallaert aan de opkomst van regionale nationalismen die de Spaanse natiestaat in haar bestaan bedreigen in de moderne tijd en die onbedoeld een ommekeer teweeg lijken te brengen in de Spaanse traditie van uitsluiting. Specifiek gaat Stallaert in op separatistische en autonomistische bewegingen in Baskenland, Catalonië en Andalusië en het juist extreem-Spaanse nationalisme van de Noord-Afrikaanse enclave Ceuta. Het Keltische nationalisme van Galicië komt vreemd genoeg alleen aan bod in een epiloog van het boek. Dit is jammer, temeer omdat de Spaanse ultranationalist per uitstek – Francisco Franco – zelf uit Galicië kwam en Santiago de Compostella een belangrijk symbool van het Spaanse katholicisme is. Dit had een interessante paradox op kunnen leveren.

Niettemin weet Stallaert overtuigend in het derde deel van het boek – dat zich toespitst op contemporain Spanje – over te brengen dat de opkomst van deze regionale bewegingen er onder andere voor gezorgd hebben dat Spanje van koers is gewijzigd. Waar eens het ‘andere Spanje’ uitgesloten werd neemt Madrid sinds het herstel van de Spaanse democratie in 1978 een verzoenende houding aan, zij het tot op zekere hoogte: de Sefardische Joden hebben een verontschuldiging gekregen van de Spaanse regering voor hun uitwijzing in 1492, maar de Morisken hebben een dergelijk gebaar nog niet ontvangen. Daarnaast is het interessant dat Spanje in recente jaren een land van massa-immigratie is geworden, en dat er hierdoor ondertussen weer een islamitische gemeenschap aanwezig is.

Een andere nieuwe ontwikkeling is dat magnaten uit Saudi-Arabië massaal landbouwgrond opkopen in het door de uitwijzing van de Morisken schaarsbevolkte Extremadura, een ironie die Stallaert als volgt omschrijft: ‘En zo wordt land dat “500 jaar” geleden, na de herovering op de Moren, in de hand van Kerk en adel was beland, vandaag door de afstammelingen van de reconquistadores doorverkocht aan Arabische oliesjeiks.’ Dit zijn feiten waar veel conservatieve Spanjaarden mee worstelen, getuige de opkomst van nieuwe ultranationalistische partijen als Vox, en de regionale nationalisten roeren zich ook nog altijd. Het is dan ook de vraag hoe succesvol dit nieuwe Spaanse overheidsbeleid zal blijken te zijn: hierover doet Stallaert geen aannames.

De Tragedie van het zichzelf-amputerende Spanje

Het Verdriet van Spanje is een groot succes dat ironisch genoeg enkel door uitsluitingen bezoedeld wordt. Het ontbreken van een hoofdstuk over Galicië is een gemis. Daarnaast sprenkelt de auteur korte tussenstukjes over een case-study van een dorp in Extremadura door haar narratief heen die te oppervlakkig zijn om een grote impact achter te laten, zij het dat er wel vermakelijke quotes in te lezen zijn en er ook een tragisch familieverhaal in wordt verhaald dat wel degelijk in de grotere geschiedenis van Spanje te passen is. Kortom, het boek was er allicht bij gebaat geweest als het wat langer was geweest.

Dit neemt niet weg dat Het Verdriet van Spanje slaagt in het doel om de contemporaine Spaanse geschiedenis in een grotere context te plaatsen die helemaal teruggaat tot 722. Wie echter verwacht dat dit boek voorspelt of Spanje ook daadwerkelijk uit elkaar zal vallen in de nabije toekomst zal teleurgesteld worden: hier zegt Stallaert, wellicht wijselijk, niets over. Dit boek moet meer worden gezien als een verklaring voor waarom Spanje is zoals het vandaag de dag is en als zodanig kan ik het absoluut aanraden voor wie meer wil leren over dit land.


Christiane Stallaert, Het verdriet van Spanje. Een natie op zoek naar zichzelf.
Uitgeverij Vrijdag, 2020. 296 pagina’s.
ISBN: 9789460018985
€24,95


Tim de Wit (1992) is afgestudeerd als historicus aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en de University of Georgia. Hij specialiseert zich in Amerikaanse negentiende-eeuwse geschiedenis – specifiek die van het Amerikaanse Zuiden, de Amerikaanse Burgeroorlog en het overheidsbeleid ten opzichte van Native Americans. In het kader van het laatste heeft hij onderzoek ter plaatse gedaan in Oklahoma over hoe de lokale volken de Amerikaanse Burgeroorlog beleefden. Tegenwoordig is hij werkzaam op het International Office van de VU en geeft hij groepsrondleidingen op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven