Voor degenen die de vaderlandse geschiedenis na J.H.C. Blom huilend achter zich hebben gelaten zal De geboortepapieren van Nederland (een samenwerkingsproject tussen Elsevier en het Nationaal Archief) een verademing zijn in de vorm van helder, prima leesbaar Nederlands. Voor kenners zal het werk echter weinig nieuws bevatten. Voor wie het dan wel bedoeld is, behalve misschien de Elsevierlezer, blijft onduidelijk.
Het boek bestaat uit moderne hertalingen van de Unie van Utrecht uit 1579, de Apologie van Willem van Oranje uit 1581 en het Plakkaat van Verlating uit 1581. De teksten worden ingeleid door Coos Huijsen, oud-politicus met een zwakke plek voor het koningshuis en een groot historisch plichtbesef, en Geerten Waling, promovendus in Leiden en mede-oprichter van de Jonge Historici. Enkele jaren terug beklaagde Waling zich in een opiniestuk in de Volkskrant nog (terecht) over de ‘dewerelddraaitdoordisering’ van geschiedschrijvend Nederland. Hij noemde de ‘Flappie-generatie’ herkenbaar en afgezaagd en riep op tot een frisser geluid van jonge onderzoekers met meer bevlogenheid en minder chagrijn.
De geboortepapieren van Nederland is aan de ene kant inderdaad een optimistisch verhaal waarin een redelijk genuanceerd beeld voldoende stof tot nadenken geeft. Aan de andere kant is het wel een verhaal dat al vaak verteld is: de watergeuzen dit, de Hertog van Alva dat, eenheid, opstandigheid, idealisme. Suggesties: kijk liever eens naar de rol van de zuidelijke Nederlanden. Of de plotselinge verbondenheid van het volk met Willem van Oranje. Hoe ontstond die en waarom is die nu nog relevant? Was de gewetensvrijheidsclausule nu meer principieel of pragmatisch? Waren de Beeldenstormers helden of eigenlijk gewoon een stel gewelddadige extremisten?
Nergens wordt voldoende benadrukt dat de gewesten in eerste instantie door Karel V, dus veel eerder dan de Unie van Utrecht, onder grote tegenzin tot één staat werden verenigd. Dat die Unie eigenlijk vooral een militair verbond was waar het ‘grauw’ niets mee te maken had. Of dat er onderling nog veel gevochten werd; er helemaal niet overal zoveel religieuze tolerantie was; en er bovendien ondertussen nog volop handel met Spanje gedreven werd. Verzwegen wordt bovendien dat Nederland eigenlijk min of meer per ongeluk een republiek werd en de gewesten ondanks hun roep naar wederzijds respect tussen vorst en volk allerlei incapablen vroegen om het land te komen besturen. Eenheid en idealisme waren kortom in de praktijk soms ver te zoeken.
Naast een vernieuwende kijk ontbreekt er dus ook een kritisch weerwoord. Zinsnedes als “waarin een klein land groot kan zijn” kunnen bovendien écht niet meer. Voor een boek over Nederland wordt wel erg vaak herhaald dat de Amerikaanse en de Franse Revolutie zoveel op die van ons leken. En dat ergens onze naam in een brief van Thomas Jefferson over de Onafhankelijkheidsverklaring werd genoemd. En dat wij met ons Plakkaat bovendien tweehonderd jaar eerder waren. Minstens.
Die herhaling kan trouwens nog een andere oorzaak hebben. Een hoop problemen hadden wellicht voorkomen kunnen worden als er iets beter geredigeerd was. De stijl schommelt tussen een gezellige klei-animatie door de HKU met voice-over van Astrid Joosten, en een te laat gepensioneerde leraar die wel veel weet maar zijn kennis niet meer aan zijn verveelde leerlingen over weet te dragen. Vervolgens worden er wel overal netjes citaten vermeld, maar de ene keer wordt bij een smeuïg detail over Kaat Mossel toegevoegd dat er weinig bronnen zijn, terwijl de andere keer Willem van Oranje’s laatste woorden nog maar eens verbatim herhaald worden zonder deze disclaimer. Afbeeldingen zijn vaak slordig ingezet of voegen niet echt iets toe.
Onduidelijk blijft daardoor ook wat nu precies de bedoeling en vooral dus de doelgroep is van dit boek. De nog steeds gortdroge moderne hertalingen van de teksten lijken weinig geschikt voor populaire geschiedschrijving en zoals gezegd valt er voor experts uit de duidingen weinig te halen. Door de slordige en haast goedkope opmaak zou je het boek liever onder een stapel kranten naast de koffietafel leggen dan erop. Een poging om het Nationaal Archief te promoten zou wellicht beter geslaagd zijn als de teksten gewoon in oorspronkelijke stijl afgedrukt waren. En dan wel met de moderne hertaling en inhoudelijke bespreking ernaast en met afbeeldingen die tastbaarder zijn en naar meer smaken.
De ware reden tot schrijven die in het nawoord toch duidelijk lijkt te worden – namelijk de oproep tot een nationale feestdag op 26 juli, de dag waarin ‘we’ onafhankelijk werden – lijkt ons gezellig, maar wellicht wat overdreven. In ieder geval overtuigt De geboortepapieren van Nederland nu nog niet genoeg. We hoeven echt niet alle in het verleden behaalde successen kapot te relativeren, maar voor echte “historische lotsverbondenheid” is toch meer samenhang en een betere link naar de huidige situatie nodig. Het ontbreekt Huissen en Waling daarvoor niet aan kennis, maar aan balans. Door het bijna schizofrene karakter van het werk, dat volgens sommigen toch iedere Nederlander in de kast zou moeten hebben, blijft nu te onduidelijk welke Nederlander dat dan precies is.
Vera Oosterom (1988) studeerde eerst Engels (bachelor en master) en studeert nu Geschiedenis. De raakvlakken tussen verhalen en feiten blijven interessant, maar ook de dingen die juist niet verteld worden. Daarom gaat haar bachelorscriptie over de nog steeds onderbelichte de problematiek in voormalig Nederlands-Indïe. Ze wil geen lerares worden.