Urk, daar moet je zijn voor een ‘achterhaald’ geloof, drugscriminaliteit en een brutale afkeer van Brussel. Toch? Dit voormalige eiland komt doorgaans niet bijster positief in het nieuws. Zulke berichtgeving biedt vaak slechts een vluchtig inkijkje. Het visserijverleden springt minder in het oog. Historica Eva Vriend doet de historie van plaatsen aan de voormalige Zuiderzee, waaronder Urk, uit de doeken in haar fraaie boek Eens ging de zee hier tekeer. Het verhaal van de Zuiderzee en haar kustbewoners. Ze trekt grote lijnen, maar verliest het menselijke perspectief nooit uit het oog. Het gaat haar om de metamorfose van Zuiderzee naar IJsselmeer, maar niet minder om een eerlijk beeld van de gemeenschappen die leefden van het water, voorbij hijgerige mediaframes.
Grote greep
Vriend schuwt de grote greep niet. Ze heeft de stambomen van vier families in kaart gebracht: Van den Berg uit Urk, Kwakman uit Volendam, Hopman uit Spakenburg en Van Eekelen uit Wieringen. Aan de hand van de grootouders, de opa’s, vader en zonen vertelt ze het verhaal over het leven aan de kust en op zee. Het waren de mannen die de zee op gingen, al komen ook de vissersvrouwen aan bod. Doordeweeks waren de mannen veelal op zee en draaiden de vrouwen het huishouden en het huishoudboekje. Vriend baseert zich op archiefstukken, talloze publicaties en tientallen interviews. Het verhaal begint in de late middeleeuwen, toen de Zuiderzee de vorm kreeg die zo lang het aangezicht van Nederland zou bepalen. Pas met de voltooiing van de Afsluitdijk (1932) zou hierin verandering komen. De historica levert, kortom, zowel chronologisch als methodisch een veelomvattend werk.
Beeldvorming
Op de binnenzee, aanvankelijk een ‘drabbige kom’, ontstond na verloop van tijd steeds meer bedrijvigheid. De kom groeide uit tot het ‘belangrijkste verkeersplein’ in de zeventiende eeuw. Maar de handelsschepen ontgroeiden de ondiepe Zuiderzee. Kanalen, zoals het Noordhollandsch Kanaal (1824), werden in gebruik genomen. De blik ging naar de Noordzee. Hierdoor bloeide de visserij op de Zuiderzee als nooit te voren. Het hoogtepunt van de handel in vis lag rond 1900. Rond die tijd voeren ongeveer 1400 vissersboten met 3000 mannen aan boord, groot en klein, over deze zee. Met name de vissers uit de plaatsen Urk, Volendam en Spakenburg maakten de dienst uit. De bewoners in deze plaatsen werden steeds meer gezien als oer-Nederlanders. ‘Nobele wilden’, het soort lui, hardwerkend, eenvoudig en godsdienstig, waaraan het land de aloude glorie van de Gouden Eeuw te danken zou hebben.
In de twintigste eeuw ontstond echter een nieuw ideaal in Nederland, dat van een slimme ingenieur als Cornelis Lely. De Zuiderzee werd het IJsselmeer. Watermassa’s weken voor indrukwekkende polders, zoals de Noordoostpolder. Ondertussen werkten de vissers onverstoorbaar door. Zoals altijd gericht op de korte termijn: zoveel mogelijk vis binnenhalen. De Afsluitdijk (1932) maakte duidelijk dat de plannen realiteit werden, maar zolang de goede visvangsten de slechte vangsten aflosten, bleven de vissermannen uitvaren als altijd. Maar naarmate het aantal polders toenam en de vissen uit het IJsselmeer verdwenen, moesten steeds meer vissers, al dan niet geholpen door de staat, uitzien naar ander werk of uitwijken naar de Noordzee, zoals veel Urkers deden. Het ideaal van de nobele wilde verdween achter de horizon.
Hechte gemeenschappen
Eens ging de zee tekeer gaat over hechte gemeenschappen. De schade door stormen en overstromingen werd geregeld overschaduwd door de veerkracht van de vissers. Het bestaan was zwaar en onzeker waardoor men automatisch op elkaar aangewezen was. De vissers konden behoudend en besloten zijn, ‘alsof hun geest zich niet vormde naar de ruimte van de zee, maar naar het benauwde vooronder van hun visserschip’, schrijft Vriend. Tegelijk deden zich hartverwarmende initiatieven voor. Zoals in maart 1976, toen de Urker visser Jurie van den Berg van de radar verdween. De gereformeerde dominees op het voormalige eiland riepen op hem te zoeken. Niet minder dan 120 kotters voeren uit in de hoop Van den Berg te vinden. Ze vonden hem niet, maar dat lag niet aan de inzet van al die vissers.
Tot slot
Eens ging de zee hier tekeer is een boek over vissers. Soms wil Vriend wat veel. Zo passeert een hoofdstuk over de cafébrand in Volendam (2001). In dit hoofdstuk is de zee erg ver buiten beeld. De beste hoofdstukken gaan over de beeldvorming omtrent de gemeenschappen. Zo wijst ze het mediagenieke beeld van alom coke snuivende en losbandige jongeren, die op zondag met een schijnheilig gezicht plaatsnemen voor een vrome dienst, van de hand. Zo komt, schrijft de historica, in de plaatsen aan de voormalige Zuiderzee niet meer drugsgebruik voor dan elders. De georganiseerde misdaad is er zelfs relatief laag. Doordat Vriend dit soort kennis verwerkt in haar boek, is Eens ging de zee hier tekeer niet zomaar een lezenswaardig verhaal over een vervlogen verleden. Ze laat zien hoe de beeldvorming over deze gemeenschappen zich ontwikkelde en stelt haar behoedzaam samengestelde, historisch verantwoorde beeld ertegenover. Geschiedschrijving in optima forma: leesbaar, leerzaam en vermakelijk.
Door Christoph van den Belt.
Eva Vriend, Eens ging hier de zee tekeer. Het verhaal van de Zuiderzee en haar kustbewoners.
Atlas Contact, 2020. 368 pagina’s.
ISBN: 9789045036311
€24,99
Christoph van den Belt (1991) studeerde Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Tijdens zijn studie hield hij zich voornamelijk bezig met persgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis en religiegeschiedenis in de 19e en 20e eeuw. Sinds november 2016 is hij verbonden aan de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Ede, waar hij werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad in de periode 1960-heden.