Een maand nadat vorig jaar september het door de gemeente Amsterdam geïnstigeerde onderzoek over het slavernijverleden van de stad verscheen, deed Rotterdam dat nog eens dunnetjes over met een heus drieluik over ‘koloniaal Rotterdam’: een boek over het Rotterdamse slavernijverleden, een boek over de Rotterdamse koloniale geschiedenis, en een boek over Rotterdam als postkoloniale stad. Het tweede boek uit het rijtje, Het koloniale verleden van Rotterdam, vormt met zijn brede opzet het centrale werk van het project.
Net als in Amsterdam kwam het onderzoek tot stand kwam op initiatief van de gemeenteraad. Rotterdam voegt zich ermee bij een groeiend aantal Europese steden, waaronder Londen, Bordeaux en Glasgow maar ook Hamburg, Basel en Bern waarvan het koloniale verleden wordt uitgeplozen. Soms zijn dat wetenschappelijke publicaties, zoals hier, soms zijn het meer erfgoedprojecten met kaarten en wandelroutes. Binnen deze verzameling is dit Rotterdamboek een leesbare maar zeer goed gedocumenteerde bijdrage.
Van Aziëhandel tot zending
In Het koloniale verleden behandelen gerenommeerde auteurs in eigen hoofdstukken tien thema’s. Hierbij bewegen ze geleidelijk van de vroegmoderne geschiedenis naar de moderne tijd, om uit te komen in het hedendaagse Rotterdam. De eerste hoofdstukken gaan over de Rotterdamse betrokkenheid in het vroege kolonialisme van VOC en WIC, inclusief slavenhandel en plantageslavernij, waarna de bundel via deelthema’s als aan de koloniën verbonden industrie, museale collecties en immigratie uitkomt in het multiculturele Rotterdam van nu. Het zou onjuist zijn het boek alleen te zien als een vorm van stads- of streekgeschiedenis; het is eerder een detailstudie van een belangrijk centrum in de Nederlandse koloniale geschiedenis door de eeuwen heen.
Met deze brede opzet is het boek een kleine snoepwinkel voor wie geïnteresseerd is in de impact van het kolonialisme op het Europese ‘moederland’. Zulke brede overzichtswerken, ook al gaat dit boek dan over slechts één stad, bestonden er voor de Nederlandse context immers eigenlijk nog niet. De uitgebreide hoofdstukken laten veel ruimte voor voorbeelden, details en personen – al verwijzen de teksten helaas amper naar elkaar en overlappen ze met enige regelmaat. Sommige hoofdstukken zijn vooral syntheses van bestaande literatuur, andere brengen echt nieuwe perspectieven naar voren. Het hoofdstuk van Tom van den Berge laat bijvoorbeeld zien hoe Rotterdam als vestigingsplaats van belangrijke zendingsorganisaties de ‘moederstad’ van de Nederlandse zending was, waar bovendien ook de katholieke missionering een stevige voet aan de grond had. Het bewijst dat missie en zending ook binnen de koloniale geschiedenis bestudeerd moeten worden, iets dat bijvoorbeeld Franse en Britse historici al lang doen. En in hun bijdragen belichten Gerhard de Kok en Pauline van Roosmalen de koloniale connectie van de lokale industrie en van de Rotterdamse stadsontwikkeling, thema’s die gewoonlijk het domein zijn van de sociaaleconomische geschiedenis of de techniek- en architectuurgeschiedenis.
Koloniale verwikkeling, koloniale verbeelding?
Door deze diversiteit laat het boek zich lastig samenvatten. In het algemeen toont het dat de Rotterdamse deelname aan het Nederlands kolonialisme in de Caraïben en Zuidoost-Azië heeft bijgedragen aan de welvaart van de stadselite, aan industrialisatie en havenontwikkeling, aan Rotterdams culturele instellingen en aan zijn bevolkingssamenstelling. Tabaksfabrikant Van Nelle. levensmiddelengigant Unilever (dat tot vorig jaar een hoofdkantoor in Rotterdam had) en het Wereldmuseum zijn hier de uitkomsten van. Unilever, ontstaan uit een fusie van Nederlandse margarinemakers en Engelse zeepzieders die palmolie uit West-Afrika gebruikten, herinnert er bovendien aan dat veel van de koloniale verwevenheid die de auteurs waarnemen, transnationaal was: ‘koloniale’ handel kon ook met Franse of Britse koloniën gebeuren.
Tegelijk moest Rotterdam, ondanks de sterke koloniale dimensie van de lokale handel en scheepvaart, Amsterdam meestal voor zich dulden. In de twintigste eeuw, bijvoorbeeld, waren bedrijven met activiteiten in Nederlands-Indië beduidend vaker gevestigd in Amsterdam of Den Haag dan in de Maasstad. Hierdoor is het jammer dat het meer sociale en culturele aspect van het koloniale verleden relatief weinig aan bod komt: het boek besteedt minder aandacht aan wat al die verwevenheid nu betekende voor de Rotterdamse samenleving. Hoe belangrijk vond men de handel op de koloniën in de zeventiende eeuw, of de op koloniale grondstoffen gebaseerde industrie in de negentiende? In hoeverre waren gewone Rotterdammers zich bewust van de koloniale verwikkelingen van hun stad? En welke rol speelden de koloniale banden in het narratief en de identiteit van de stad, zoals de stadselite die construeerde? In het hoofdstuk over architectuur is het ontbreken van het unieke en imposante stadhuis (gebouwd tussen 1914-1920) bijvoorbeeld een gemis, en in het hoofdstuk over industrie waren de perspectieven van de betrokken arbeiders razend interessant geweest. De receptie en representatie van het koloniale verleden van Rotterdam blijven dus nog grotendeels buiten beeld. Als solide standaardwerk biedt het boek voor verder onderzoek echter een uitstekend uitgangspunt.
Door Miel Groten.
Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel
Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma
Gert Oostindie (red.), Het koloniale verleden van Rotterdam.
Boom uitgevers 2020. 487 pagina’s.
ISBN: 9789024432257
€34,90
Miel Groten (1992) is historicus en architectuurhistoricus. Hij promoveert aan de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoekt in zijn project locaties met koloniale connecties die bijdroegen aan het ontstaan van een imperiale cultuur in West-Europa.